| Publicatienummer: | P.B. 2024, no. 145 (Geconsolideerde Tekst) |
| Categorie: | Geconsolideerde Tekst Landsverordening |
| Ministerie: | Bestuur, Planning & Dienstverlening |
| Datum ondertekening: | 12-11-2024 |
| Datum inwerktreding: | 16-08-1986 |
| Geregistreerd in: |
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK XIX Personeel)
|
LANDSBESLUIT van de 12de november 2024, no. 24/2514, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren
| Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum ingetrokken | Betreft | Vindplaats | Zittingsjaar |
| 16-08-1986 | n.v.t. | n.v.t. | Geconsolideerde tekst | P.B. 2024, no. 145 (GT) | n.v.t. |
§ 1. Definities
De in deze paragraaf vastgestelde begripsbepalingen zijn mede van toepassing op de uit kracht van deze landsverordening gegeven voorschriften en beschikkingen.
In deze landsverordening wordt verstaan onder:
bevoegd gezag:
1°. de Gouverneur voor wat betreft de overheidsdienaren, belanghebbenden en wachtgelders die in dienst zijn of geweest zijn van het Land Curaçao, de Staten, de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten of de University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez;
2°. de Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening voor wat betreft de overheidsdienaren, belanghebbenden en wachtgelders die in dienst zijn of geweest zijn van het schoolbestuur van een in Curaçao gevestigde of gevestigd geweest zijnde bijzondere school in de zin van de Landsverordening basisonderwijs of de Landsverordening voortgezet onderwijs .
overheidsdienaren:
1°. de procureur-generaal;
2°. de ambtenaren in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht , de Landsverordening van de 29ste augustus 1978 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren, werkzaam bij het Bureau Buitenlandse Betrekking en de Landsverordening van de 8ste december 1964 houdende regelen betreffende de rechtstoestand van de landsdienaren ten kabinette van de Gevolmachtigde Minister in Nederland , die in vaste dienst of gedurende ten minste vijf jaren onafgebroken in tijdelijke dienst werkzaam zijn geweest;
3°. de werklieden in de zin van de Werkliedenverordening 1944 ;
4°. de werknemers in dienst van het land Curaçao of enig ander binnen Curaçao gevestigd openbaar lichaam op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, indien deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd of daarop artikel 1615f van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is;
5°. de leden van het personeel van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten en de University of Curaçao Dr. Moises da Costa Gomez en de verplichte leerkrachten van een bijzondere school in de zin van de Landsverordening basisonderwijs of de Landsverordening voortgezet onderwijs, met wie een Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of waarop artikel 1615f van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, is aangegaan.
belanghebbende:
de overheidsdienaar, bedoeld in artikel 4 van deze landsverordening.
wachtgelder:
de belanghebbende die in het genot is gesteld van een wachtgeld.
In deze landsverordening wordt voorts verstaan onder:
diensttijd:
de tijd, door een overheidsdienaar in dienst van het Land Curaçao of enig ander binnen het Land Curaçao gevestigd openbaar lichaam of aan een bijzondere school als bedoeld in het voorgaande artikel doorgebracht, daarbij inbegrepen de tijd gedurende welke hij als werknemer bij een door een openbaar lichaam in het leven geroepen en op grond van zijn doelstelling en in financieel opzicht tot zulk een lichaam in een bijzondere verhouding staande rechtspersoon in dienst geweest is; zulks met dien verstande dat:
a. indien aan de belanghebbende reeds eerder een wachtgeld is toegekend, de diensttijd welke voor de berekening van dat eerdere wachtgeld in aanmerking genomen is, opnieuw wordt meegeteld;
b. de tijd, gedurende welke de belanghebbende met gehele of gedeeltelijke inhouding van inkomen geschorst is of anders dan ter vervulling van een openbare functie of wegens een studieopdracht op non-activiteit is gesteld, voor de berekening van de diensttijd niet in aanmerking wordt genomen.
inkomen:
de bezoldiging of het loon van de overheidsdienaar, verhoogd met de hem toekomende persoonlijke toelage, kostwinnerstoelage, toelage op grond van artikel 20 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht en, voor zover het bevoegd gezag aldus bepaalt, artikel 4, vierde lid, van de Werkliedenverordening 1944, de voor het onderwijzend personeel geldende, wettelijk vastgestelde vaste toelagen, en de compensatietoeslag krachtens de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezen verzekering ; in bijzondere gevallen, ter beoordeling van het bevoegd gezag, wordt een standplaatstoelage voor de berekening van het inkomen mede in aanmerking genomen.
laatstelijk genoten inkomen:
het inkomen vermeerderd met de vakantie-uitkering, waarop de overheidsdienaar ingevolge de voor hem toepasselijke wettelijke bepalingen gedurende de periode van één jaar onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop het hem verleende ontslag ingaat aanspraak heeft gehad, gedeeld door twaalf; indien de overheidsdienaar gedurende de bedoelde periode een gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging of loon wegens schorsing of een vermindering daarvan in verband met vrijstelling van dienst wegens ziekte heeft ondergaan, wordt het inkomen in aanmerking genomen dat hij zou hebben genoten, indien de inhouding of vermindering niet was geschied.
pensioen:
1°. het pensioen in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren ;
2°. het pensioen in de zin van hoofdstuk II van de Werkliedenverordening 1944;
3°. elke andere vorm van pensioen, bedoeld voor de voorziening in de oude dag en de verzorging van weduwen, weduwnaars en wezen van overheidsdienaren, en ten laste komend van de geldmiddelen van het Land Curaçao, of enig ander binnen Curaçao gevestigd openbaar lichaam of van enig door de overheid in Curaçao ingesteld fonds, met de uitzondering van de fondsen, bedoeld in de Landsverordening Sociale Verzekering ;
4°. indien en voor zover ingevolge de Invoeringslandsverordening rechtspositionele regelingen 1998 een uitkering bij wijze van pensioen, dan wel in overstemming met de bestaande praktijk een onderstand bij wijze van pensioen blijft of wordt toegekend, deze uitkering, onderscheidenlijk onderstand;
5°. indien en voor zover ingevolge de in het voorgaande onderdeel genoemde landsverordening, de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren of de Werkliedenverordening 1944, of ingevolge enige andere wettelijke regeling, aan een pensioen of een uitkering of onderstand bij wijze van pensioen een duurtoeslag is verbonden, het betreffende pensioen, onderscheidenlijk de betreffende uitkering of onderstand tezamen met de eraan verbonden duurtetoeslag als één geheel beschouwd;
in alle gevallen met inbegrip van de daarop bij enige wettelijke bepaling verleende andere
toeslagen en bijslagen.
§ 2. Het wachtgeld
Aan de overheidsdienaar wordt met ingang van de dag waarop het hem verleende ontslag ingaat op zijn daartoe strekkend verzoek door het bevoegd gezag een wachtgeld toegekend, indien het ontslag hem eervol, doch niet op eigen verzoek is verleend met toepassing van het bepaalde bij:
– hetzij artikel 101 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht;
– hetzij artikel 47, aanhef en letter d, van de Werkliedenverordening 1944;
– (vervallen)
– hetzij artikel 103, eerste lid, aanhef en letter f, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht met betrekking tot het ontslag op grond van ongeschiktheid voor het ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken, indien het de griffier van de Staten betreft;
dan wel, voor zover geen van de bovengenoemde bepalingen op hem van toepassing is, indien zulk ontslag hem verleend is om een reden welke met een van de in artikel 104, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht zoals gewijzigd, genoemde redenen van ontslag overeenkomt.
1. De lengte van het tijdvak gedurende hetwelk het wachtgeld wordt genoten, is afhankelijk van het aantal volle jaren dat de diensttijd van belanghebbende, voorafgaand aan de dag van het ontslag, uitmaakt en wel als volgt:
Diensttijd Duur wachtgeld
1 jaar 2 maanden
2 jaar 4 maanden
3 jaar 6 maanden
4 jaar 8 maanden
5 jaar 10 maanden
6 jaar 12 maanden
7 jaar 14 maanden
8 jaar 16 maanden
9 jaar 18 maanden
10 jaar 20 maanden
11 jaar 22 maanden
12 jaar en meer 24 maanden
2. Gedeelten van een jaar worden bij de berekening van de diensttijd buiten beschouwing gelaten.
Het wachtgeld wordt gedurende de eerste 3 maanden van de wachtgeld periode, bedoeld in artikel 5, bepaald op 95% van het laatstelijk genoten inkomen, gedurende de volgende 7 maanden op 85%, gedurende de daarop volgende 10 maanden op 75% en gedurende rest van de periode op 70%.
Indien een overheidsdienaar in meer dan één betrekking in vaste dienst of gedurende ten minste vijf jaren onafgebroken in tijdelijke dienst werkzaam is geweest en hem uit een of meer, doch niet uit al deze betrekkingen eervol, doch niet op eigen verzoek en met toepassing van een van de in artikel 4 genoemde wettelijke bepalingen ontslag wordt verleend, wordt voor de vaststelling van het wachtgeld in aanmerking genomen dat gedeelte van het laatstelijk genoten inkomen, dat naar het oordeel van het bevoegd gezag dient te worden toegerekend aan de betrekking of betrekkingen waaruit het ontslag wordt verleend.
In bijzondere gevallen, waarin de bepalingen van deze landsverordening geen billijke maatstaf voor de toekenning of berekening van een wachtgeld blijken op te leveren, kan het bevoegd gezag daarin voorzien.
§ 3. Bijzondere verplichtingen van de wachtgelder
De Minister van Algemene Zaken, voor zover het de wachtgelders betreft die ten laste van het Land Curaçao een wachtgeld genieten, kan nadere algemene en bijzondere voorschriften geven aangaande het tijdstip en de wijze waarop mededelingen als in het voorgaande artikel bedoeld dienen te worden verschaft en aangaande de aangelegenheden waarop zij betrekking dienen te hebben.
De belanghebbende die een wachtgeld aanvaardt, wordt geacht door deze aanvaarding erin toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag in aanmerking komen alle op hem betrekking hebbende inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van deze landsverordening noodzakelijk zijn.
§ 4. Weigering, vermindering en intrekking
van wachtgeld en wachtgeldtoeslag
Geen wachtgeld wordt toegekend aan de belanghebbende die weigert of nalaat de inlichtingen en de inzage van stukken te verschaffen, welke hem door het bevoegd gezag ingevolge artikel 8, derde lid, gevraagd zijn.
Geen wachtgeld wordt toegekend aan de belanghebbende die binnen een maand na de dag waarop hij zijn aanvrage heeft ingediend komt te verkeren in omstandigheden welke ingevolge artikel 27 een grond tot intrekking van wachtgeld opleveren.
Indien de belanghebbende zijn aanvrage indient na het verstrijken van de termijn, genoemd in artikel 8, eerste lid, of het verschaffen van de hem ingevolge het derde lid van dat artikel gevraagde inlichtingen of inzage van stukken door een aan hem toe te rekenen oorzaak vertraagd wordt, wordt het wachtgeld over elke volle kalendermaand, verlopen tussen de dag van het hem verleende ontslag en de dag van ontvangst van de aanvrage, onderscheidenlijk de inlichtingen of ter inzage aangeboden stukken, niet uitbetaald.
Het wachtgeld wordt niet uitbetaald over elke volle kalendermaand, gelegen in het tijdvak waarin de wachtgelder:
a. de hem bij artikel 11 en krachtens artikel 12 opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt;
b. metterwoon in het buitenland gevestigd is zonder de vereiste toestemming van het bevoegd gezag verkregen te hebben;
c. blijkbaar nalaat het bevoegd gezag van een wijziging van zijn woon- of verblijfplaats tijdig in kennis te stellen;
d. bij zijn vestiging in het buitenland blijkbaar nalaat aan het bevoegd gezag tijdig opgave te doen van de wijze waarop het wachtgeld te zijnen name binnen Curaçao kan worden uitbetaald.
Indien de wachtgelder niet aan de verplichtingen, hem bij het tweede en het derde lid van artikel 10 opgelegd, voldoet, of inkomsten als bedoeld in het voorgaande artikel zonder voldoende reden prijs geeft dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan, worden op het wachtgeld in mindering gebracht de inkomsten die hij zou hebben kunnen verwerven door niet aldus te verzuimen, prijs te geven of verloren te doen gaan. De in artikel 20, eerste lid, tweede volzin, genoemde toeslag is alsdan niet van toepassing. Het tweede lid van het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing.
Indien de wachtgelder zonder geldige reden niet voldoet aan de hem bij het vierde lid van artikel 10 opgelegde verplichting, kan het wachtgeld door het bevoegde gezag geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.
Het bevoegd gezag kan bij de vaststelling van het bedrag dat op een wachtgeld in mindering dient te worden gebracht afwijken van de door de wachtgelder zelf verstrekte opgave van zijn inkomsten, onderscheidenlijk van de inkomsten die hij zou hebben verworven indien hij zich niet in de in het voorgaande artikel bedoelde omstandigheden had gesteld, ingeval er aanleiding is om deze opgave als onjuist of onvolledig te beschouwen.
Geldelijke aanspraken uit hoofde van arbeidsongeschiktheid, door de wachtgelder op of na de dag waarop zijn ontslag uit de dienst is ingegaan verworven, worden voor de toepassing van deze paragraaf beschouwd als inkomsten in de zin van artikel 20.
Indien de inkomsten, bedoeld in artikel 20, worden of kunnen worden vermeerderd met een kindertoelage, wordt deze in mindering gebracht op de toelage bedoeld in artikel 33.
Van vergoedingen ter zake van de premies, verschuldigd uit hoofde van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering, wordt voor de toepassing van deze paragraaf hetzelfde percentage buiten beschouwing gelaten, als het wachtgeld ten opzichte van het laatstelijk genoten inkomen geringer is.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 21 kan het wachtgeld door het bevoegd gezag worden ingetrokken, indien een wachtgelder bij herhaling een hem aangeboden betrekking, welke mede in verband met zijn persoonlijkheid of de omstandigheden voor hem passend kan worden geacht, weigert te aanvaarden.
§ 5. Opschorting van een wachtgeld
Ingeval ten tijde dat het ontslag uit de dienst ingaat door de belanghebbende een uitkering als bedoeld in artikel 43 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht of artikel 41 van de Regeling Vakantie en Vrijstelling van Dienst werknemers wordt genoten, wordt het wachtgeld toegekend en vangt de wachtgeld-periode aan met ingang van de dag volgende op die waarop de uitkering eindigt.
Ten aanzien van de belanghebbende die zich ingevolge wettelijke verplichting als militair in werkelijke dienst bevindt of moet begeven, wordt op zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek de wachtgeldperiode of het op de dag van zijn intreding in werkelijke dienst nog overblijvende gedeelte van de wachtgeldperiode voor de duur daarvan opgeschort.
§ 6. Einde en verval van de aanspraak op wachtgeld
De aanspraak op wachtgeld eindigt anders dan door het verloop van de wachtgeldperiode:
a. met ingang van de dag waarop voor de belanghebbende recht ontstaat op een pensioen, waarvan het over één maand berekende bedrag ten minste gelijk is aan dat van het wachtgeld waarop hij over de aan die dag voorafgaande maand aanspraak heeft gehad of zou hebben gehad, indien hij reeds wachtgeld genoten had;
b. met ingang van de dag waarop hij de leeftijd van 60 jaren bereikt;
c. met ingang van de dag volgende op die waarop de belanghebbende is overleden.
De aanspraak op wachtgeld vervalt, wanneer niet binnen twee jaren na de dag waarop de aanspraak is ontstaan de aanvrage, bedoeld in artikel 8, aan het bevoegd gezag gericht is.
§ 7. Verschillende bepalingen
Op het wachtgeld zijn de bepalingen van hoofdstuk X van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht ook dan van toepassing, wanneer de wachtgelder geen ambtenaar in de zin van die landsverordening is geweest.
In alle gevallen waarin door het bevoegd gezag ingevolge deze landsverordening, al dan niet op verzoek, een voor de betrokkene geheel of gedeeltelijk belastende of afwijzende beschikking genomen moet worden met betrekking tot de toekenning, betaalbaarstelling, vermindering, niet-uitbetaling of intrekking van een wachtgeld of een daarmede in verband staande aangelegenheid, geschiedt zulks bij met redenen omklede beschikking.
De belanghebbende die een wachtgeld aanvaardt, wordt daardoor niet geacht van de aanspraak op een hoger bedrag aan wachtgeld of een langere wachtgeldperiode afstand te hebben gedaan.
Indien ingevolge een wettelijke bepaling de aanspraak van de belanghebbende op een vakantie-uitkering of de aanspraak daarop van de groep van overheidsdienaren waartoe de belanghebbende behoord zou hebben indien hij nog in dienst zou zijn, voor een bepaald tijdvak buiten werking gesteld is, wordt tot aan het einde van dat tijdvak het aan de belanghebbende toe te kennen wachtgeld berekend over het laatstelijk door hem genoten inkomen zonder de vakantie-uitkering. Na het einde van het bedoelde tijdvak wordt voor de berekening van het wachtgeld het laatstelijk door hem genoten inkomen met inbegrip van de vakantie-uitkering, waarop de belanghebbende aanspraak had of gehad zou hebben indien zij niet tijdelijk buiten werking was gesteld, in aanmerking genomen.
§ 7a. Tegemoetkoming werkgever
§ 8. Slotbepalingen
1. Deze landsverordening wordt aangehaald als: Wachtgeldregeling overheidsdienaren.
2. (vervallen)
(vervallen)
(vervallen)
(vervallen)