Luchtvaartlandsverordening - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Luchtvaartlandsverordening

Publicatienummer: P.B. 2019, no. 4
Categorie: Geconsolideerde Tekst
Onderwerp(en): Luchtvaartlandsverordening
Ministerie: Verkeer, Vervoer & Ruimtelijke Planning
Datum ondertekening: 03-01-2019
Datum inwerktreding: 01-04-2002
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK IX Verkeer en vervoer)


LANDSBESLUIT van de 3de januari 2019, no. 19/0030, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Luchtvaartlandsverordening

HOOFDSTUK 1

Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. luchtvaart : het gebruik van luchtvaartuigen;
b. luchtvaartuigen : toestellen, die in de dampkring kunnen worden gehouden tengevolge van krachten, die de lucht daarop uitoefent, met inbegrip of met uitzondering van bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen toestellen;
c. vliegtuigen : luchtvaartuigen zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;
d. Curaҫaose luchtvaartuigen : luchtvaartuigen, die zijn ingeschreven in het nationa-liteitsregister van Curaçao of ten aanzien waarvan met betrekking tot de inschrijving het tweede lid van artikel 2 toepassing heeft gevonden;
e. Nederlandse luchtvaartuigen : luchtvaartuigen, ingeschreven in het openbare register, bedoeld in de Luchtvaartwet van Nederland;
f. buitenlandse luchtvaartuigen : luchtvaartuigen, ingeschreven in een buitenlands nationaliteitsregister;
g. luchtvaartterrein : delen van het territoir van Curaçao te land of te water ingevolge deze landsverordening aangewezen voor het landen en opstijgen van luchtvaartuigen, alsmede voor de bewegingen op de grond, die daarmee verband houden.
h. exploitant van een
luchtvaartterrein : de rechtspersoon te wiens naam ingevolge deze landsverordening een luchtvaartterrein wordt aangewezen;
i. luchtvaartmaatschappijen : ondernemingen, die geheel of gedeeltelijk hun bedrijf maken van het vervoer van personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen;
j. beroepsvervoer : vervoer met een luchtvaartuig van personen of goederen, niet zijnde eigen vervoer, luchtwerk of particulier ver-voer;
k. eigen vervoer : vervoer niet tegen vergoeding en uitsluitend ten behoeve van een eigen onderneming of bedrijf, van werknemers met een dienstverband van tenminste drie maanden bij die onderneming of dat bedrijf of van goederen;
l. geregeld luchtvervoer : een reeks van verkeersvluchten, waaraan het publiek kan deelnemen en welke worden uitgevoerd ten behoeve van het verkeer tussen twee of meer plaatsen, hetzij in over-eenstemming met een gepubliceerde dienstregeling hetzij met een zodanige regelmaat of frequentie, dat zij een duidelijk herkenbare systematische reeks vormen;
m. ongeregeld luchtvervoer : vluchten uitgevoerd anders dan in geregeld luchtvervoer;
n. luchtwerk : een beroepsmatig of in eigen beheer uitgevoerde activi-teit, welke is gericht op het uitvoeren van een niet-ver-voersvlucht, zoals nader omschreven krachtens deze landsverordening;
o. rondvlucht : een verkeersvlucht die aanvangt en eindigt op hetzelfde terrein en welke een tijdsduur heeft van ten hoogste 60 minuten;
p. particulier vervoer : het vervoer uitsluitend gericht op recreatie, zoals nader beperkt bij of krachtens deze landsverordening;
q. luchtverkeer : alle luchtvaartuigen die zich in de lucht bevinden of op een terrein ingericht voor het opstijgen en landen en de daarmede verband houdende bewegingen op de grond van luchtvaartuigen;
r. lid van het stuurhutpersoneel : een ieder die, officieel daartoe bevoegd zijnde, aan boord van een luchtvaartuig handelingen heeft te verrichten die van direct belang zijn voor de bediening van het luchtvaartuig tijdens de vlucht;
s. gezagvoerder : degene aan boord van een luchtvaartuig die de leiding heeft en verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht;
t. bouwwerken : elke constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal die op de plaats waarvoor zij is bedoeld, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
u. luchtwaardigheid : de voldoening van luchtvaartuigen aan de bij of krachtens deze landsverordening vastgestelde eisen;
v. verkeersvlucht : een vervoersvlucht uit commerciële doeleinden uitgevoerd door een onderneming die geheel of gedeeltelijk haar bedrijf maakt van het vervoer van personen of goederen met luchtvaartuigen;
w. de minister : de minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning.

HOOFDSTUK II

Luchtvaartcertificaten en Bewijzen van bevoegdheid

Afdeling 1

Inschrijving, nationaliteit en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen.

Artikel 2

  1. Het is verboden de luchtvaart uit te oefenen met een luchtvaartuig hetwelk;
    a. niet voorzien is van een geldig bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 3;
    b. niet voorzien is van een nationaliteitskenmerk en een inschrijvingskenmerk overeen-komstig het bepaalde in artikel 4;
    c. niet voorzien is van een geldig bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in artikel 5, en geldig voor het gebruik dat van het luchtvaartuig wordt gemaakt;
    d. niet in luchtwaardige toestand verkeert.
  2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
    a. in de gevallen, aangegeven bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen;
    b. indien door de minister op een daartoe strekkend verzoek ontheffing is verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 3

  1. Door de minister wordt een nationaliteitsregister gehouden. Buitenlandse luchtvaartuigen worden niet in dit register ingeschreven. Het register is openbaar.
  2. Het inschrijven van luchtvaartuigen in het register en het afgeven van het bewijs van inschrijving geschiedt door de minister naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  3. Een bewijs van inschrijving van een buitenlands luchtvaartuig is in overeenstemming met de wetgeving van het gebied, waar dit luchtvaartuig is ingeschreven.

Artikel 4

  1. Het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk van Curaçaose luchtvaartuigen worden door de minister vastgesteld. Zij bestaan uit letters en cijfers of een van beide en worden op een zodanige plaats en wijze aangebracht, als door de minister wordt voorgeschreven. Deze voorschriften worden openbaar gemaakt door middel van het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  2. Ten aanzien van buitenlandse luchtvaartuigen zijn het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk in overeenstemming met de wetgeving van het gebied waar het luchtvaartuig is ingeschreven.

Artikel 5

  1. Ten aanzien van Curaçaose luchtvaartuigen worden de bewijzen van luchtwaardigheid afgegeven, geschorst of ingetrokken door de minister naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen.
  2. Bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van luchtwaardigheid kunnen worden afgegeven, geschorst en ingetrokken door de minister naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen.
  3. Ten aanzien van buitenlandse luchtvaartuigen is een, krachtens internationale overeenkomst, in het land van registratie afgegeven geldig bewijs van luchtwaardigheid of van gelijkstelling vereist.

Afdeling 2

Luchtvaartpersoneel en bevoegdheden

Algemene gezondheidstoestand
Verbod gebruik van alcohol, drugs en psychotrope stoffen.

Artikel 6

  1. Het is een lid van het stuurhutpersoneel verboden de bediening waartoe hij is aangewezen, te verrichten:
    a. terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van alcohol of van een andere stof, waarvan hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met een andere stof – het vliegerschap kan verminderen, dat hij niet in staat moet worden geacht die bediening naar behoren te verrichten;
    b. indien hij door ziekte, vermoeidheid of andere oorzaken niet in staat moet worden geacht die bediening naar behoren te verrichten.
  2. De luchtvaartmaatschappij is verplicht al datgene te doen wat in haar vermogen ligt om ernstige lichamelijke of geestelijke vermoeidheid van leden van het stuurhutpersoneel bij de bediening van luchtvaartuigen te voorkomen en al datgene na te laten wat te dien aanzien een ongunstige invloed zou kunnen hebben.
  3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verrichten van werkzaamheden door een grondwerktuigkundige en het personeel belast met de luchtverkeersdienstverlening, bedoeld in artikel 7.

Bewijzen van bevoegdheid

Artikel 7

  1. Het is verboden een luchtvaartuig te bedienen zonder lid te zijn van het stuurhutpersoneel en anders dan in overeenstemming met de bevoegdheden en met inachtneming van de beperkingen vermeld in een aan hen door de minister afgegeven geldig bewijs van bevoegdheid of gelijkstelling.
  2. Ten aanzien van het bedienen van Curaҫaose luchtvaartuigen worden de bewijzen van bevoegdheid afgegeven, geschorst en ingetrokken door de Minister, naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  3. Ten aanzien van het in luchtwaardige toestand houden van Curaçaose luchtvaartuigen worden voor het grondpersoneel afgegeven, geschorst en ingetrokken de bewijzen van bevoegdheid als grondwerktuigkundige, naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  4. Ten aanzien van de luchtverkeersdienstverlening worden de bewijzen van bevoegdheid afgegeven, geschorst en ingetrokken door de minister naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  5. Bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van bevoegdheid kunnen worden afgegeven, geschorst en ingetrokken door de minister naar regels gesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  6. Ten aanzien van het bedienen van buitenlandse luchtvaartuigen is een krachtens internatio-nale overeenkomst afgegeven, buitenlands bewijs van bevoegdheid of van gelijkstelling vereist.
  7. Door de minister kan aan een houder van een niet Curaçaose bewijs van bevoegdheid een beperking of verbod met betrekking tot het bedienen van een luchtvaartuig worden opgelegd, voor zover hij van bovengenoemd bewijs gebruik maakt in het luchtruim van Curaçao.

HOOFDSTUK III

Vergunningen voor Luchtoperaties

Afdeling 1

Beroepsvervoer

Artikel 8

  1. Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald mag het beroepsvervoer met luchtvaartuigen binnen, naar of uit Curaçao, of met een binnen Curaçao gelegen punt als tussenstation, slechts geschieden door luchtvaartmaatschappijen aan wie daartoe bij landsbesluit respectievelijk door de minister vergunning is verleend.
  2. Een luchtvaartmaatschappij als bedoeld in het eerste lid is een rechtspersoon opgericht naar het recht van Curaçao, waarvan de hoofdzetel is gevestigd in Curaçao alwaar zij haar voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft en waarvan het overwegend deel van het aandelenkapitaal in handen is van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en waarvan de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming berusten bij deze ingezetenen.
  3. Een vergunning kan op aanvraag worden verleend voor een termijn van ten hoogste vijf jaar en wordt verleend voor geregeld of ongeregeld vervoer. De vergunning voor geregeld vervoer wordt verleend bij landsbesluit, de vergunning voor ongeregeld vervoer door de minister.
  4. Aanvragen om vergunning worden beoordeeld met inachtneming van de bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde regels.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Van een vergunning wordt mededeling gedaan in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

Verzekering

Artikel 9

Het is verboden beroepsvervoer te verrichten indien degene die dat vervoer verricht, niet te allen tijde volgens goed koopmansgebruik rechtsgeldig verzekerd is tegen schade waarvoor hij wettelijk aansprakelijk kan worden gesteld, met inbegrip van de risico’s voor de uit te voeren operaties. In ieder geval dient degene die dit vervoer verricht verzekerd te zijn tegen de burger-rechtelijke aansprakelijkheid voor:
a. dood of ernstig letsel van vervoerde passagiers;
b. verlies of ernstige beschadiging van vervoerde goederen;
c. dood of ernstig letsel van derden of schade toegebracht aan derden op het aardoppervlak of op/ onder het wateroppervlak.

Afdeling 2

Vluchtuitvoering

Vergunning tot vluchtuitvoering

en

Werk- en rusttijden

Artikel 10

  1. Het is verboden verkeersvluchten voor te bereiden en uit te voeren zonder een door de minister af te geven vergunning tot vluchtuitvoering. De vergunning wordt afgegeven naar regels vastgesteld bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden regels gegeven ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van verkeersvluchten met Curaçaose luchtvaartuigen, de werk- en rusttijden van de leden van het stuurhutpersoneel daaronder begrepen.
  3. Voor niet-verkeersvluchten en rondvluchten kunnen ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering daarvan, de werk- en rusttijden van de leden van het stuurhutpersoneel daaronder begrepen, in het belang van de algemene veiligheid, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gegeven.
  4. De in het tweede lid bedoelde regels voor werk- en rusttijden worden niet vastgesteld alvorens overleg is gepleegd met de verenigingen, die de leden van het stuurhutpersoneel vertegenwoordigen alsmede met de betrokken luchtvaartmaatschappijen.
  5. Op daartoe strekkend verzoek kan door de minister in bijzondere gevallen, voor zover de veiligheid zulks toelaat, ontheffing worden verleend van de in artikel 7, eerste lid, en in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde regels.

Afdeling 3

Andere activiteiten in de lucht

§ 1 Eigen vervoer

Artikel 11

  1. Door de minister kan uitsluitend ten behoeve van het eigen bedrijf of de eigen onderneming vergunning worden verleend voor het niet tegen vergoeding vervoeren van bedrijfswerknemers en bedrijfsgoederen.
  2. Een bedrijf als bedoeld in het eerste lid is een rechtspersoon opgericht naar het recht van Curaçao, waarvan de hoofdzetel is gevestigd in Curaçao alwaar zij haar voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft en waarvan het overwegend deel van het aandelenkapitaal in handen is van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en waarvan de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming berusten bij deze ingezetenen.
  3. Door de minister kan van het vereiste ten aanzien van de nationaliteit, zoals bepaald in het tweede lid, worden afgeweken.
  4. De vergunning wordt verleend telkens voor ten hoogste vijf jaar.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

§ 2 Particulier vervoer

Artikel 12

  1. Het is verboden met een luchtvaartuig particulier vervoer te verrichten, wanneer de houder of de gezagvoerder van het betrokken luchtvaartuig niet aannemelijk kan maken, dat het betreffende vervoer niet als beroepsvervoer, eigen vervoer, luchtwerk, of de activiteit beoogd door artikel 14 kan worden aangemerkt.
  2. Het is verboden particulier vervoer te verrichten met een luchtvaartuig met een toegelaten startmassa van meer dan 2000 kg.
  3. Door de minister kan ontheffing worden verleend van het tweede lid, indien de aanvrager aantoont dat met het luchtvaartuig, waarvoor de ontheffing is gevraagd, geen beroeps-vervoer, eigen vervoer, luchtwerk, of de activiteit beoogd door artikel 14, zal worden verricht en dat het vervoer veilig kan plaatsvinden.
  4. De in het derde lid bedoelde ontheffing wordt telkens verleend voor ten hoogste vijf jaar.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.
  8. Door de minister wordt de verleende ontheffing ingetrokken wanneer:
    a. de redenen, waarom de ontheffing is verleend, zijn komen te vervallen;
    b. de houder van de ontheffing de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen niet naleeft;
    c. in strijd wordt gehandeld met de wettelijke bepalingen.

§ 3 Luchtwerk

Artikel 13

  1. Door de minister kan ten behoeve van het verrichten van luchtwerk vergunning worden verleend.
  2. In het geval dat een bedrijf de vergunning, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt dient zij een rechtspersoon te zijn, opgericht naar het recht van Curaçao, waarvan de hoofdzetel is gevestigd in Curaçao, alwaar zij haar voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft en waarvan een overwegend deel der aandelen in handen is van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en waarvan de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming berusten bij deze ingezetenen
  3. In de vergunning wordt aangegeven welke werkzaamheden de houder van de vergunning gerechtigd is als luchtwerk te verrichten en met welk luchtvaartuig of welke luchtvaartuigen dit luchtwerk wordt verricht.
  4. De vergunning wordt telkens verleend voor ten hoogste vijf jaar.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Door de minister kan van het vereiste ten aanzien van de nationaliteit, zoals bepaald in het tweede lid, worden afgeweken.
  8. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

§4 Bijzondere activiteiten

Artikel 14

  1. Door de minister kan ten behoeve van het verrichten van een bijzondere activiteit in de lucht welke hetzij als een vervoersvlucht hetzij als een niet-vervoersvlucht is aan te merken doch van commerciële aard is, vergunning worden verleend.
  2. In het geval dat een bedrijf de vergunning, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt dient zij een rechtspersoon te zijn, opgericht naar het recht van Curaçao, waarvan de hoofdzetel is gevestigd in Curaçao, alwaar zij haar voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft en waarvan een overwegend deel der aandelen in handen is van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en waarvan de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming berusten bij deze ingezetenen.
  3. In de vergunning wordt aangegeven welke werkzaamheden de houder van de vergunning gerechtigd is te verrichten en met welk luchtvaartuig of welke luchtvaartuigen deze activiteit wordt verricht.
  4. De vergunning wordt telkens verleend voor ten hoogste vijf jaar.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Door de minister kan van het vereiste ten aanzien van de nationaliteit zoals bepaald in het tweede lid, worden afgeweken.
  8. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

§ 5 Rondvluchten

Artikel 15

  1. Door de minister kan ten behoeve van het uitvoeren van rondvluchten vergunning worden verleend.
  2. In het geval dat een bedrijf de vergunning, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt dient zij een rechtspersoon te zijn, opgericht naar het recht van Curaçao, waarvan de hoofdzetel is gevestigd in Curaçao, alwaar zij haar voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft en waarvan een overwegend deel der aandelen in handen is van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en waarvan de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming berusten bij deze ingezetenen.
  3. In de vergunning wordt aangegeven welke werkzaamheden de houder van de vergunning gerechtigd is te verrichten en met welk luchtvaartuig.
  4. De vergunning wordt telkens verleend voor ten hoogste vijf jaar.
  5. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  6. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  7. Door de minister kan van het vereiste van de nationaliteit, zoals bepaald in het tweede lid, worden afgeweken.
  8. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4

Vervoer gevaarlijke stoffen

Artikel 16

  1. Het is zonder een door de minister verleende vergunning verboden in een luchtvaartuig ontplofbare stoffen of andere gevaarlijke stoffen, radioactieve stoffen, vuurwapens of oorlogsmateriaal te vervoeren of te doen vervoeren.
  2. Door de minister worden regels gesteld waaraan bij het vervoer van gevaarlijke stoffen moet worden voldaan.
  3. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
  4. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
  5. Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 5

§ 1 Schorsing

Artikel 17

  1. Een vergunning wordt geschorst:
    a. wanneer niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8, vierde lid;
    b. wegens uitoefening van het vervoer of de betreffende activiteit in strijd met bij of krachtens deze landsverordening gegeven regels;
    c. wegens niet-inachtneming van de aan de vergunning verbonden voorschriften en beper-kingen;
    d. wegens strijd anderszins met wettelijke bepalingen.
  2. De schorsing wordt opgeheven zodra de redenen van de schorsing zijn komen te vervallen.

Artikel 18

§ 2 Intrekking

  1. De vergunning wordt ingetrokken:
    a. op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;
    b. indien ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
    c. indien de vergunninghouder ten minste drie maanden in het geheel of gedeeltelijk het vervoer of de betreffende activiteit niet heeft uitgeoefend;
    d. indien de vergunning ten minste drie maanden is geschorst;
    e. om redenen ontleend aan het algemeen belang;
    f. wegens strijd anderszins met wettelijke bepalingen.
  2. Een besluit tot intrekking van een vergunning of een ontheffing wordt met redenen omkleed aan de vergunninghouder bij aangetekende brief meegedeeld en bekendgemaakt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  3. Het bepaalde in dit artikel is tevens van toepassing op een ontheffing.

§ 3 Verlenging

Artikel 19

  1. Een vergunning kan worden verlengd. Hiertoe dient de vergunninghouder een aanvraag in bij de minister.
  2. Een vergunning wordt niet verlengd indien:
    a. daarvan in de periode dat de vergunning geldig is geen of niet op voldoende wijze ge-bruik is gemaakt;
    b. bij herhaling of in ernstige mate van gebreken bij de uitvoering der vluchten is gebleken;
    c. een van de redenen van intrekking als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van toepassing is.
  3. Voor de publicatie van de verlenging is het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van over-eenkomstige toepassing.
  4. Het bepaalde in dit artikel is tevens van toepassing op een ontheffing.

§ 4 Wijziging

Artikel 20

  1. Een vergunning kan worden gewijzigd op verzoek van de houder.
  2. Een vergunning kan ambtshalve worden gewijzigd wanneer:
    a. onjuiste gegevens zijn verstrekt;
    b. het vervoer of de activiteit, waarvoor de vergunning is verleend, tijdens de duur van de vergunning veranderingen heeft ondergaan
    c. redenen van nationaal of internationaal (vervoer) beleid zulks vereisen.
  3. Het bepaalde in dit artikel is tevens van toepassing op een ontheffing.

§ 5 Stopzetting

Artikel 21

  1. Wanneer naar het oordeel van de Gouverneur of de minister de situatie op de lucht-vervoersmarkt of delen daarvan zodanig is, dat het verlenen van vergunningen als bedoeld in het Hoofdstuk Vergunningen voor luchtoperaties en het aanpassen van bestaande ver-gunningen, uit economisch oogpunt onwenselijk is, kan door genoemde autoriteiten een periode worden afgekondigd gedurende welke geen verzoeken terzake in behandeling wor-den genomen.
  2. De in het eerste lid bedoelde periode kan beperkt worden tot bepaalde soorten van ver-gunningen.
  3. Van de afkondiging van bedoelde periode wordt mededeling gedaan door middel van het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  4. De Gouverneur of de minister maakt tenminste eenmaal in de vier jaar in een Verklaring van Beleid aan de Staten bekend op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens het Hoofdstuk III Vergunningen voor luchtoperaties en het bepaalde in het eerste lid.

HOOFDSTUK IV

Luchtverkeer en veiligheid

Artikel 22

  1. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, onder vastlegging van de begrenzing van het Vluchtinformatiegebied Curaçao, regels gesteld:
    a. terzake de luchtverkeerdienstverlening in genoemd gebied, de doeleinden hiervan en de toepassing van deze regels;
    b. met betrekking tot de uitvoering van de luchtverkeersdienstverlening;
    c. ter bevordering van de veiligheid en de regelmaat van het luchtverkeer.
  2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld ter beveiliging van de burgerluchtvaart.

HOOFDSTUK V

Verboden operaties
Verboden gebieden

Artikel 23

  1. Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald, kan het uitoefenen van de burgerlijke luchtvaart boven Curaçao of delen daarvan worden beperkt of verboden:
    a. om redenen van openbare veiligheid door de minister;
    b. om redenen van militaire noodzaak door de Gouverneur.
  2. Beschikkingen houdende een beperking of verbod als bedoeld in het eerste lid, dan wel opheffing van een dergelijke beperking of verbod, worden bekend gemaakt door middel van het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 24

Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald, kan in buitengewone om-standigheden door de Gouverneur de uitoefening van de burgerlijke luchtvaart boven het territoir van Curaçao of een gedeelte daarvan worden beperkt of verboden.

Artikel 25

Het is verboden de luchtvaart uit te oefenen:
a. op zodanige wijze, dat de openbare orde of veiligheid wordt verstoord of in gevaar ge-bracht;
b. in strijd met door de minister gegeven voorschriften als bedoeld in artikel 23, eerste lid onderdeel a;
c. in strijd met door de Gouverneur gegeven voorschriften als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, en artikel 24.

Artikel 26

  1. Het is verboden:
    a. met een luchtvaartuig op te stijgen of een luchtvaartuig te doen opstijgen anders dan van een luchtvaartterrein;
    b. met een luchtvaartuig te landen of een luchtvaartuig te doen landen anders dan op een luchtvaartterrein;
    c. een niet als luchtvaartterrein aangewezen terrein in te richten voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen.
  2. Het eerste lid geldt niet:
    a. in de gevallen, aangegeven bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maat-regelen;
    b. indien en voor zover door de minister ontheffing is verleend.

Misleidend kenmerk

Artikel 27

  1. Het is verboden een luchtvaartuig van enig kenmerk te voorzien met het oogmerk hierdoor de schijn te wekken dat dit kenmerk het ingevolge artikel 4 voorgeschreven kenmerk ware.
  2. Het is verboden als gezagvoerder de luchtvaart uit te oefenen of als eigenaar of houder van een luchtvaartuig de luchtvaart te doen of te laten uitoefenen, met een luchtvaartuig, voor-zien van een kenmerk als bedoeld in het eerste lid, indien de gezagvoerder, onderscheiden-lijk de eigenaar of houder van dat luchtvaartuig weet of redelijkerwijze kan vermoeden, dat het luchtvaartuig van een zodanig kenmerk is voorzien.

Luchtvaartvertoningen/Luchtvaartwedstrijden

Artikel 28

  1. Het is verboden boven het territoir van Curaçao luchtvaartvertoningen of luchtvaartwedstrijden te houden.
  2. Het is verboden boven het territoir van Curaçao deel te nemen aan een vertoning of een wedstrijd als bedoeld in het eerste lid.
  3. Door de minister kan met inachtneming van regels vast te stellen bij of krachtens lands-besluit, houdende algemene maatregelen, ontheffing worden verleend van het in het eerste en tweede lid bedoelde verbod.
  4. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
  5. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.

HOOFDSTUK VI

Luchtvaartongevallen en luchtvaartincidenten

Artikel 29

  1. Indien een luchtvaartongeval met een Curaçaose luchtvaartuig dan wel met een buitenlands luchtvaartuig boven het territoir van Curaҫao heeft plaatsgevonden, wordt onmiddellijk een onderzoek ingesteld volgens regels gesteld bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen. Dit met inachtneming van de bepalingen, welke daaromtrent bij of krachtens het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart gelden.
  2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels vastgesteld met betrekking tot het onderzoek van luchtvaartongevallen en luchtvaartincidenten.

HOOFDSTUK VII

Luchtvaartterreinen

AFDELING 1

Aanwijzing van luchtvaartterreinen

Artikel 30

  1. De minister kan ambtshalve luchtvaartterreinen aanwijzen.
  2. De minister kan te allen tijde een aanwijzing bij een met redenen omklede beschikking wijzigen.
  3. De minister neemt daarbij in acht de bij of krachtens landsverordening gestelde regels met betrekking tot de aanwijzing van de luchtvaartterreinen.
  4. Onder een wijziging van een aanwijzing in de zin van deze landsverordening wordt ver-staan:
    a. een vergroting van het luchtvaartterrein;
    b. een wijziging in de ligging van banen, een vergroting van lengte of breedte van be-staande banen of een verharding van banen, indien zulks een wijziging van de grenzen van de geluidszone, bedoeld in artikel 31, eerste lid, ten gevolge kan hebben;
    c. een wijziging van de grenzen van de geluidszone, bedoeld in artikel 31, eerste lid, om andere dan de onder b genoemde redenen.
    vervallen
  5. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een aanwijzing mede verstaan een wij-ziging van een aanwijzing.

Artikel 31

  1. De bestemming van het luchtvaartterrein kan bij de aanwijzing worden beperkt tot het ge-bruik door:
    a. bepaalde soorten van luchtvaartuigen;
    b. bepaalde vormen van luchtvaart.
  2. Bij de aanwijzing kunnen door de minister voorwaarden en voorschriften worden gesteld. Deze kunnen beperkingen inhouden ten aanzien van het gebruik van het luchtvaartterrein.
  3. Het verzoek tot aanwijzing en de beschikking betreffende een aanwijzing worden bekend gemaakt door middel van het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 32

De minister is gehouden, binnen een jaar te rekenen vanaf de dag waarop de aanwijzing van het Luchtvaartterrein is geschied, het als luchtvaartterrein aangewezen terrein met een dienovereenkomstige bestemming op te nemen in het ontwikkelingsplan.

Artikel 33

  1. Bij de aanwijzing van het luchtvaartterrein wordt een geluidszone rond het luchtvaartterrein vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen een vastgestelde grenswaarde niet mag overschrijden, tenzij in de aanwijzing van het luchtvaartterrein het gebruik door van een voortstuwingsinstallatie voorziene lucht-vaartuigen wordt uitgesloten.
  2. Met inachtneming van de internationale voorschriften wordt, bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld:
    a. de in het eerste lid bedoelde grenswaarde voor de toegelaten geluidsbelasting;
    b. de maximale waarde van geluidsbelasting boven de onder a bedoelde grenswaarde ter bepaling van de toelaatbaarheid van bepaalde bestemmingen op gronden gelegen bin-nen de geluidszone.
  3. De minister stelt regels vast omtrent de wijze van meten, berekenen en registreren van de geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszone.
  4. Door de minister worden personen aangewezen belast met het toezicht op de naleving van de regels welke krachtens deze landsverordening zijn vastgesteld om een overschrijding van de grenswaarde van de toegelaten geluidsbelasting binnen en buiten de geluidszone te voorkomen.
  5. Alle gegevens, welke ingevolge het derde lid zijn verzameld met betrekking tot de geluids-belasting, zijn openbaar, tenzij het belang van de veiligheid van het land zich daartegen verzet.

Artikel 34

  1. Bij de vaststelling van de geluidszone houdt de minister rekening met de ontwikkelings-plannen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning.
  2. De minister kan daarbij aanwijzingen geven met betrekking tot de in een ontwikkelingsplan op te nemen bestemmingsvoorschriften als bedoeld in artikel 9 van de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning, zulks met het oog op de eventuele beëindiging van het gebruik of de bewoning van daarin begrepen bestaande bebouwing, dan wel in voorkomend geval de afbraak daarvan.
  3. De kosten, die het gevolg zijn van de uitvoering van de aanwijzingen en voorschriften, be-doeld in het eerste lid, komen ten laste van Curaҫao.

Artikel 35

De minister kan een aanwijzing intrekken:
a. op schriftelijk verzoek van de exploitant van het luchtvaartterrein;
b. indien het gebruik van het luchtvaartterrein dermate ten achter blijft bij de beoogde ontwikkeling dat de aanwijzing niet langer gerechtvaardigd kan worden geacht;
c. indien de bij de aanwijzing gestelde bepalingen of voorschriften niet worden nageleefd;
d. wegens strijd anderszins met wettelijke bepalingen.

Artikel 36

  1. De minister geeft kennis van het voornemen tot intrekking van een aanwijzing door publicatie in het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst en in een of meer door hem aan te wijzen nieuwsbladen. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onder a, geschiedt zulks binnen drie weken na ontvangst van het verzoek.
  2. De intrekking gebeurt niet eerder dan zes weken, doch uiterlijk binnen zes maanden na de dag van publicatie.
  3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, kan de intrekking van de aan-wijzing onmiddellijk geschieden.

AFDELING 2

Gebruik van luchtvaartterreinen

Artikel 37

  1. Het is verboden:
    a. op een luchtvaartterrein bouwwerken, masten of andere opstallen op te richten of te hebben dan wel gewassen te planten of te hebben;
    b. op een luchtvaartterrein roerende zaken te hebben of graafwerk te verrichten, anders dan in verband met de dagelijkse exploitatie of het periodiek onderhoud van het lucht-vaartterrein.
  2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
    a. in de gevallen aangegeven bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maat-regelen;
    b. indien en voor zover door de minister ontheffing is verleend.

Artikel 38

De exploitant van een voor het openbaar luchtverkeer aangewezen luchtvaartterrein is, met inachtneming van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde bepalingen, verplicht dit luchtverkeer op het luchtvaartterrein toe te laten.

Artikel 39

  1. Het is de exploitant van een luchtvaartterrein verboden een luchtvaartterrein te gebruiken of te doen of te laten gebruiken:
    a. in strijd met de voorschriften en beperkingen bij de aanwijzing gesteld;
    b. in strijd met de door de minister genomen maatregel, bedoeld in artikel 41;
    c. voor andere doeleinden, dan die, welke verband houden met de exploitatie van het luchtvaartterrein.
  2. Het eerste lid geldt niet, indien en voor zover door de minister ontheffing is verleend.

Artikel 40

  1. Het is de gezagvoerder van een luchtvaartuig verboden een luchtvaartterrein te gebruiken of te doen gebruiken:
    a. in strijd met de voorschriften en beperkingen bij de aanwijzing gesteld;
    b. in strijd met de door de minister genomen maatregel, bedoeld in artikel 41.
  2. Het eerste lid geldt niet, indien en voor zover door de minister ontheffing is verleend.

Artikel 41

  1. Door de minister kan, in verband met de gesteldheid van het luchtvaartterrein of om andere redenen de veiligheid van de luchtvaart betreffende dan wel op grond van de omstandig-heid, dat de bij de aanwijzing gestelde voorschriften en beperkingen niet worden nageleefd, een luchtvaartterrein gesloten worden verklaard.
  2. De sluiting kan, met inachtneming van hetgeen daaromtrent bij internationale overeenkomst is bepaald worden beperkt tot:
    a. bepaalde soorten luchtvaartuigen;
    b. bepaalde vormen van luchtvaart.

Artikel 42

(vervallen)

AFDELING 3

Verbod van belemmeringen op terreinen
rondom luchtvaartterreinen

Artikel 43

  1. De minister, is gehouden voor de rond een luchtvaartterrein gelegen terreinen, maatregelen te treffen en regels vast te stellen ten aanzien van het hebben van roerende zaken, het oprichten of het hebben van bouwwerken en andere opstallen dan wel het planten of het hebben van gewassen op die terreinen, in overeenstemming met wat bij of krachtens internationale overeenkomst is bepaald.
  2. Door de minister wordt in verband met de algemene verkeersveiligheid, toezicht gehouden op de juiste uitvoering van het in het eerste lid bepaalde.
  3. Het is verboden roerende zaken te hebben, bouwwerken of andere opstallen op te richten of te hebben dan wel gewassen te planten of te hebben in strijd met de door de minister getroffen maatregelen en regels, bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK VIII

Militaire vorderingen

Artikel 44

In geval van oorlog, oorlogsgevaar, staat van oorlog of staat van beleg, dan wel in geval door de Gouverneur is verklaard, dat buitengewone omstandigheden zulks ter handhaving van de uit- of inwendige veiligheid noodzakelijk maken, geldt het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde niet ten aanzien van militaire luchtvaartuigen en de leden hunner bemanning, tenzij zulks door de Gouverneur is bepaald.

Artikel 45

  1. Onverminderd de bevoegdheden bij andere landsverordeningen verleend, kan de Gouverneur in de in artikel 44 vermelde gevallen ten behoeve van de krijgsmacht de ter-beschikkingstelling vorderen van de luchtvaartuigen en luchtvaartterreinen met bijbehoren-de gebouwen en inrichtingen alsmede van de zich in die gebouwen en inrichtingen bevin-dende roerende goederen.
  2. Gedurende de tijd, dat ingevolge het eerste lid luchtvaartterreinen en luchtvaartuigen ten behoeve van de krijgsmacht ter beschikking zijn gesteld, worden deze beschouwd als militaire luchtvaartterreinen en als militaire luchtvaartuigen

Artikel 46

Onverminderd de bevoegdheden bij of krachtens andere landsverordeningen verleend is de minister in de in artikel 44 vermelde gevallen bevoegd:
a. aanwijzingen te geven aan rechthebbenden op luchtvaartterreinen met betrekking tot het beheer en het gebruik van die luchtvaartterreinen;
b. aanwijzingen te geven aan rechthebbenden op roerende en onroerende goederen welke zich op luchtvaartterreinen bevinden, met betrekking tot het beheer en het gebruik van die goederen;
c. werken te doen uitvoeren op luchtvaartterreinen;
d. voorzieningen te doen uitvoeren aan de zich op luchtvaartterreinen bevindende roerende en onroerende goederen;
e. luchtvaartterreinen en de daarbij behorende gebouwen en inrichtingen alsmede fabrieken, werkplaatsen en aanhorigheden, welke dienstbaar zijn aan de luchtvaart, te allen tijde te doen betreden.

Artikel 47

De krachtens de artikelen 45 en 46 genomen maatregelen geven recht op schadeloosstelling volgens bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regels.

Artikel 48

  1. De Gouverneur kan in de in artikel 44 vermelde gevallen opdrachten geven aan personen, die in het bezit zijn van een ingevolge deze landsverordening uitgereikt bewijs van be-voegdheid, alsmede aan personen, behorende tot bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen categorieën van personeel, dat werkzaam is ten behoeve van de luchtvaart.
  2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld betreffende de aard en de duur van de opdrachten, bedoeld in het eerste lid, alsmede de wijze waarop en de voorwaarden waaronder zij kunnen worden gegeven, zomede betreffende de vergoeding van kosten in verband met de verstrekte opdrachten.

Artikel 49

  1. In geval van een nationale ramp, dan wel in geval door de Gouverneur is verklaard dat een buitengewone omstandigheid als een nationale ramp wordt aangemerkt, kan van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden afgeweken volgens regels vast te stellen bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
  2. De in het eerste lid bedoelde afwijking betreft met name het vaststellen van regels voor o.a:
    a. het instellen en coördineren van hulpverlening of zoekacties met burgerluchtvaartuigen en leden hunner bemanning;
    b. het gebruik van luchtvaartterreinen met bijbehorende gebouwen en inrichtingen, alsmede eventueel van de zich in die gebouwen en inrichtingen bevindende roerende goederen;
    c. het gebruik van niet-luchtvaartterreinen, conform artikel 26 van deze landsverordening;
    d. uitsluitend de vergoeding van kosten gemoeid met voornoemde hulpverlening en zoek-acties;
    e. de handhaving van de luchtvaartveiligheid of veiligheid van het luchtverkeer.
    f. de dienstverlening door de luchtverkeersbeveiligingsorganisaties en de plaatselijke luchtverkeersbeveiliging.
  3. Ongeacht de bestaande vergunningen uitgegeven voor het onderhouden van geregeld dan wel ongeregeld luchtvervoer, kan de Gouverneur ten behoeve van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen of acties de terbeschikkingstelling vorderen van burger-luchtvaartuigen en leden hunner bemanning.
  4. De Gouverneur kan opdrachten geven aan personen, die in het bezit zijn van een ingevolge deze landsverordening uitgereikt bewijs van bevoegdheid, alsmede aan personen, behorende tot bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen categorieën van personeel, dat werkzaam is ten behoeve van de luchtvaart.
  5. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld betreffende de aard en de duur van de opdrachten, bedoeld in het vierde lid, alsmede de wijze waarop en de voorwaarden waaronder zij kunnen worden gegeven, zomede betreffende de vergoeding van kosten in verband met de verstrekte opdrachten.
  6. Gedurende de tijd dat ingevolge het derde lid burgerluchtvaartuigen en hunner bemanning en het overige luchtvaartpersoneel conform het vierde lid ter beschikking zijn gesteld, worden deze beschouwd als ter beschikking gesteld aan Curaçao.
  7. In het kader van het hoger toezicht op het gebied van de luchtvaart zal de minister of een door deze aan te wijzen ambtenaar, alsmede de exploitanten van de in Curaçao aangewezen luchtvaartterreinen worden verzocht hun medewerking aan alle activiteiten welke uit dit artikel voortvloeien, te verlenen.
  8. Een luchtvaartongeval als bedoeld in artikel 29 van deze landsverordening kan, indien van een grote omvang of draagwijdte, door de Gouverneur worden gelijkgesteld met een nationale ramp of calamiteit, echter met dien verstande dat de krachtens artikel 29 vastgestelde regels onverkort van toepassing zijn.

HOOFDSTUK IX

Afdeling 1

Strafbepalingen

Artikel 50

  1. Handelen in strijd met de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening in de artikelen 2, eerste lid, 6, 7, eerste lid, 8, eerste lid, 9, 10 eerste lid, 11 eerste lid, 12 eerste lid, 13 eerste lid, 14 eerste lid, 15, 16, eerste lid, 22, 25, 26, eerste lid, 27, 28 eerste en tweede lid, 37, 38, 39, 40 of 43, derde lid, wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.
  2. Handelen in strijd met de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze landsverordening in de artikelen 2 eerste lid, 6, 7, eerste lid, 8, eerste lid, 9, 10, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 15, 16, eerste lid, 22, 25, 26, eerste lid, 27, 28, eerste en tweede lid, 37, 38, 39, 40 of 43, derde lid, wordt, voor zover niet opzettelijk begaan, gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen
  3. Met dezelfde straf wordt gestraft de gezagvoerder, die één van de artikelen 2, eerste lid, 25, onderdelen a en b of 28, eerste en tweede lid, overtreedt.
  4. Op overtreding van een voorschrift, gegeven bij of krachtens landsbesluit houdende alge-mene maatregelen ingevolge deze landsverordening, wordt bij dat landsbesluit geen andere of hogere hoofdstraf gesteld, dan hetzij hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.
  5. De eigenaar of houder van een luchtvaartuig, die in strijd met een van de artikelen 2, eerste lid, 8, eerste lid, 10, eerste lid 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14 eerste lid, 15, 16, eerste lid de luchtvaart doet of laat uitoefenen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

Artikel 51

Overtreding van de artikelen 24 of 53 wordt, voor zover opzettelijk begaan, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de zesde categorie, hetzij met beide straffen. Voor zover dat niet opzettelijk is begaan wordt de overtreding gestraft met een gevangenisstraf van vier jaren en een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

Artikel 52

  1. Bij veroordeling wegens overtreding van:
    a. een van de artikelen 2, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 16, eerste lid en 27;
    b. een voorschrift van een krachtens deze landsverordening vastgestelde regeling, in de gevallen, waarin dit in de regeling is bepaald;
    kan de schuldige de bevoegdheid om een luchtvaartuig te bedienen voor ten hoogste drie jaren worden ontzegd.
  2. Bij toepassing van het bepaalde in het eerste lid verliest een aan de veroordeelde afgegeven bewijs van bevoegdheid of van gelijkstelling zijn geldigheid voor de duur van de ont-zegging, zodra de rechterlijke uitspraak, voor wat betreft deze bijkomende straf, voor ten uitvoerlegging vatbaar is geworden. De betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie, brengt dit onverwijld ter kennis van de minister, die daarvan aankondiging doet door middel van het blad, waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  3. Door de minister kan, met schriftelijke opgave van redenen aan de betrokkene, een bewijs van bevoegdheid worden ingetrokken, indien de houder daarvan zich heeft schuldig ge-maakt aan een strafbaar feit, bij veroordeling wegens hetwelk hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid daarvan kan worden ontzegd. De intrekking vervalt, zodra de rechterlijke uitspraak, bedoeld in het tweede lid, voor ten uitvoerlegging vatbaar is geworden.
  4. Indien tijdens de overtreding van de in eerste lid genoemde artikelen nog geen vijf jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling, kan de schuldige van de uitoefening van de bevoegdheid om een luchtvaartuig te bedienen worden ontzet.

Artikel 53

Het is degene, die weet, of redelijkerwijze moet vermoeden, dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid een luchtvaartuig te bedienen is ontzegd verboden, gedurende de tijd, dat hem die bevoegdheid ontzegd is, een luchtvaartuig te bedienen.

Artikel 54

  1. Degene, die opzettelijk niet voldoet aan een krachtens artikel 45 gedane vordering, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
  2. Degene, die opzettelijk in strijd handelt met een ingevolge artikel 46 gegeven aanwijzing, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
  3. Degene, die opzettelijk een ingevolge artikel 48 gegeven opdracht niet uitvoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 55

  1. Degene, die niet voldoet aan een krachtens artikel 45 gedane vordering, wordt gestraft met hechtenis van ten één hoogste jaar of een geldboete van de vijfde categorie hetzij met beide straffen.
  2. Degene, die in strijd handelt met een ingevolge artikel 46 gegeven aanwijzing, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.
  3. Degene, die een ingevolge artikel 48 gegeven opdracht niet uitvoert, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

Artikel 56

Degene, die een handeling verricht met het oogmerk de uitoefening van de bevoegdheden vermeld in de artikelen 45, 46 en 48 te belemmeren, wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste vier jaren.

Artikel 57

De feiten strafbaar gesteld bij de artikelen 50, eerste lid, 51, 54 en 56 zijn misdrijven.
De feiten strafbaar gesteld bij de artikelen 50, tweede lid en 55 zijn overtredingen.

Artikel 58

  1. Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 198 en 200 van het Wetboek van Strafrecht.
  3. De minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.
  4. Degene die opzettelijk de hem ingevolge het eerste lid opgelegde geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of een geldboete van de vijfde categorie, met of zonder ontzetting van het recht bepaalde ambten te bekleden.
  5. Degene aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van de vijfde categorie.
  6. Vervolging inzake schending van de geheimhouding wordt slechts ingesteld op klacht van hem, te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.
  7. Het feit, strafbaar gesteld bij het vierde lid, wordt beschouwd als misdrijf. Het feit, strafbaar gesteld bij het vijfde lid, wordt beschouwd als overtreding.

Artikel 59

  1. Bij overtreding van de artikelen 2, 25, 26, eerste lid, 27 en 28 kan het luchtvaartuig door de ambtenaren, bedoeld in artikel 62, eerste lid, worden aangehouden en in beslag genomen.
  2. Indien tijdens het vooronderzoek blijkt, dat de bescheiden, bedoeld in artikel 2, onderdelen a, b en c alsnog kunnen worden getoond, kan de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie gelasten dat het in beslag genomen luchtvaartuig wordt afgegeven aan de rechthebbende.
  3. Indien Curaçaose luchtvaartuig, na een keuring door de bevoegde inspecteur, een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, heeft verkregen, kan de afgifte van het Luchtvaartuig aan de rechthebbende overeenkomstig het gesteld in het tweede lid geschieden.
  4. Indien een buitenlands luchtvaartuig alsnog een bewijs van luchtwaardigheid, als bedoeld in artikel 5, derde lid, heeft verkregen, kan de afgifte van het luchtvaartuig aan de rechthebbende overeenkomstig het gestelde in het tweede lid geschieden.
  5. Indien na een aanhouding en inbeslagneming op grond van een overtreding van de artikelen 2, 25, 26, eerste lid, 27 en 28 de gestelde boete door de bekeurde binnen een door de minister te bepalen termijn is voldaan, kan de afgifte van het luchtvaartuig aan de rechthebbende overeenkomstig het gestelde in het tweede lid geschieden.

Artikel 60

  1. Indien aan het gestelde in artikel 60, tweede lid, derde lid, onderdelen a en b, en het vierde lid, niet wordt voldaan, kan verbeurdverklaring bij rechterlijk vonnis volgen.
  2. Bij overtreding van artikel 27, met name indien dit herhaaldelijk het geval is, kan ver-beurdverklaring van het inbeslaggenomen luchtvaartuig bij rechterlijk vonnis volgen.

Artikel 61

Indien tijdens het plegen van een misdrijf nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere ver-oordeling wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of indien niet vrijwillig is voldaan aan de voorwaarden door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krach-tens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, kan de schuldige gestraft worden met een hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 61A

  1. Met het opsporen van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren en personen van de Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin van landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  2. Bij het opsporen van een bij deze landsverordening strafbaar gesteld feit hebben de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij zijn bevoegd zich door bepaalde door hen aangewezen personen te laten vergezellen. Voor het betreden van woningen is artikel 155 van het Wetboek van Strafvordering onverkort van toepassing.
  3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren en personen dienen te voldoen.

Afdeling 2

Niet-strafrechtelijke maatregelen

Artikel 62

  1. Bij landsbesluit kunnen ambtenaren worden aangewezen, die bevoegd zijn krachtens een bijzondere schriftelijke last van de Gouverneur desnoods bijgestaan door personeel van de politie en op kosten van de overtreders, weg te nemen, te doen wegnemen, te beletten, te doen beletten, te verrichten, te doen verrichten, in de vorige toestand te herstellen of te doen herstellen, hetgeen in strijd met het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is of wordt gemaakt of gesteld, ondernomen of nagelaten. Dit geschiedt niet, dan nadat de overtreder schriftelijk is gewaarschuwd en hem op zijn wens inzage van de lastgeving is verstrekt.
  2. Bij landsbesluit kunnen personen worden aangewezen, die bevoegd zijn de opstijging van luchtvaartuigen te verbieden en te beletten.
  3. In de in artikel 65 bedoelde gebouwen en inrichtingen, fabrieken, werkplaatsen en aan-horigheden daarvan, welke tevens woningen zijn, of alleen door een woning toegankelijk zijn, treden de in het eerste lid bedoelde ambtenaren tegen de wil van de bewoner niet binnen, dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere machtiging van de officier van justitie of een hulpofficier van justitie, dan wel in tegenwoordigheid van een van dezen.
  4. Van dit binnentreden wordt proces-verbaal opgemaakt, waarvan binnen tweemaal vier en twintig uur aan degene, in wiens woning is binnengetreden, een afschrift wordt uitgereikt.

Artikel 63

  1. Indien bij overtreding van de artikelen 2, eerste lid, onderdeel c, en artikel 6, eerste en derde lid tegen de betrokkene ernstige bezwaren zijn gerezen en tevens de belangen, welke door het vermoedelijk overtreden voorschrift worden beschermd, een onmiddellijke ingrijpen vereisen, kan de minister, in alle zaken de luchtvaart betreffende, zulks nadat de betrokkene is gehoord, gedurende de tijd en in het belang van het onderzoek, de volgende maatregelen nemen:
    a. het bewijs van bevoegdheid, bedoeld in artikel 7, eerste tot en met vijfde lid, intrekken;
    b. het bewijs van luchtwaardigheid, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van het luchtvaartuig waarmee of met behulp waarvan het vermoedelijke feit is begaan, intrekken;
    c. indien de overtreding begaan is door een houder van een buitenlands bewijs van be-voegdheid, als bedoeld in artikel 7, zevende lid, aan hem een verbod op te leggen binnen het territoir van het land Curaҫao een luchtvaartuig te bedienen.
  2. Indien ten aanzien van enig buitenlands luchtvaartuig een vermoeden van niet lucht-waardigheid bestaat, kan de ambtenaar, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel c, een zodanig luchtvaartuig verbieden of beletten van een luchtvaartterrein, gelegen binnen het grondgebied van Curaçao, op te stijgen.
  3. De in het eerste en tweede lid getroffen maatregelen worden opgeheven zodra de redenen voor het nemen hiervan zijn komen te vervallen.

Afdeling 3

Toezicht

Artikel 64

  1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden geplaatst.
  2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd;
    a. alle inlichtingen te vragen;
    b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
    c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.
  3. Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm.
  4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.
  5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle mede-werking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 65

Bij landsbesluit kunnen personen worden aangewezen, die bevoegd zijn de voor het burgerlijk luchtverkeer aangewezen luchtvaartterreinen en de zich daarop bevindende luchtvaartuigen, gebouwen en inrichtingen, alsmede fabrieken, werkplaatsen en aanhorigheden daarvan die naar redelijkerwijze kan worden vermoed, bestemd zijn voor de vervaardiging, het onderhoud of het herstel van luchtvaartuigen of onderdelen daarvan, binnen te treden, teneinde zich te overtuigen of de wettelijke bepalingen ter zake worden nageleefd;

HOOFDSTUK X

Nadere voorschriften en Wijzigingen

Artikel 66

  1. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voor-schriften worden gegeven:
    a. indien de in deze hoofdstukken geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de landsverordening nadere regeling behoeven;
    b. betreffende de aanleg, de inrichting en het gebruik van luchtvaartterreinen;
    c. ter beveiliging van militaire belangen;
    d. ter beperking van de geluidshinder en de emissie van gassen door luchtvaartuigen;
    e. betreffende het gebruik van hefschroefvliegtuigen, raketten, valschermen en model-vliegtuigen;
    f. betreffende de opleiding van al degenen die in het bezit moeten zijn van een bij of krachtens deze landsverordening vereist bewijs van bevoegdheid;
    g. betreffende het oplaten en in de lucht hebben van vliegers;
    h. betreffende het katapulteren van vliegtuigen;
    i. betreffende het vervoer van dieren in luchtvaartuigen;
    j. betreffende de door luchtvaartmaatschappijen toe te passen tarieven en andere vervoersvoorwaarden;
  2. Voorts kunnen bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen de vergoedin-gen worden geregeld, verschuldigd voor:
    a. werkzaamheden door het Land verricht;
    b. diensten door het Land verstrekt

Artikel 67

(vervallen)

 

HOOFDSTUK XI

Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 68

  1. Het Koninklijk Besluit van 4 juli 1935 (P.B. 1935 no.96), het “Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935”, zoals gewijzigd, alsmede de uitvoeringsregelingen hiervan vervallen, met dien verstande dat, zolang zij niet vervangen worden door regelgeving krachtens deze landsverordening, van kracht blijven:
    I. De artikelen 22, 23, 24, 25 en 26 van het Besluit van de 28ste februari 1938 (P.B. 1938, no. 19), ter uitvoering van de artikelen 3, 6, 10, 12, 19 en 21 van het “Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935”.
    II. De Ministeriële Beschikking van de 2de november 1982 ter uitvoering van artikel 10 van het “Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935”.
    III. De Ministeriële Beschikking van de 1ste december 1988, ter uitvoering van artikel 12, tweede en derde lid van het “Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935.”
    IV. De Beschikking luchtvaartbrevettering (P.B. 1995, no. 108).
    V. (vervallen).
    VI. (vervallen).
    VII. (vervallen).
    VIII. De Beschikking werk- en rusttijden luchtvaartpersoneel (P.B. 1995, no. 112).
  2. De ingevolge het Curacaosch Luchtvaartbesluit 1935 afgegeven bewijzen van inschrijving, van luchtwaardigheid, van bevoegdheid en van gelijkstelling blijven, voor zover zij hun geldigheid krachtens de bepalingen van dat besluit niet hebben verloren, hun geldigheid behouden totdat, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, een nadere regeling te dien aanzien zal zijn getroffen.
  3. De aanwijzing van luchtvaartterreinen blijft met de oude rechtsgevolgen nog drie jaren na de inwerkingtreding van deze Landsverordening van kracht, tenzij de minister de aan-wijzing op een vroeger tijdstip intrekt. Indien de intrekking geschiedt onder gelijktijdige aanwijzing ingevolge deze Landsverordening, kan artikel 30 derde lid, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing worden gelaten, voor zover de nieuwe aanwijzing betrekking heeft op terreinen, die reeds waren aangewezen.
  4. Het voorgaande lid vindt overeenkomstige toepassing op beslissingen betreffende belem-merende werken en handelingen ingevolge het in het eerste lid bedoelde besluit genomen.
  5. De ingevolge het Reglement Luchtvaartexamens (P.B. 2000, no. 123) afgelegde examens blijven, voor zover zij hun geldigheid krachtens de bepalingen van dat reglement niet hebben verloren, hun geldigheid behouden totdat bij Ministeriële regeling een nadere regeling te dien aanzien zal zijn getroffen.
  6. (vervallen)

Artikel 69

(vervallen)

Artikel 70

(vervallen)

Artikel 71

Deze Landsverordening kan worden aangehaald als “Luchtvaartlandsverordening”.

Naar boven