Leerplichtverordening Curaçao 2009 - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Leerplichtverordening Curaçao 2009

Publicatienummer: P.B. 2025, no. 190 (Geconsolideerde Tekst)
Categorie: Geconsolideerde Tekst Landsverordening
Ministerie: Onderwijs, Wetenschap, Cultuur & Sport
Datum ondertekening: 15-10-2025
Datum inwerktreding: 30-06-2009
Geregistreerd in:
Klapper Afkondigingsblad ( HOOFDSTUK XIII Volksontwikkeling en opvoeding. erediensten)


LANDSBESLUIT van de 15de oktober 2025, no. 25/2438, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Leerplichtverordening Curaçao 2009

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
30-06-2009 01-08-1996 n.v.t. Geconsolideerde tekst P.B. 2025, no. 190 (GT) n.v.t.

§1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In dit landsbesluit en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften wordt verstaan onder:

a.       bevoegd gezag: voor wat betreft:
1°.    een bijzondere school    : het desbetreffende schoolbestuur;
2°.    een openbare school      :

 

a.       de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport; of

b.      het openbaar orgaan, bedoeld in artikel 35 van de Landsverordening funderend onderwijs, of bedoeld in artikel 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs, of bedoeld in artikel 44 van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie;

b.      school:

1°.    een school voor funderend onderwijs als bedoeld in de Landsverordening funderend onderwijs; of

2°.    een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Landsverordening voortgezet onderwijs; of

3°.    een instelling voor secundair beroepsonderwijs en educatie, voor zover het betreft een erkende opleiding;

c.       hoofd : degene die met de leiding van de school is belast;
d.       ambtenaar : de ambtenaar bedoeld in artikel 6, tweede lid;
e.       toezichthoudende instantie : de Uitvoeringsorganisatie Onderwijs en Wetenschap.

 

§2. Algemene bepaling

Artikel 2

Met het hoofd in de zin van dit landsbesluit worden tevens verstaan al de personen die in de onderwijslandsverordeningen en de krachtens uit deze landsverordeningen voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, belast zijn met de leiding van de school.

 

§3. Ontheffingen en vrijstelling

Artikel 3

  1. Degene die het gezag over een in het land woonachtige jongere uitoefent en degene die met de feitelijke verzorging van een zodanige jongere is belast, dienen zich, om in aanmerking te komen voor een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid van de Leerplichtlandsverordening[1], met een schriftelijk verzoek te richten tot de toezichthoudende instantie onderscheidenlijk de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, waarin wordt aangegeven ten aanzien van welke jongere ontheffing wordt gevraagd onder aanvoering van de gronden waarop zij aanspraak menen te mogen maken op de verzochte ontheffing.
  2. Het verzoekschrift dient ieder jaar telkens vóór 1 mei te worden ingediend.

 

Artikel 4

  1. De toezichthoudende instantie, onderscheidenlijk de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, dient binnen dertig dagen na indiening van het verzoekschrift een beslissing te nemen ter zake het verzoekschrift, waarna deze onverwijld aan de verzoekers wordt meegedeeld.
  2. Als de dag van indiening geldt de datum van het ontvangststempel, die op het verzoekschrift wordt geplaatst.

 

Artikel 5

  1. De toezichthoudende instantie neemt geen beslissing ter zake een verzoekschrift tot ontheffing betreffende het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de Leerplichtlandsverordening, dan nadat een door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport ingestelde commissie, bestaande uit een arts – niet zijnde de behandelende arts – en een pedagoog of een psycholoog, hieromtrent een advies heeft uitgebracht.
  2. In dit advies moet tot uitdrukking worden gebracht de mate van onbekwaamheid van de jongere, alsmede de te verwachten duur hiervan.

 

Artikel 6

Het verzoekschrift ter zake de in artikel 4, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening bedoelde ontheffing dient aan te geven dat tegen de richting van de binnen het land aanwezige scholen waarop de jongere de lessen zou kunnen bijwonen overwegende bezwaren bestaan en dient aan te tonen dat de jongere op een andere wijze voldoende onderwijs geniet, bij gebreke waarvan de ontheffing door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport wordt geweigerd.

 

Artikel 7

De in artikel 5, tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening, bedoelde periode wordt bepaald op 5 dagen.

 

§ 4. Toezicht

Artikel 8

  1. Het toezicht op de naleving van dit landsbesluit is opgedragen aan de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport. De Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport bedient zich hierbij van de in het tweede lid genoemde ambtenaren.
  2. Met het toezicht op de naleving van dit landsbesluit zijn belast de door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport aangewezen ambtenaren, werkzaam bij de toezichthoudende instantie.
  3. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de ambtenaren in handen van de Gouverneur de eed of de belofte af, waarvan het formulier door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport wordt vastgesteld.
  4. Een ieder is verplicht de ambtenaren medewerking te verlenen door hun aanwijzingen te volgen, de door hun gevraagde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken en de benodigde bijstand te verstrekken, een en ander voor zover die medewerking redelijkerwijs nodig is bij de uitvoering van hun toezichthoudende taak.
  5. De ambtenaren hebben toegang tot scholen en tot andere plaatsen, niet zijnde woningen, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van hun taak, en kunnen zich, indien nodig, met behulp van de sterke arm toegang verschaffen. Bedoelde ambtenaren kunnen zich doen vergezellen van door hen aangewezen personen.
  6. De ambtenaren tonen bij de uitvoering van hun taak op verzoek van belanghebbende hun legitimatiebewijs, waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport.

 

Artikel 9

  1. De in- en uitschrijving op een school geschiedt door het bevoegd gezag.
  2. Het bevoegd gezag en voor wat betreft een openbare school het hoofd, geeft aan de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport maandelijks binnen zeven dagen na het eind van de maand kennis van de in- en uitschrijving over de afgelopen maand van de leerlingen ten aanzien van wie dit landsbesluit verordening van toepassing is.

 

Artikel 10

De toezichthoudende instantie controleert, of de jongeren die in het bevolkingsregister zijn opgenomen en nog onder de werking van dit landsbesluit vallen, overeenkomstig de bepalingen hiervan als leerling zijn ingeschreven.

 

Artikel 11

  1. Het verzuim van lessen met en het verzuim van lessen zonder een ontheffing als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid of een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Leerplichtlandsverordening, wordt geregistreerd door het hoofd.
  2. Het hoofd geeft aan de toezichthoudende instantie maandelijks binnen zeven dagen na het eind van de maand kennis van het verzuim bedoeld in het eerste lid.
  3. Het hoofd is bevoegd om in andere gevallen van verzuim, die naar zijn oordeel hiervoor in aanmerking komen, hiervan kennis te geven aan de toezichthoudende instantie.

 

Artikel 12

  1. Indien blijkt dat de jongere, ten aanzien van wie de Leerplichtlandsverordening van toepassing is, niet als leerling is ingeschreven, zonder dat ontheffing is verleend, of indien een kennisgeving is ontvangen, als bedoeld in artikel 8, stelt de ambtenaar een onderzoek in.
  2. Blijkt aan de ambtenaar, dat de in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening bedoelde personen weigeren de jongere als leerling van een school te laten inschrijven, zonder dat aan hen ontheffing is verleend, of dat zij niet zorgen dat de jongere de voor hem bestemde lessen op de school bijwoont, zonder dat zij van deze verplichting zijn vrijgesteld, dan wel aan hen ontheffing is verleend, dan zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan het openbaar ministerie en stelt terstond het bevoegd gezag van het bovenstaande in kennis.

 

Artikel 13

De toezichthoudende instantie brengt jaarlijks vóór 1 oktober verslag uit aan de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, over het in het afgelopen school- of cursusjaar gevoerde leerplichtbeleid.

 

Artikel 14

Indien de toezichthoudende instantie of de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport niet binnen dertig dagen een beslissing neemt op een verzoek als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, van de Leerplichtlandsverordening, wordt de toezichthoudende instantie of de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport geacht afwijzend te hebben beslist.

 

§ 5. Sociale Steun

Artikel 15

  1. De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn, onderscheidenlijk de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, is belast met het verlenen van sociale steun aan de in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening, bedoelde personen, teneinde het verstrekken van voeding of kleding aan, onderscheidenlijk het mogelijk maken van vervoer naar en van school voor jongeren, die zonder een dergelijke steun redelijkerwijs niet in staat zouden zijn lessen bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van voornoemde verordening naar behoren bij te wonen, onderscheidenlijk die lessen bij te wonen.
  2. De steun voor wat betreft voeding en kleding wordt verleend door de Sector Sociale Ontwikkeling en voor wat betreft het vervoer door de toezichthoudende instantie.
  3. Teneinde in aanmerking te komen voor de in het eerste lid bedoelde steun in enig schooljaar dienen de in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtlandsverordening bedoelde personen, minstens twee maanden voor en binnen twee maanden ná de aanvang van het betreffende schooljaar schriftelijk een met redenen omkleed verzoek in te dienen bij de toezichthoudende instantie, die dit verzoek onverwijld aan de Sector Sociale Ontwikkeling doet toekomen.
  4. De Sector Sociale Ontwikkeling draagt er zorg voor dat met betrekking tot verzoeker een maatschappelijk rapport door ter zake deskundigen binnen 90 dagen na ontvangst van het verzoek aan de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn wordt uitgebracht met een aanbeveling betreffende de beslissing op het verzoek, waarna door de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn binnen dertig dagen een beslissing wordt genomen.

 

Artikel 16

  1. In afwijking van het bepaalde in artikel 15, derde lid, kan het hoofd indien hij daartoe termen aanwezig acht, een met redenen omkleed verzoek richten aan de toezichthoudende instantie ter zake het verlenen van steun, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aan de jongere.
  2. Vooruitlopend op de beslissing op dit verzoek kan het hoofd, de Sector Sociale Ontwikkeling verzoeken om noodvoorzieningen te treffen, opdat bedoelde steun aan de jongere wordt verschaft, gedurende de periode dat het verzoek in behandeling is.
  3. Het bepaalde in artikel 15, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 17

  1. In het maatschappelijke rapport, bedoeld in artikel 15, vierde lid, dient melding te worden gemaakt van de inkomenspositie van verzoeker, voor zover mogelijk gestaafd met daarop betrekking hebbende bescheiden, alsmede dient overzichtelijk en genoegzaam te worden aangetoond dat betrokkene in een positie van sociale behoeftigheid verkeert.
  2. Tevens dient hierin tot uitdrukking te worden gebracht voor welk soort steun verzoeker in aanmerking komt met een indicatie van de hoedanigheid van de te verlenen steun.
  3. Door de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn worden richtlijnen en instructies vastgesteld met betrekking tot de sociale steun, aan de hand waarvan in de voorkomende gevallen in het maatschappelijke rapport aanbevelingen kunnen worden gedaan, die ter beslissing kunnen worden voorgelegd aan de toezichthoudende instantie.

 

Artikel 18

De zorg voor het schoolvervoer van de jongeren die zonder deze zorg de school niet zouden kunnen bereiken, is opgedragen aan de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, die zich hierbij bedient van de toezichthoudende instantie voor een adequate uitvoering van deze zorg.

 

§6. Slotbepalingen

Artikel 19

  1. De Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport kan nadere voorschriften en instructies geven teneinde een deugdelijke uitvoering van dit landsbesluit te garanderen en stelt een model vast van de formulieren van de kennisgevingen en de mededelingen, bedoeld in de artikelen 8, derde lid, 9, en 11.
  2. De modelformulieren als bedoeld in het eerste lid zijn voor de belanghebbenden verkrijgbaar bij de toezichthoudende instantie.

 

Artikel 20

  1. (vervallen)
  2. (vervallen)
  3. Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt aangehaald als: Leerplichtlandsbesluit Curaçao 2009.
Naar boven