Editie no. 14 - Jaargang 2024 - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Landscourant

Jaargang 2024
5 April 2024
Editie no. 14
  • Aankondiging
    A A N K O N D I G I N G

    Bij exploit van de 28ste  maart  2024, waarvan afschrift is gelaten aan de E.A. Heer Officier van Justitie bij het Gerecht in Eerste Aanleg op het eiland Curaçao, heb ik  ROBERT  ALEXANDER  SIMEON  RAMAZAN, aspirant deurwaarder, werkzaam ten kantore van ROBERTICO ALEJANDRIO RAMAZAN, deurwaarder bij het Gerecht op Curaçao, ten verzoeke van de naamloze vennootschap CENTRALE HYPOTHEEKBANK  N.V., gevestigd en kantoorhoudende in Curaçao, te dezer zake domicilie kiezende in Curaçao aan de Parkietenweg no. 5, ten kantore van de advocaat  mr. M.A. van den Berg en aan de Roodeweg no. 159, ten kantore van R.A. Ramazan, gerechtsdeurwaarder, aan CEDRIC  JOSE  HERNANDO  HODGE, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Curaçao,  BETEKEND,   een exploit van mij, deurwaarder, van de  28ste  maart 2024, ten verzoeke van requirante gedaan, waarbij uit kracht van het daarbij vermeld vonnis ten laste van de gerequireerde EXECUTORIAAL- DERDEN-BESLAG is gelegd voor de bedragen als in voormeld exploit omschreven onder VIDANOVA  PENSION  FUND, gevestigd en kantoorhoudende in Curaçao, aan de Schottegatweg Oost no. 28,  een en ander als in bedoelde exploit omschreven.

    De aspirant deurwaarder voornoemd,
    R.A.S. RAMAZAN.

     

  • Aankondiging

    OPROEP

    Bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao is ingediend een verzoek tot toekenning van de langdurig onverdeeld gebleven boedel bestaande uit het perceel

    FLAIRAWEG TE GRANBEEUW,

    gelegen in het Tweede District van Curaçao te Granbeeuw, omschreven in meetbrief nummer 199 van 1941, Sectie C, deel 206, nummer 32, groot 5.678 m2, plaatselijk bekend als Flairaweg te Granbeeuw, in de openbare registers van het Kadaster geregistreerd op naam van José (o.w. Jose Silva) Da Costa, geboren op 10 november 1908 en overleden op 19 september 1986, verkregen bij akte van verkoop, koop en levering.

    zulks op grond van artikel 3:200a en verder van het Burgerlijk Wetboek.

    Het verzoek zal worden behandeld op donderdag 4 juli 2024 om 15.00 uur in een der zalen van het Gerecht aan het Emancipatie Boulevard Dominico F. ‘Don’ Martina 18.

    Belanghebbenden kunnen uiterlijk 14 dagen voor die zitting een verweerschrift indienen bij de griffie van het Gerecht, onder vermelding van zaaknummer CUR202400865 (I.G. Fernandes, M. Da Silva Costa en J.M. Da Costa inzake boedel Flairaweg te Granbeeuw).

    Voor het verzoekschrift en overige informatie kunt u contact opnemen met mw. S. Martha (tel: 463-4261) of mw. A. Foendoe (tel: 463-4170) of een e-mail versturen naar oudeboedels@caribjustitia.org.

  • Bekendmaking

    Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 december 2023, nummer WBN-CM 2023/6, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten

    DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID,

    Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap, het Besluit naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011/Sint Maarten 2011;

    Besluit:

    Artikel I

    De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:

    A
    Paragraaf 1.2.1.1 van de toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    paragraaf 1.2.1.1. Gehuwde vrouw: huwelijk in periode tot 1 maart 1964
    Een Nederlandse vrouw verloor door een huwelijk met een niet-Nederlander oorspronkelijk in beginsel automatisch het Nederlanderschap (artikel 5 (oud) WNI 1892).

    In gevallen waarin de vrouw door een dergelijk huwelijk niet de nationaliteit van haar man verkreeg of als de man staatloos was, werd de vrouw door dit huwelijk staatloos.

    Op 1 juli 1937 is, met terugwerkende kracht tot 1 juli 1893, de WNI 1892 gewijzigd en werd een Nederlandse vrouw niet langer door te huwen staatloos, tenzij zij geen gebruik maakte van een eenvoudige wijze de nationaliteit van haar man te verkrijgen door bijvoorbeeld optie of registratie.

    Had de man geen nationaliteit dan geldt dat een Nederlandse vrouw sinds 1 juli 1893 altijd in het bezit is gebleven van het Nederlanderschap. Al is dit pas later zo bepaald, het is wel de wijze waarop met het Nederlanderschap van de met een staatloze man huwende Nederlandse vrouw wordt omgegaan.

    Voorbeeld 1
    De Nederlandse vrouw die na 1 april 1953 en tot 24 augustus 1957 met een Duitse man huwde verloor niet automatisch de Nederlandse nationaliteit, omdat zij door haar huwelijk niet automatisch de Duitse nationaliteit verkreeg. Dit volgde uit het vonnis van Bundesverfassungsgericht van 1 april 1953. Het Hof oordeelde dat vanaf die datum een vreemde vrouw die met een Duitser huwde op grond van artikel 3, tweede lid Grundgesetz (dat de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen vastlegt) niet automatisch de Duitse nationaliteit kreeg.
    Een kind dat staande dit huwelijk werd geboren, werd dus geboren uit een Nederlandse moeder en kan gebruik maken van de optieregeling in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN, tenzij de moeder voorafgaand aan de geboorte van de optant haar Nederlanderschap had verloren door verkrijging van de Duitse nationaliteit door naturalisatie (Einbürgerung). In dat geval verloor de Nederlandse vrouw het Nederlanderschap op grond van artikel 7, sub 1 WNI 1892 en is optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN niet mogelijk.
    Het Nationaliteitenregister van de IND kan door de Gouverneur van Curaçao onderscheidenlijk de Gouverneur van Sint Maarten via de IND worden geraadpleegd om te beoordelen of de moeder voorafgaande aan de geboorte van de optant de Duitse nationaliteit heeft gekregen.

    Voorbeeld 2
    De Nederlandse vrouw die tussen 24 augustus 1957 en 1 maart 1964 huwde met een Duitser kon bij de huwelijksvoltrekking in Duitsland bij proces-verbaal verklaren dat zij de Duitse nationaliteit wenste te krijgen. Dit was een optieverklaring (‘Drittes Gesetz zur Regelung von Fragen der Staatsangehörigkeit’ van 1957, § 6 lid 2 RuSTAG). De Nederlandse vrouw verloor het Nederlanderschap op grond van artikel 5 (oud) WNI 1892 ook en werd dus staatloos, indien zij naliet een verklaring af te leggen om Duitse te worden. Zij heeft immers geen gebruik gemaakt van een eenvoudige wijze de nationaliteit van haar man te verkrijgen. Zij werd dan staatloos. Haar kind geboren staande het huwelijk kan niet opteren op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN.

    Latere herkrijging van het Nederlanderschap door oud-Nederlandse die vóór 1 maart 1964 is gehuwd met een niet-Nederlander
    Vrouwen die door het huwelijk vóór 1 maart 1964 de Nederlandse nationaliteit hadden verloren, konden ná 1 maart 1964 het Nederlanderschap herkrijgen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring. Deze optiebevestigingen zijn opgenomen in het Nationaliteitenregister van de IND en zijn relevant indien een kind is geboren nadat de moeder het Nederlanderschap heeft herkregen door deze optie.

    Landen met automatische verkrijging van de nationaliteit van de man tot 1 maart 1964
    De nationaliteitswet van een aantal staten verleende niet de nationaliteit aan de vrouw waarmee een onderdaan van die staat huwde (vóór 1 maart 1964): bijvoorbeeld de Verenigde staten, Argentinië, Chili, Cuba, Honduras, Paraguay en Zwitserland. Deze vrouw behield dus na het huwelijk de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 5 (oud) WNI 1892, om staatloosheid te voorkomen.
    De nationaliteitswetten van een groot aantal andere staten bood wel een mogelijkheid (vóór 1 maart 1964) om de nationaliteit van de echtgenoot te verkrijgen door het huwelijk.
    Verwezen wordt naar de Elsevier-bundel Nationaliteitswetgeving, deel 3 ‘Overzicht betreffende de nationaliteit van de gehuwde vrouw’.

    B
    Paragraaf 2.4.1 van de toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder p, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    2.4.1 Beroep op schending van het familie- of gezinsleven en het belang van het kind

    De IND toetst of sprake was van schending van het familie- of gezinsleven op grond van artikel 7 Handvest in lijn met de toetsing van artikel 8 EVRM . Er dient derhalve in de eerste plaats te worden vastgesteld of sprake was van te beschermen familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Ook als dit niet het geval was, voert de IND een belangenafweging uit waarbij de vaststelling dat geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM, in de belangenafweging in het nadeel van de optant wordt betrokken. Voor een nadere toelichting op deze toets en de belangenafweging zie de openbare IND-werkinstructie 2020/16 (Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM) in samenhang met het openbare IND-informatiebericht 2022/80 (Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en artikel 8 EVRM).

    Als de optant minderjarig was ten tijde van het verlies van het Unieburgerschap en door hem of haar wordt aangevoerd dat sprake was van schending van de rechten van het kind, moet worden getoetst aan artikel 24 Handvest.

    C
    Paragraaf 3.13 van de toelichting ad artikel 7 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    paragraaf 3.13. Naturalisatieceremonie
    Vanaf 1 augustus 2008 is de Gouverneur verplicht de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend uit te nodigen voor een ceremonie waarin de verkrijging van het Nederlanderschap wordt gevierd. Vanaf deze datum treedt het naturalisatiebesluit voor een daarin genoemde persoon pas in werking door uitreiking van het hem betreffende uittreksel daarvan, in de regel op een naturalisatieceremonie. Met ingang van 1 maart 2009 is voor het verkrijgen van het Nederlanderschap nog een vereiste ingevoerd, namelijk het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Uitgangspunt bij de verklaring van verbondenheid is dat deze in persoon en mondeling wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie. Het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt aan de naturalisandus bekendgemaakt door uitreiking en pas dan treedt het besluit, met terugwerkende kracht tot de datum van dagtekening, in werking. De naturalisandus moet daadwerkelijk op de naturalisatieceremonie verschijnen om rechten te kunnen ontlenen aan het naturalisatiebesluit. Verschijnt de naturalisandus niet, dan kan de verklaring van verbondenheid niet worden afgelegd en het uittreksel uit het naturalisatiebesluit niet worden bekendgemaakt.

    Op grond van artikel 60b, tweede en vierde lid, BvvN is in Curaçao en Sint Maarten de Gouverneur bevoegd tot bekendmaking van het naturalisatiebesluit. Hij roept de naturalisandus tijdig op voor een naturalisatieceremonie. Verschijnt de opgeroepen persoon niet, dan vindt geen uitreiking plaats en wordt een oproeping voor de volgende ceremonie toegezonden. Zonodig wordt een derde uitnodiging per aangetekende post verzonden. Wordt het besluit niet binnen een jaar na de dag waarop het is gedagtekend, bekendgemaakt, dan vervalt het in de regel. De naturalisandus is dan geen Nederlander geworden, en moet daarvoor een nieuw verzoek om naturalisatie indienen of mogelijk een optieverklaring afleggen. In de uitzonderlijke situatie dat de Gouverneur niet binnen één jaar na dagtekening van het naturalisatiebesluit driemaal de betrokkene een uitnodiging voor een naturalisatieceremonie heeft toegezonden, waardoor het naturalisatiebesluit niet binnen één jaar na de dag waarop het is gedagtekend bekend kon worden gemaakt, wordt het naturalisatiebesluit als tijdig uitgereikt aangemerkt. De naturalisandus is Nederlander. In deze gevallen dient een aantekening in de BRP, het IND-systeem en in het nationaliteitenregister te worden gemaakt.

    Zodra een betrokkene wordt voorgedragen voor naturalisatie meldt Onze Minister dit aan de Gouverneur. Met behulp van dit bericht verkrijgt de Gouverneur inzicht in het aantal naturalisandi dat hij voor een bepaalde naturalisatieceremonie zal moeten uitnodigen. Ook betrokkene ontvangt een bericht over de voortgang van zijn naturalisatieverzoek.

    De Gouverneur heeft de vrijheid om naar eigen behoefte vorm te geven aan de invulling van de naturalisatieceremonie. Vast staat wel dat de betrokkene in beginsel in persoon moet verschijnen op de naturalisatieceremonie en daar de verklaring van verbondenheid af moet leggen.

    Na ondertekening van het Koninklijk Besluit tot naturalisatie zendt Onze Minister de Gouverneur zo spoedig mogelijk het desbetreffende uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap en het bijbehorend terugmeldformulier (artikel 44 BvvN).

    D
    Paragraaf 2.2.1 van de toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    Paragraaf 2.2.1. Gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets
    Artikel 3, derde lid BNT bepaalt dat bij ministeriële regeling kan worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets op grond van andere diploma’s of certificaten dan de hiervoor genoemde. Artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 geven hieraan uitwerking.

    Van het afleggen van het deel dat de mate van kennis van de Nederlandse taal (deel III) toetst is vrijgesteld de verzoeker die beschikt over één van de volgende certificaten van het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal:
    a) Certificaat Maatschappelijk Informeel (niveau A2); dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (niveau A2);
    b) Certificaat Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (niveau A2); dit certificaat wordt sinds 2016 niet meer verstrekt;
    c) Certificaat Maatschappelijk Formeel (niveau B1); dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Maatschappelijke Taalvaardigheid (niveau B1);
    d) Certificaat Zakelijk Professioneel (niveau B2); dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Professionele Taalvaardigheid (niveau B2);
    e) Certificaat Educatief Startbekwaam (niveau B2); dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (niveau B2);
    f) Certificaat Educatief Professioneel (niveau C1); dit certificaat kende tot 2015 de benaming Certificaat Profiel Academische Taalvaardigheid (niveau C1).

    E
    Paragraaf 3 van de toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    paragraaf 3. Afwijzing als er serieuze verdenkingen bestaan dat de vreemdeling een misdrijf heeft gepleegd waarop nog een sanctie kan volgen
    De woorden ‘ernstige vermoedens’ in het onderhavige artikellid geven aan dat niet alleen misdrijven waarvoor de vreemdeling al onherroepelijk is veroordeeld in aanmerking moeten worden genomen, maar ook misdrijven waarvan hij op goede gronden wordt verdacht en waarop alsnog een sanctie kan volgen.

    Met ‘sanctie’ wordt hier niet alleen bedoeld een straf (bijvoorbeeld geldboete, taakstraf of gevangenisstraf) of een maatregel die door de strafrechter is opgelegd, maar ook uitgevaardigde strafbeschikkingen of door de politie of het OM opgelegde boeten. De vreemdeling mag weliswaar niet voor schuldig worden gehouden zolang dat niet is komen vast te staan, maar dat brengt niet met zich mee dat een serieuze verdenking ter zake van een misdrijf irrelevant is. De wet bepaalt immers dat weigering van naturalisatie of optie moet plaatsvinden, als op grond van het gedrag van de vreemdeling ernstige vermoedens bestaan dat hij een gevaar oplevert voor de openbare orde. Als naderhand blijkt dat de ernstige vermoedens toch niet hebben geleid tot een sanctie, zal dat bij de verdere behandeling van de naturalisatie- of optieprocedure worden betrokken.

    Aanleiding voor het aannemen van een serieuze verdenking kan bijvoorbeeld zijn een tegen de vreemdeling wegens een misdrijf opgemaakt proces-verbaal (kan onder meer blijken uit de informatie verkregen via de bevraging om inlichtingen uit Basisvoorziening Informatie – Integrale Bevraging (BVI-IB) van de Nationale Politie) of de vermelding op het uittreksel van de Justitiële documentatiedienst (JDD) van een openstaande strafzaak ter zake van een misdrijf.

    Ook als de vreemdeling al is veroordeeld voor een misdrijf of jegens hem ter zake van een misdrijf een strafbeschikking is uitgevaardigd, maar hij tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan of verzet heeft aangetekend tegen de strafbeschikking, is de strafzaak nog niet onherroepelijk afgedaan en is er nog steeds sprake van een serieuze verdenking. Het is mogelijk dat de vreemdeling in hoger beroep wordt veroordeeld tot een andere straf.

    Iedere openstaande vermogenssanctie (geldboete, transactie, strafbeschikking of
    maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van
    minder dan Naf. 1.000,– leidt niet tot weigering van naturalisatie of optie, omdat dit op zichzelf geen beletsel vormt voor optie of naturalisatie. Het is daarbij niet relevant of al een rechtsmiddel is aangewend tegen de sanctie. Evenmin is relevant of er sprake is van een voorwaardelijk opgelegde vermogenssanctie van minder dan Naf. 1.000,– en de optant of naturalisandus zich in dit geval nog in een proeftijd bevindt.
    Let op dat cumulatie van boetes onder de Naf. 1.000,– tot een totaal van Naf. 1.500,– of meer wel kan leiden tot weigering van de naturalisatie of optie (zie paragraaf 5 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN).

    Verder is er sprake van ernstige vermoedens als de vreemdeling zich nog in de proeftijd bevindt. Een proeftijd kan worden verbonden aan een voorwaardelijk sepot, een voorwaardelijke veroordeling of een voorwaardelijke gratie. Als de vreemdeling zich niet houdt aan de voorwaarden, kan alsnog strafvervolging worden ingesteld of kan de gratie ongedaan worden gemaakt.

    Van belang is dat een afwijzende beslissing nimmer kan worden gebaseerd op alleen een enkel proces-verbaal. Een proces-verbaal leidt immers niet altijd tot het opleggen van een sanctie. Wel vormt het proces-verbaal aanleiding om een nader onderzoek in te stellen. Zolang niet vast staat dat de vreemdeling geen gevaar oplevert voor de openbare orde, kan hij geen Nederlander worden. Telkens zal zorgvuldig moeten worden onderzocht of er goede redenen aanwezig zijn om aan te nemen dat het vermeende misdrijf zal kunnen leiden tot een sanctie.

    F
    Paragraaf 4 van de toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    Paragraaf 4. Afwijzing als in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring (of de beslissing daarop) een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer gelegd
    De vreemdeling mag in de periode van vijf jaren (de zogenaamde rehabilitatietermijn) direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop niet onderworpen zijn geweest aan sanctionering van een misdrijf of aan de gevolgen daarvan. Daarbij geldt het volgende:

    a. iedere vrijheidsbenemende straf of maatregel (onder meer gevangenisstraf en TBS) leidt, ongeacht de duur daarvan, tot weigering van naturalisatie of optie;
    b. iedere taakstraf leidt, ongeacht de duur daarvan tot weigering van naturalisatie of optie, behalve als sprake is van de uitzondering genoemd in paragraaf 4.5;
    c. iedere vermogenssanctie (geldboete, transactie of maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van Naf. 1.000,– leidt tot weigering van naturalisatie of optie;
    d. een serie vermogenssancties (geldboeten, transacties of ontnemingsmaatregelen) onder de Naf. 1.000,– leidt tot weigering van naturalisatie of optie, als binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop meerdere vermogenssancties (geldboeten, transacties of ontnemingsmaatregelen) van ten minste Naf. 500,– ter zake van misdrijf zijn opgelegd of tenuitvoergelegd waarvan het totaalbedrag in die vijf jaren ten minste Naf. 1.500,– bedraagt.

    Daarbij is niet van belang:
    a. of het misdrijf aan de strafrechter is voorgelegd en door een strafrechter bewezen is verklaard. Een misdrijf is ook relevant, als de strafvervolging nog loopt, of als het misdrijf (buiten de strafrechter om) is afgesloten met bijvoorbeeld een transactie of als de strafzaak nog openstaat (zie paragraaf 3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM voor uitzonderingen bij openstaande vermogenssancties);
    b. waar het misdrijf is gepleegd. Ook in het buitenland gepleegde misdrijven tellen mee;
    c. of het feit is gepleegd voordat of nadat de vreemdeling tot Curaçao of Sint Maarten is toegelaten;
    d. of de vreemdeling ten tijde van het misdrijf minder- of meerderjarig was.

    De naturalisatie of optie wordt geweigerd als er binnen vijf jaren voor de indiening van het verzoek om naturalisatie of het afleggen van de optieverklaring of de beslissing daarop zo’n sanctie is opgelegd. Daarbij is niet van belang:
    a. of de sanctie voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is opgelegd (zie paragraaf 3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM voor uitzonderingen bij openstaande vermogenssancties);
    b. of er na het opleggen van de sanctie geheel of gedeeltelijk, of voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, gratie is verleend.

    De naturalisatie of optie wordt ook geweigerd als er in die periode van vijf jaar een sanctie ten uitvoer is gelegd. De sanctie is tenuitvoergelegd:
    a. ingeval van vrijheidsbenemende straf of maatregel: op de datum van invrijheidstelling;
    b. ingeval van taakstraf: op de datum waarop de taakstraf is voltooid;
    c. ingeval van vermogenssanctie: op de datum waarop de geldboete of transactie is betaald;
    d. ingeval van een opgelegde maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel: op de datum waarop de betaling van de vordering heeft plaatsgevonden;
    e. ingeval van iedere andere straf (dan hierboven vermeld) als bedoeld in artikel 1:11 op de datum dat de opgelegde straf niet langer op de vreemdeling van toepassing is.

    Ad e
    Het betreft hier bijkomende straffen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, WvSR / artikel 1:11, eerste lid, onder b, van de strafwet van Sint Maarten en de strafwet van Curaçao. In dat geval gaat de rehabilitatietermijn lopen op het moment dat de ontzetting van bepaalde rechten niet meer op de vreemdeling van toepassing is. In het voorbeeld van een ontzegging van de rijbevoegdheid start de rehabilitatietermijn dus als de ontzegging is afgelopen. In het geval van een verbeurdverklaring of openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, start de rehabilitatietermijn als de verbeurdverklaring of openbaarmaking heeft plaatsgevonden.

    Het is van belang dat de vreemdeling zelf stukken overlegt waaruit blijkt op welke datum de sanctie ten uitvoer is gelegd, dus de vreemdeling in vrijheid is gesteld, het bedrag heeft betaald of de taakstraf heeft voltooid.

    Voorwaardelijke straf en proeftijd: als sprake is van een voorwaardelijk opgelegde straf waaraan een proeftijd is verbonden, moet de proeftijd zijn verstreken voordat de vreemdeling in aanmerking kan komen voor naturalisatie of optie. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan de algemene voorwaarde dat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt, en de voorwaardelijk opgelegde straf dus niet alsnog ten uitvoer wordt gelegd, begint de rehabilitatietermijn (achteraf bezien) op het moment waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden. Er is immers geen sprake van de tenuitvoerlegging van de straf. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld betaling van een geldsom of het verrichten van arbeid) begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop die bijzondere voorwaarde is vervuld. (Zie paragraaf 3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM voor uitzonderingen bij openstaande vermogenssancties);

    Als de vreemdeling in één strafrechtelijke procedure voor verschillende gevoegde feiten (verschillende misdrijven of een combinatie van misdrijven en overtredingen) is veroordeeld tot één enkele straf, die gelijk is aan of uitstijgt boven de hierboven gegeven norm, wordt de naturalisatie of optie geweigerd.

    Overgangsrecht: Wijziging rehabilitatietermijn van vier naar vijf jaar per 1 mei 2018
    Met ingang van 1 mei 2018 is de rehabilitatietermijn van vier naar vijf jaar gegaan. Voor naturalisatieverzoeken of optieverklaringen die voor deze datum zijn ingediend of afgelegd geldt nog de rehabilitatietermijn van vier jaar.

    G
    Paragraaf 4.9 van de toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden:

    paragraaf 4.9. Geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straffen
    Ook ingeval van een voorwaardelijk opgelegde straf is er sprake van een onvoorwaardelijke veroordeling, waarbij alleen de tenuitvoerlegging van de straf (of een gedeelte daarvan) onder bepaalde voorwaarden wordt opgeschort. Het voorwaardelijk opschorten van de tenuitvoerlegging van (een gedeelte van) de straf, doet niets af aan de veroordeling en daarmee aan de strafbaarheid van de daad en dader. Ook als een straf voorwaardelijk is opgelegd, is het misdrijf gepleegd en zijn daad en dader strafbaar bevonden. Voor naturalisatie of optie is dus niet van belang of de straf voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is opgelegd. Bij de beoordeling van het gedrag van de vreemdeling wordt gekeken naar de totale straf die de rechter heeft opgelegd, dus ook naar het voorwaardelijke gedeelte ervan. Daarbij is het enkele feit dat de straf (geheel of gedeeltelijk) voorwaardelijk is opgelegd, dus niet van belang en wordt ook het voorwaardelijk opgelegde gedeelte in aanmerking genomen. Het feit dat de straf voorwaardelijk is opgelegd, is wel van belang voor de rehabilitatietermijn. Er zijn twee mogelijkheden:

    a. als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan de algemene voorwaarde dat hij zich niet wederom schuldig maakt aan een strafbaar feit, en de voorwaardelijk opgelegde straf dus niet alsnog ten uitvoer wordt gelegd, begint de rehabilitatietermijn (achteraf bezien) op het moment waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden. Er is immers geen sprake van de tenuitvoerlegging van de straf. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan de bijzondere voorwaarde (bijvoorbeeld betaling van een geldsom of het verrichten van arbeid) begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop die bijzondere voorwaarde is vervuld;
    b. als de vreemdeling gedurende de proeftijd niet heeft voldaan aan de (algemene of bijzondere) voorwaarden, en de voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd, begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop de tenuitvoerlegging van de straf is voltooid.

    De vreemdeling komt tijdens de proeftijd niet in aanmerking voor naturalisatie of optie.

    Vorenstaande geldt niet voor een veroordeling tot een voorwaardelijke vermogenssanctie van minder dan Naf. 1.000,–.

    Artikel II

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2024.

    Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Sint Maarten worden geplaatst.

    ’s-Gravenhage, 7 december 2023

    De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
    namens deze,
    A.W.H. Bertram
    directeur-generaal Migratie

     

    TOELICHTING

    ALGEMEEN
    Met dit wijzigingsbesluit worden beleidswijzigingen, correcties en verduidelijkingen aangebracht in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten. Dit kan komen door wijzigingen in hogere of aanpalende wetten en regelgeving, jurisprudentie of vragen vanuit de uitvoeringspraktijk.

    ARTIKELSGEWIJS

    A
    Paragraaf 1.2.1.1 van de toelichting op artikel 6.1.i HRWN-CM is geüpdatet en gewijzigd, omdat de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak heeft gedaan in een zaak over de nationaliteit van een bipatride Nederlandse vrouw die voor 1 maart 1964 huwde met een vreemdeling (ECLI:NL:HR:2023:1163).

    De uitspraak bepaalt dat een bipatride Nederlandse vrouw, die voor 1 maart 1964 huwde met een vreemdeling, niet haar Nederlanderschap verloor, maar bipatride Nederlander bleef. Aangezien het hier gaat om een weinig voorkomende uitzondering, is gekozen voor een minimale aanpassing van de betreffende beleidsregels.

    B
    Er is een verschrijving in het jaartal van de openbare IND-werkinstructie (2020/16 in plaats van 2022/16) hersteld in paragraaf 2.4.1 van de toelichting op artikel 6, eerste lid, aanhef en onder p, HRWN-CM.

    C
    In paragraaf 3.13 van de toelichting op artikel 7 HRWN-CM is toegevoegd hoe gehandeld dient te worden, indien de autoriteiten de betrokkene(n) niet, of niet tijdig, oproepen voor een naturalisatieceremonie. Deze werkwijze is conform de bestaande gedragslijn, maar het was als zodanig nog niet gecodificeerd in een beleidsregel. Met deze wijziging is aldus enkel een bestendiging van bestaande uitvoeringspraktijken beoogd.

    D
    De Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 zijn per 18 september 2023 (publicatie Staatscourant, 27 september 2023, kenmerk 26412) geactualiseerd voor wat betreft de benaming van de certificaten, die kunnen leiden tot vrijstelling van het afleggen van het deel dat de mate van kennis van de Nederlandse taal (deel III) toetst. Een inhoudelijke aanpassing is hiermee niet beoogd.

    Paragraaf 2.2.1 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-CM is hierop aangepast.

    E, F, G
    Met WBN-CM 2023/4 van 29 september 2023 is paragraaf 3 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM gewijzigd. In de paragraaf is toen opgenomen dat het indienen van een rechtsmiddel tegen elke vermogenssanctie onder de Naf. 1.000,– niet langer leidt tot het aannemen van een ernstig vermoeden van gevaar voor de openbare orde. In de huidige aanpassing is verduidelijkt dat dit ook het geval is bij een voorwaardelijk opgelegde vermogenssanctie van minder dan Naf. 1.000,–. Verder zijn ook paragrafen 4 en 4.9 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM hierop aangepast.

    De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
    namens deze,
    A.W.H. Bertram
    directeur-generaal Migratie

    Uitgegeven de 5de april 2024
    De Minister van Algemene Zaken,
    G.S. Pisas

  • Liquidatie

    Caribana Private Foundation
    (Geliquideerd)

    Slotverantwoording

    De liquidatie heeft plaatsgevonden nadat de Vereffenaar bij zijn aantreden had vastgesteld dat er geen sprake was van bezittingen of schulden.

    Exgress(Antilles) N.V. wordt benoemd tot Bewaarder van de Boeken en bescheiden van de Stichting.

  • Liquidatie

    De vereffenaar van de vennootschap Inversora La Campiña B.V. in liquidatie, statutair gevestigd te Curaçao, met adres Kaya Flamboyan 9, (de “Vennootschap”) geeft te kennen dat de Vennootschap op 30 september 2024, is ontbonden, dat hem niet is gebleken van enige baten of schulden, en dat de Vennootschap is opgehouden te bestaan per 5 April 2024.

  • Liquidatie

    AZURRO MEDIA B.V. IN LIQUIDATIE

    IN DE OP 30 DECEMBER 2021 GEHOUDEN BUITENGEWONE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS IS BESLOTEN OM MET INGANG VAN 30 DECEMBER 2021 TOT ONTBINDING EN ALGEHELE LIQUIDATIE VAN AZURRO MEDIA B.V. OVER TE GAAN.

    DE VEREFFENAAR HEEFT VASTGESTELD DAT OP VOORNOEMDE DATUM ER GEEN AAN HAAR BEKENDE BATEN AANWEZIG ZIJN. OVEREENKOMSTIG HET BEPAALDE IN ARTIKEL 31 Lid 6 jo. Lid 7 VAN BOEK 2 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN, HEEFT DE VEREFFENAAR HAAR SLOTVERANTWOORDING SAMENGESTELD EN DEZE TER KENNISNEMING VAN EEN IEDER NEERGELEGD TEN KANTORE VAN HET HANDELSREGISTER VAN DE KAMER VAN KOOPHANDEL TE CURAÇAO, ALSMEDE TEN KANTORE VAN DE VENNOOTSCHAP.

    _____________________
    Dutch Caribbean Trust B.V.
    DE VEREFFENAAR
  • Liquidatie

    Ledemandus Investments N.V. ontbonden
    (hierna te noemen “de Vennootschap”)

    Hetgeen van het vermogen van de Vennootschap na voldoening van de vorderingen der schuldeisers resteerde, is aan de aandeelhouder uitgekeerd.

    De vereffenaar van de Vennootschap heeft vastgesteld dat geen aan haar bekende baten aanwezig zijn conform artikel 2:31 lid 7 B.W. en heeft haar ter zake neergelegd.

    De Vereffenaar.

     

     

     

  • Liquidatie

    Stichting Particulier Fonds Ledemandus geliquideerd
    (hierna te noemen “de SPF”)

    Slotverantwoording

    Hetgeen van het vermogen van de SPF na voldoening van de vorderingen der schuldeisers resteerde, is aan de inbrenger uitgekeerd.

    De vereffenaar van de SPF heeft vastgesteld dat geen aan haar bekende baten aanwezig zijn conform artikel 2:31 lid 7 B.W. en heeft haar taak ter zake neergelegd.

    De Vereffenaar.