Opiumlandsverordening 2024 - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Opiumlandsverordening 2024

Publicatienummer: P.B. 2024, no. 74
Categorie: Landsverordening
Ministerie: JustitieGezondheid, Milieu & Natuur
Datum ondertekening: 05-07-2024
Datum inwerktreding: 06-07-2024
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK VI Openbare zedelijkheid)


LANDSVERORDENING van de 5de juli 2024 tot het vaststellen van een nieuwe Opiumlandsverordening 2024 (Opiumlandsverordening 2024)

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
06-07-2024 n.v.t. n.v.t. Basisregeling P.B. 2024, no. 74 2023-2024-228

Artikel 1

  1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    a. de minister : de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur;
    b. ruw opium : het sap, vanzelf gestremd, verkregen uit de plant van de soort Papaver somniferum L. en hetwelk
    slechts de bewerkingen heeft ondergaan, nodig voor de verpakking en het vervoer, onverschillig welk het morphinegehalte moge zijn;
    c. medicinaal opium : ruw opium, dat de nodige bereidingen heeft ondergaan teneinde het geschikt te maken voor geneeskundig gebruik, hetzij in poedervorm of in korrelachtige toestand, hetzij vermengd met neutrale stoffen, overeenkomstig de eisen van de pharmacopee;
    d. cocablad : het blad van de plant van een der soorten van het geslacht Erythroxylon met uitzondering van een blad waaruit alle ecgonine, cocaïne en alle andere ecgonine alkaloïden zijn verwijderd;
    e. ruwe cocaïne : alle producten, getrokken uit het cocablad, die rechtstreeks of middellijk kunnen dienen voor de vervaardiging van cocaïne;
    f. ecgonine : de linksdraaiende ecgonine

    20°
     ( [a] = 45.6°
    D

    bepaald in een oplossing van 5% in water) met de formule C9H15NO3H2O, en alle derivaten van deze ecgonine, die in de industrie gebruikt zouden kunnen worden om opnieuw ecgonine
    te maken;
    g. morphine : het voornaamste alcaloïde van opium, met de scheikundige formule C17H19NO3;
    h. diacetylmorphine : diacetylmorphine (diamorphine, heroïne) dat de formule heeft C21H23NO5;
    i. cocaïne : de methylester van de linksdraaiende benzoyl-ecgonine

    20°
    ( [a] = -16.4°
    D

    bepaald in een oplossing van 20% in chloroform) met de formule C17H17NO4;
    j. hennep : de bloeiende of vruchtdragende toppen, of delen daarvan, van iedere plant van het geslacht cannabis (met uitzondering van de zaden en bladeren indien deze niet vergezeld gaan van de toppen) waaruit de hars niet is geëxtraheerd, met welke naam ook aangeduid;
    k. bereid opium : het product, verkregen van ruw opium door een reeks van bijzondere bewerkingen, en in het bijzonder door oplossing, opbruising, roostering en gisting, en ten doel hebbende, om het te vervormen tot een extract, geschikt voor het gebruik. Het bereid opium omvat de droesen en al het andere afval van het gerookte opium;
    l. Enkelvoudig
    Verdrag : Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961, met bijlagen; New York, 30 maart 1961 (Trb. 1963,  81), zoals gewijzigd bij Protocol van 25 maart  1972 (Trb. 1980, 184 );
    m. Psychotrope
    Stoffen Verdrag : Verdrag inzake psychotrope stoffen, met bijlagen; Wenen, 21 februari  1971 (Trb. 1989,  129) ;
    n. Verdrag tegen
    sluikhandel : Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, met bijlage; Wenen, 20 december 1988 (Trb. 1989, 97) ;
    o. Verdrag ter
    uitvoering van
    artikel 17 van het
    Verdrag tegen
    sluikhandel : Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (met bijlage); Straatsburg, 31 januari 1995 (Trb. 2010, 165 en 239) ;
    p. zelfstandigheid : stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen;
    q. bereiding : een vast of vloeibaar mengsel van zelfstandigheden;
    r. middel : zelfstandigheid of bereiding.

  2. Onder invoeren van middelen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4, en van zelfstandigheden en bereidingen als bedoeld in artikel 8b, wordt mede begrepen het invoeren van de voorwerpen en goederen waarin de middelen, zelfstandigheden of bereidingen verpakt of geborgen zijn, en iedere op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of overdracht gerichte activiteit van wie het ook zij, met betrekking tot de hier te lande aanwezige niet in het vrije verkeer gebrachte middelen, zelfstandigheden of bereidingen zelf, dan wel tot de voorwerpen of goederen waarin die middelen, zelfstandigheden of bereidingen verpakt of geborgen zijn.
  3. Onder uitvoeren van middelen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4, en van zelfstandigheden en bereidingen als bedoeld in artikel 8b, wordt mede begrepen het uitvoeren van de voorwerpen en goederen waarin de middelen, zelfstandigheden of bereidingen verpakt of geborgen zijn, het met bestemming naar het buitenland vervoeren, het ten vervoer aan- bieden, aannemen of aangeven en het in, op of aan een voer-, vaar- of luchtvaartuig met bestemming naar  het  buitenland  aanwezig  hebben van zich hier te lande in het vrije verkeer bevindende middelen, zelfstandigheden of bereidingen zelf, dan wel van de voorwerpen of goederen waarin die middelen, zelfstandigheden of bereidingen verpakt of geborgen zijn.

 

Artikel 2

De verbouw van planten van de soort Papaver somniferum L., van een der soorten van het geslacht Erythroxylon is verboden.

Artikel 2a

De verbouw van planten van het geslacht Cannabis is verboden.

Artikel 3

  1. Het is verboden:
    a. opium, waaronder te verstaan ruw opium en medicinaal opium;
    b. bereid opium;
    c. ruwe cocaïne en ecgonine;
    d. morphine, diacetylmorphine, cocaïne en haar respectieve zouten;
    e. enige bereiding van de onder a, b, c of d bedoelde stoffen;
    f. de door de minister bij ministeriële regeling met algemene werking op lijst I of lijst II aan te wijzen middelen, welke onder de werking van het Enkelvoudig Verdrag en het Psychotrope Stoffen Verdrag zijn gebracht, alsmede bewustzijnsbeïnvloedende middelen, welke bij aanwending bij de mens kunnen leiden tot schade voor zijn gezondheid of tot schade voor de samenleving, alsmede de door de minister in overleg met de Minister van Justitie bij ministeriële regeling met algemene werking op lijst III “Essentiele chemicaliën” aan te wijzen zelfstandigheden en bereidingen die worden gebruikt bij de fabricage van een middel als bedoeld in dit artikel of artikel 3a;
    A. in, uit of door te voeren,
    B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren,
    C. te bezitten, aanwezig te hebben of aan te wenden,
    D. te vervaardigen, waaronder begrepen raffineren en omzetten.
  2. De minister kan bij ministeriële regeling met algemene werking bereidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, aanwijzen waarop het verbod in dit artikel gesteld, geheel of ten dele niet van toepassing is.
  3. Bereiding van preparaten, rechtstreeks van ruw opium, of medicinaal opium, en meer dan 20 pct. morphine bevattende, wordt aangemerkt als vervaardiging van morphine.
  4. Met omzetten als bedoeld in het eerste lid, onder D, wordt alleen bedoeld het omzetten langs scheikundige weg; daaronder is niet begrepen het omzetten van alkaloïden in hun zouten.
  5. De verboden, in het eerste lid, onder A, B, C en D, ten aanzien van distikstofmonoxide (lachgas), CAS-nummer 10024-97-2, zijn niet van toepassing wanneer het distikstofmonoxide bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief.
  6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van de middelen, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld om de naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel en van het bij of krachtens deze landsverordening gestelde te verzekeren en misbruik te voorkomen.

Artikel 3a

  1. Het is verboden extract en tinctuur van hennep:
    A. in, uit of door te voeren,
    B. te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren,
    C. te bezitten, aanwezig te hebben of aan te wenden.
  2. De minister kan bij ministeriële regeling met algemene werking bereidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel B, aanwijzen op grond waarvan het verbod, bedoeld in dit artikel, geheel of ten dele niet van toepassing is.
  3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van de middelen, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel en van het bij of krachtens deze landsverordening gestelde te verzekeren en misbruik te voorkomen.

Artikel 4

  1. Het is verboden:
    a. cocabladeren;
    b. hennep;
    c. de hars, die uit hennep wordt getrokken;
    d. de gebruikelijke bereidingen, waaraan deze hars ten grondslag ligt (zoals hashish, esrar, chiras en djamba);
    A. in, uit of door te voeren,
    B. te bezitten, aanwezig te hebben of aan te wenden.
  2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen gevallen worden aangewezen, waarin het verbod, vervat in het eerste lid, onder B, niet geldt.
  3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van de middelen, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel en van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde voorschriften te verzekeren en misbruik te voorkomen.

Artikel 4a

  1. Elke openbaarmaking die er op gericht is om de verkoop, aflevering of verstrekking van een middel als bedoeld in de artikelen 3, 3a of 4 te bevorderen is verboden.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op een openbaarmaking in het kader van zuiver medische of wetenschappelijke voorlichting.

Artikel 5

  1. Het voorschrijven op recept van enig middel als bedoeld in de artikelen 3 en 3a, mag slechts geschieden, wanneer dit recept voldoet aan nader door de minister bij ministeriële regeling met algemene werking te geven regels.
  2. Het bestellen van enig middel als bedoeld in de artikelen 3 en 3a, door houders van een verlof als bedoeld in artikel 7 en door apothekers, geneeskundigen tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd en dierenartsen als bedoeld in artikel 7, mag slechts geschieden met inachtneming van nader door de minister te geven voorschriften.
  3. Het is verboden een vals of vervalst recept aan te bieden ter verkrijging van enig middel als bedoeld in de artikelen 3 en 3a.

Artikel 6

  1. Het verbod, gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder A, of 3a, eerste lid, onder A, en het verbod, gesteld in artikel 4, eerste lid, onder A, is niet van toepassing in geval de in-, uit- of doorvoer, al dan niet gepaard gaande met opslag in entrepots of andere douanebergplaatsen, geschiedt met verlof van de minister en met inachtneming van de door of vanwege de minister te geven voorschriften. Deze voorschriften kunnen verschillen voor de onderscheiden middelen, in die artikelen bedoeld. De in-, uit- en doorvoer van bereid opium en van bereidingen van bereid opium mag slechts plaats hebben voor wetenschappelijke of politionele doeleinden.
  2. Voor ieder verlof als bedoeld in het eerste lid, kan jaarlijks een vergoeding worden geheven volgens een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen tarief. In het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt tevens de duur van het verlof bepaald.

Artikel 7

  1. Het verbod, gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder B, C, en D, en 3a, eerste lid, onder B en C en 4, eerste lid, onder B, is niet van toepassing:
    a. voor zover de minister dit bij ministeriële regeling met algemene werking heeft bepaald ten aanzien van een middel als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f;
    b. voor zover de minister verlof heeft verleend tot het verrichten van één of meer van de daar bedoelde handelingen.
    Voor ieder verlof als bedoeld in onderdeel b, van dit lid, kan een jaarlijkse vergoeding worden geheven volgens een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen tarief. In het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt tevens de duur van het verlof bepaald.
  2. Behoudens bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te geven regels is het verbod tot het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van de middelen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdelen a, c, d, e of f, 3a, eerste lid, en tot het bezitten en aanwezig hebben van die middelen of van de middelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a of b, mede niet van toepassing:
    a. op apothekers en geneeskundigen tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd, mits zij deze middelen slechts voor geneeskundig doel bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bezitten of aanwezig hebben, en bij een en ander in acht nemen de bepalingen van de Landsverordening op de geneesmiddelenvoorziening en de nadere voorschriften door de minister te geven om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel te verzekeren;
    b. op dierenartsen, mits zij deze middelen slechts voor geneeskundig doel ten behoeve van dieren bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, bezitten of aanwezig hebben, en bij een en ander in acht nemen de voorschriften door de minister te geven om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel te verzekeren.
  3. Het verbod, gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder B, en 3a, eerste lid, onder B, voor zoveel het betreft het vervoeren, het verbod gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder C, met betrekking tot de in dat lid onder a, c, d, e en f, genoemde middelen, en 3a, eerste lid, onder C, met betrekking tot het in dat lid genoemde middel en artikel 4, eerste lid, onder B, met betrekking tot de in dat lid, onderdeel a en b, genoemde middelen, is mede niet van toepassing op hen, die aantonen, dat zij deze middelen in de bevonden hoeveelheid tot uitoefening der geneeskunde, der tandheelkunde of der diergeneeskunde of voor eigen geneeskundig gebruik behoeven of volgens wettelijk voorschrift in voorraad moeten hebben en langs wettige weg verkregen hebben. Hetzelfde geldt voor voor door de minister bij ministeriële regeling met algemene werking aan te wijzen medische instellingen.
  4. Het verbod gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder B, en 3a, eerste lid, onder B, voor zoveel het betreft het vervoeren, het verbod gesteld in de artikelen 3, eerste lid, onder C, met betrekking tot de in dat lid onder a, c, d, e en f, genoemde middelen, en 3a, eerste lid, onder C, met betrekking tot het in dat lid genoemde middel en artikel 4, eerste lid, onder B, met betrekking tot de aldaar onder a en b bedoelde middelen, is, behalve voor zover betreft het aanwenden van die middelen, mede niet van toepassing op hen, die aantonen, dat zij deze middelen vervoeren in opdracht van een daartoe bevoegde.

Artikel 8

  1. De minister kan het verlof, bedoeld in artikel 7, eerste lid, slechts verlenen:
    a. voor zuiver, wetenschappelijke doeleinden of demonstraties;
    b. aan hen, die ten genoegen van de minister aantonen, dat zij handel in het groot in geneesmiddelen of soortgelijke stoffen drijven en die niet over de toonbank verkopen en geen open winkel houden, tenzij als apotheker;
    c. aan hen, die ten genoegen van de minister aantonen, dat zij in het groot geneesmiddelen bereiden;
    d. aan hen, die ten genoegen van de minister aantonen, dat zij de middelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, d, of f, in bepaald aangewezen en nauwkeurig omschreven lokaliteiten vervaardigen.
  2. De minister stelt bij het verlof de voorwaarden, die noodzakelijk zijn, om naleving van de bepalingen van het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag en het Verdrag tegen sluikhandel, dan wel van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde te verzekeren en misbruik te voorkomen.
  3. De minister kan een verlof als bedoeld in deze landsverordening bij beschikking verlengen, wijzigen, aanvullen of intrekken. De beschikking tot verlenging, wijziging, aanvullen of intrekken van het verlof vermeldt de gronden waarop zij berust; daarbij kan een termijn worden gesteld, binnen welke de handelaar of de fabrikant zich van zijn vóór de intrekking op wettige wijze verkregen voorraad zal kunnen ontdoen met inachtneming van de voorwaarden, door de minister te stellen.

Artikel 8a

  1. De regering legt het voornemen om een landsbesluit, houdende algemene maatregel, als bedoeld in het tweede lid, vast te stellen, vooraf ter goedkeuring voor aan de Staten. Gedurende een periode van dertig dagen kan dan door of namens de Staten worden gevraagd de inwerkingtreding alsnog bij landsverordening te regelen.
  2. Onder bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen voorwaarden kunnen middelen, activiteiten of omstandigheden worden aangewezen, die geheel of gedeeltelijk vrijgesteld zijn van de in de artikelen 2, 2a, 3, 3a en 4 gestelde verboden.

Artikel 8b

  1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het in-, uit- of doorvoeren, de opslag, al dan niet in vrije zone gebieden of entrepots, de handel in, de fabricage, de verwerking, de distributie of het gebruik van zelfstandigheden en  bereidingen op de lijst “Essentiele chemicaliën”, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f.
  2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden dat een activiteit als bedoeld in dat lid, alleen mag plaatsvinden na verlof – al dan niet voor een bepaalde periode – van de minister en met inachtneming van de door de minister daaraan te verbinden voorschriften.
  3. Ten behoeve van het verlenen van een verlof als bedoeld in het tweede lid, kan jaarlijks een vergoeding worden geheven volgens een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen tarief.
  4. De minister kan een verlof als bedoeld in het tweede lid bij beschikking verlengen, wijzigen, aanvullen of intrekken. De beschikking tot verlenging, wijziging, aanvullen of intrekken van het verlof vermeldt de gronden waarop zij berust; daarbij kan een termijn worden gesteld, binnen welke de handelaar of de fabrikant zich van zijn vóór de intrekking op wettige wijze verkregen voorraad zal kunnen ontdoen met inachtneming van de voorwaarden, door de minister te stellen.

Artikel 8c

  1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het in-, uit- of doorvoeren, de opslag, al dan niet in vrije zone gebieden of entrepots, de handel in, de fabricage, de verwerking, de distributie of het gebruik van materialen, apparatuur en andere benodigdheden die gebruikt worden bij de fabricage van een middel als bedoeld in de artikelen 3 of 3a.
  2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden dat een activiteit als bedoeld in dat lid, alleen mag plaatsvinden na verlof – al dan niet voor een bepaalde periode – van de minister en met inachtneming van de door de minister daaraan te verbinden voorschriften.
  3. Ten behoeve van het verlenen van een verlof als bedoeld in het tweede lid, kan jaarlijks een vergoeding worden geheven volgens een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen tarief.
  4. De minister kan een verlof als bedoeld in het tweede lid bij beschikking verlengen, wijzigen, aanvullen of intrekken. De beschikking tot verlenging, wijziging, aanvullen of intrekken van het verlof vermeldt de gronden waarop zij berust; daarbij kan een termijn worden gesteld, binnen welke de handelaar of de fabrikant zich van zijn vóór de intrekking op wettige wijze verkregen voorraad zal kunnen ontdoen met inachtneming van de voorwaarden, door de minister te stellen.

Artikel 8d

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van de zelfstandigheden en bereidingen, die door de minister zijn aangewezen en geplaatst op de lijst “Essentiële chemicaliën”, alsmede de materialen, apparatuur en andere benodigdheden, bedoeld in artikel 8c, regels worden gesteld om de naleving te verzekeren van de in het Enkelvoudig Verdrag, het Psychotrope Stoffen Verdrag, het Verdrag tegen sluikhandel en de bij of krachtens deze landsverordening omtrent die zelfstandigheden, bereidingen, materialen, apparatuur en andere benodigdheden gestelde bepalingen, dan wel om misbruik van die zelfstandigheden, bereidingen, materialen, apparatuur en andere benodigdheden te voorkomen.

Artikel 8e

Voor de behandeling van een aanvraag voor een verlof of een wijziging, aanvulling of verlenging daarvan, als bedoeld in deze landsverordening kan een vergoeding worden geheven. De hoogte van deze vergoedingen wordt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 9

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast:
a. de bij artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;
b. de daartoe bij landsbesluit aangewezen medewerkers van de Inspectie voor de Volksgezondheid; een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in het blad waarin van landswege officiële berichten wordengeplaatst;
c. de ambtenaren der Invoerrechten en Accijnzen.

Artikel 9a

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, zijn bevoegd alle plaatsen, met uitzondering van woningen tegen de wil van de bewoner, waar, naar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden, in verband met de uitoefening van een bedrijf, middelen of bereidingen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4 aanwezig zijn, te betreden, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze landsverordening nodig is. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is. Wordt hun de toegang geweigerd, dan verschaffen zij zich die desnoods met behulp van de sterke arm.
  2. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen, waar, naar zij redelijkerwijze kunnen vermoeden, middelen of bereidingen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4 aanwezig zijn, en kunnen op die plaatsen ter inbeslagneming huiszoeking doen. Is de plaats een woning, tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan op algemene of bijzondere schriftelijke last van de officier van justitie, of op een bijzondere schriftelijke last van een hulpofficier. Van het binnentreden wordt door hen proces-verbaal opgemaakt, dat binnen twee maal vierentwintig uur aan degene, wiens woning is binnengetreden in afschrift wordt toegezonden.

Artikel 9b

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9 zijn bevoegd ladingen, waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat middelen of bereidingen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4 daarvan deel uitmaken, aan onderzoekingen te onderwerpen, en van zaken monsters te nemen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze landsverordening nodig is. Daartoe kunnen zij vorderen dat de verpakking van goederen wordt geopend en dat ook overigens de medewerking wordt verleend die voor die onderzoekingen is vereist.
  2. Indien het onderzoek of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 9c

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9 zijn bevoegd van houders van een verlof als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, en van de personen, bedoeld in artikel 7, tweede tot en met derde lid, alle inlichtingen te verlangen die redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze landsverordening nodig zijn.
  2. Zij zijn bevoegd van de in het eerste lid bedoelde houders en personen, inzage te verlangen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze landsverordening nodig is.
  3. Zij zijn bevoegd van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn zij bevoegd de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.
  4. De personen van wie inlichtingen of inzage van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers worden verlangd zijn verplicht die onverwijld te verstrekken.
  5. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt.

Artikel 10

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9 zijn bevoegd een persoon, verdacht van overtreding van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze aan lichaam en kleding te onderzoeken.
  2. Zij zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

Artikel 10a

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, zijn bevoegd te vorderen dat de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, wordt geopend, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit, waarbij gehandeld is in strijd met het in de artikelen 3, eerste lid, onder A, B, of D, 3a, eerste lid, onder A of B of artikel 4, eerste lid, onder A, gestelde verbod, of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
  2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde personen, indien daartoe jegens hen redelijkerwijs aanleiding bestaat. De officier van justitie kan bij schriftelijk bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.
  3. Indien geen medewerking wordt verleend, kunnen de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, op kosten en risico van de houder van de goederen, in het nodige voorzien.

Artikel 10b

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit, waarbij gehandeld is in strijd met het in de artikelen 3, eerste lid, onder A, B, of D, 3a, eerste lid, onder A of B, of 4, eerste lid, onder A, gestelde verbod, of op  grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
  2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,  kan slechts worden uitgeoefend ten aanzien van bepaalde vervoermiddelen, indien daartoe jegens deze redelijkerwijs aanleiding bestaat. De officier van justitie kan bij schriftelijke bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover elk vervoermiddel kan worden uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.
  3. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid,  kunnen van de bestuurders van voertuigen, van de schippers van vaartuigen en de gezagvoerders van luchtvaartuigen daartoe vorderen dat deze de vervoermiddelen tot stilstand brengen, deze vervoermiddelen naar een door hen aangewezen plaats overbrengen en overeenkomstig hun aanwijzingen ter zake medewerking verlenen.

Artikel 10c

  1. De ambtenaren, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, zijn bevoegd van personen die zich op de openbare weg of op enige voor het publiek toegankelijke plaats bevinden te vorderen dat deze hun medewerking verlenen aan een onderzoek aan de kleding, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit, waarbij gehandeld is in strijd met het in de artikelen 3, eerste lid, onder A, B, of D, 3a, eerste lid, onder A of B, of 4, eerste lid, onder A, gestelde verbod, of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.
  2. De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,  kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde personen, indien daartoe jegens hen redelijkerwijs aanleiding bestaat. De officier van justitie kan bij schriftelijk bevel gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden uitgeoefend. Het bevel is met redenen omkleed.

Artikel 11

  1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 2, 3, eerste lid, of 5, voor zover het betreft de in artikel 3, eerste lid, genoemde middelen, dan wel met een krachtens artikel 3, vijfde lid, gestelde regel wordt gestraft:
    a. Indien hij het feit opzettelijk heeft gepleegd:
    1◦. hetzij met levenslange gevangenisstraf;
    2◦. hetzij met een tijdelijk gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
    3◦. hetzij met een geldboete van ten hoogste zes miljoen tweehonderdvijftigduizend Nederlands-Antilliaanse gulden of vervangende hechtenis van ten hoogste 72 maanden;
    4◦. hetzij met beide straffen genoemd onder 2◦ en 3◦.
    b. In de overige gevallen:
    1◦. hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
    2◦. hetzij met een geldboete van ten hoogste drie miljoen Nederlands-Antilliaanse gulden of vervangende hechtenis van ten hoogste 36 maanden;
    3◦. hetzij met beide straffen genoemd onder 1◦ en 2◦.
  2. Hij die handelt in strijd met de artikelen 2a, 3a, eerste lid, 4, eerste lid, of 5 voor zover het betreft de middelen, genoemd in artikel 3a, eerste lid, dan wel met een krachtens artikel 4, derde lid, 8a, 8b, eerste lid, 8c, eerste lid, of 8d gestelde regel, dan wel met een voorwaarde of voorschrift gesteld krachtens de artikelen 6, 7, 8, 8b of 8c, wordt gestraft:
    a. Indien hij het feit opzettelijk heeft gepleegd:
    1◦. hetzij met levenslange gevangenisstraf;
    2◦. hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
    3◦. hetzij met een geldboete van ten hoogste zes miljoen tweehonderdvijftigduizend Nederlands-Antilliaanse gulden of vervangende hechtenis van ten hoogste 72 maanden;
    4◦. hetzij met beide straffen genoemd onder 2◦ en 3◦.
    b. In de overige gevallen:
    1◦ hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren;
    2◦ hetzij met een geldboete van ten hoogste drie miljoen Nederlands-Antilliaanse gulden of vervangende hechtenis van ten hoogste 36 maanden;
    3◦ hetzij met beide straffen genoemd onder 1◦ en 2◦.
  3. Hij die handelt in strijd met de artikelen 4a, 9c, vierde lid, of niet voldoet aan een vordering als bedoeld in de artikelen 10b, derde lid, of 10c, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de vierde categorie, dan wel met beide straffen.
  4. De gebruiker, huurder of eigenaar van een voer-, vaar- of luchtvaartuig, gebouw, erf of besloten terrein waar een middel als bedoeld in de artikelen 3, 3a of 4, een bereiding of zelfstandigheid die door de minister is aangewezen en geplaatst op de lijst “Essentiele chemicaliën, dan wel materiaal, apparatuur en andere benodigdheden als bedoeld in artikel 8c, wordt aangetroffen, wordt indien blijkt dat de aanwezigheid aldaar ongeoorloofd is, gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de vierde categorie, dan wel met beide straffen. Hij is niet strafbaar, indien blijkt, dat hij alle nodige maatregelen heeft genomen, om de ongeoorloofde aanwezigheid van de middelen te voorkomen.
  5. Al hetgeen, naar redelijkerwijze vermoed kan worden, gediend heeft of bestemd geweest is tot het plegen van een overtreding van deze landsverordening, alsmede al hetgeen voorwerp van het begane strafbare feit heeft uitgemaakt, kan verbeurd worden verklaard, voor zover het zesde lid niet van toepassing was.
  6. Alle, onverschillig waar, ongeoorloofd aanwezig bevonden middelen, als in de artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoeld vervallen met de voorwerpen, die tot hun verpakking of berging gediend hebben, van rechtswege in eigendom aan het Land, tenzij de eigenaar der goederen binnen de tijd van drie maanden na de aanhaling bewijst, dat deze ten onrechte is geschied, of dat hij de goederen verloren heeft, of dat deze aan hem ontvreemd zijn en hij deze op geoorloofde wijze aanwezig heeft gehad, in welke gevallen hem de aangehaalde middelen met de voorwerpen, die tot hun verpakking of berging hebben gediend, voor zover deze voorwerpen hem in eigendom toebehoorden, worden teruggegeven.
  7. De verbeurdverklaarde of aan het Land vervallen middelen worden, met inachtneming van de door de minister gegeven voorschriften, slechts verkocht, afgeleverd of verstrekt aan personen, die deze in bezit of aanwezig mogen hebben. Zo nodig worden zij op last van de minister onbruikbaar gemaakt of vernietigd.

Artikel 11a

Hij die om een feit als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 3a, eerste lid, en 4, eerste lid, onder  A, dan wel om een activiteit, voor zover die betreft de in de artikelen 3, eerste lid, en 3a, eerste lid, genoemde middelen, in strijd met een krachtens de artikelen 8b of 8c gestelde bepaling, gesteld voorschrift of gestelde voorwaarde, voor zover opzettelijk gepleegd, voor te bereiden of te bevorderen:
a. een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
b. zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen;
c. voorwerpen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft:
1◦. hetzij met levenslange gevangenisstraf;
2◦. hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
3◦. hetzij met een geldboete van ten hoogste zes miljoen tweehonderdvijftigduizend Nederlands-Antilliaanse gulden;
4◦. hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen b en c.

Artikel 11b

  1. Hij die opzettelijk enig voorwerp, dat is verkregen door een in deze landsverordening strafbaar gesteld misdrijf, koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt gestraft:
    a. hetzij met een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste vier en twintig jaren;
    b. hetzij met een geldboete van ten hoogste zes miljoen tweehonderdvijftigduizend Nederlands-Antilliaanse gulden;
    c. hetzij met beide straffen bedoeld in de onderdelen a en b.
  2. Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die opzettelijk uit de opbrengst van enig voorwerp als bedoeld in het eerste lid, voordeel trekt.

Artikel 11c

  1. Hij die enig voorwerp koopt, huurt, inruilt, in pand neemt, als geschenk aanneemt of uit winstbejag verkoopt, verhuurt, verruilt, in pand geeft, vervoert, bewaart of verbergt, wordt, indien aan zijn schuld te wijten is dat zijn handeling een door een in deze landsverordening strafbaar gesteld misdrijf verkregen voorwerp betreft, gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, hetzij met geldboete van ten hoogste drie miljoen Nederlands-Antilliaanse gulden, hetzij met beide straffen.
  2. Dezelfde straf wordt opgelegd aan hem die uit de opbrengst van enig voorwerp voordeel trekt, indien aan zijn schuld te wijten is dat zijn handeling een door een in deze landsverordening strafbaar gesteld misdrijf verkregen voorwerp betreft.

Artikel 11d

Voor de toepassing van de artikelen 11a tot en met 11c, wordt onder voorwerpen mede begrepen voer- en vaartuigen en stoffen.

Artikel 11e

  1. Bij schuldigverklaring wegens het begaan van een misdrijf genoemd in de artikelen 11, eerste lid, 11a, 11b, of 11c, is de duur van de op te leggen tijdelijke gevangenisstraf ten minste een vierde deel van de in die artikelen bepaalde maximale tijdelijke gevangenisstraf, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van één der in die artikelen genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
  2. Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien tijdens het begaan van het in dat lid bedoelde misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van één der in artikel 11a, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930  dan wel artikel 11a, eerste lid, van de Wapenverordening 1931  genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.

Artikel 12

Bij veroordeling wegens een van de in deze landsverordening omschreven misdrijven, kan de ontzetting van de in artikel 1:64, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, van het Wetboek van Strafrecht, vermelde rechten worden uitgesproken.

Artikel 13

  1. De bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden, voor zover zij  bestaan in overtreding van de artikelen 2, 2a, 3,  eerste  lid,  3a, eerste lid, 4 eerste lid, en 5, dan wel van de regels gesteld krachtens de artikelen 3, vijfde lid, 3a, tweede lid,  4,  derde lid,  8a,  8b, 8c, eerste lid, of 8d, dan wel in het opzettelijk niet voldoen aan de voorschriften of voorwaarden bij een verlof als bedoeld in de artikelen 6, 7,  8,  8b of 8c, of bij de intrekking daarvan gesteld, beschouwd als misdrijven en in de overige gevallen als overtredingen. De in de artikelen 11a tot en met 11c, strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven, die in artikel 11, derde lid, als overtredingen.
  2. Op feiten, vallende onder een strafbepaling van deze landsverordening, zijn niet van toepassing de strafbepalingen, voorkomende in de landsverordeningen, betreffende de invoerrechten en accijnzen.
  3. De strafwet van Curaçao is toepasselijk op ieder die zich buiten Curaçao schuldig maakt aan:
    a. een van de strafbaar gestelde feiten,  bedoeld in artikel 11a,  voor zover die zijn gepleegd om opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 3, eerste lid, onder A, artikel 3a, eerste lid, onder A, of  4, eerste lid, onder A, voor te bereiden of te bevorderen, dan wel;
    b. poging tot of deelneming aan het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 3, eerste lid, onder A, artikel 3a, eerste lid, onder A, of  4, eerste lid, onder A.
  4. De strafwet van Curaçao is toepasselijk op een van de strafbaar gestelde feiten, bedoeld  in de artikelen 11, eerste en tweede lid, en 11a tot en met 11c strafbaar gestelde feiten, indien het feit is gepleegd aan boord van een buitenlands vaartuig dan wel een vaartuig zonder nationaliteit of een daarmee gelijk gesteld vaartuig uit hoofde van het internationale recht, op open zee, en wordt opgetreden in het kader van de toepassing van het Verdrag ter uitvoering van artikel 17 van het Verdrag tegen sluikhandel.

Artikel 14

Indien ter uitvoering van enig artikel van de Opiumlandsverordening een tarief voor een verlof van de verbodsbepalingen van die landsverordening is vastgesteld, geldt dit tarief als een tarief voor een verlof als bedoeld in de Opiumlandsverordening 2024.

Artikel 15

De bij of krachtens de Opiumlandsverordening vastgestelde wettelijke regelingen blijven van kracht totdat zij vervangen zijn door nieuwe uitvoeringsvoorschriften krachtens deze landsverordening.

Artikel 16

Ter zake van overtredingen van de artikelen 4a, 11d en 13, vierde lid, die hebben plaatsgevonden of zijn aangevangen vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.

Artikel 16a

De minister zendt na een jaar aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze landsverordening in de praktijk.

Artikel 17

De Opiumlandsverordening wordt ingetrokken.

Artikel 18

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 19

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Opiumlandsverordening 2024.

Naar boven