PRO-DEO
A A N K O N D I G I N G
Bij exploot van de zeventiende juni tweeduizend tweeëntwintig, waarvan een afschrift is achtergelaten aan de E.A. Heer Officier van Justitie heb ik SHUDESKA CLEMENS MARIA ERSILIA, deurwaarder voor burgerlijke zaken bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, ten verzoeke van ASHANTELEY IFLENE HUGHS, wonende op Curaçao, aan ALVINE ANTONIO HUGHS, geboren in Curacao, op 9 april 1972, zonder bekende woon-of verblijfplaats in Curaçao of daarbuiten (de vermiste) betekend het afschrift van een beschikking op 18 februari 2021 gegeven door de E.A. Heer Rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao, waarbij is verklaard dat sedert 5 januari 2015, rechtsvermoeden van overlijden bestaat van ALVINE ANTONIO HUGHS, geboren in Curacao, voornoemd.
Curaçao, 16 juni 2022.
De deurwaarder voornoemd,
S.C.M. Ersilia.
PRO-DEO
A A N K O N D I G I N G
Bij exploit van —17— juni 2022 waarvan afschrift is gelaten aan de Edelachtbare Heer Officier van Justitie bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, die het oorspronkelijk voor “Gezien” heeft getekend, heb ik, PATRICK ELOGIO KIRINDONGO, deurwaarder voor burgerlijke zaken het Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en bij het Gerecht in Eerste Aanleg Curaçao, wonende in Curaçao en kantoorhoudende aan de Winston Churchillweg No. 72-L, ten verzoeke van Ingrid VIRGINIE, wonende te Curaçao, BETEKEND aan Maria GROTESTAM, requirant, laatstelijk gewoond hebbende te Curaçao te Bonam No. 89, thans zonder bekende woon- en of verblijfplaats te Curaçao of daarbuiten, de eerste grosse van een vonnis van een op de 4de januari 2010, gewezen door de E.A. Heer rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, om BINNEN TWEE(2) NA HEDEN aan de inhoud daarvan te voldoen.
De Gerechtsdeurwaarder,
P.E. Kirindongo.
A A N K O N D I G I N G
Bij exploit d.d. 21ste juni 2022 2022, waarvan afschriften zijn gelaten aan de E.A.Heer/Vrouwe Officier van Justitie op Curaçao, heb ik CARMEN LOURDES VILLANUEVA, deurwaarder voor burgerlijke zaken bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao en St.Maarten en van Bonaire, St.Eustatius en Saba en bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao, wonende op Curaçao en kantoorhoudende aan de Dr. M.J.Hugenholtzweg no. 61, gevolggevende aan de beschikking van de E.A.Heer Rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, van de 16de juni 2022, ten verzoeke van mevrouw ISHSHAN HASANI RICHARDSON, wonende op Curacao, tegen de heer RICHARD HERNANDEZ MARTINEZ, zonder bekende woon-en/of verblijfplaats op Curacao of daarbuiten, O P G E R O E P E N voor de terechtzitting van dinsdag, de 18DE OKTOBER 2022, des voormiddags om 09.00 uur te Kas di Korte , aan de Emancipatie Boulevard F.”Don”Martina no. 18 op Curacao te verschijnen voor de mondelinge behandeling.
De deurwaarder voornoemd,
C.L.Villanueva
A A N K O N D I G I N G
Bij exploit van de 21ste juni 2022, waarvan afschriften zijn gelaten aan de E.A.Heer/Vrouw Officier van Justitie van Curacao, die het oorspronkelijk exploit voor “Gezien”heeft getekend, heb ik CARMEN LOURDES VILLANUEVA, deurwaarder voor burgerlijke zaken bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao en St.Maarten en van Bonaire, St.Eustatius en Saba en bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao, wonende op Curacao en kantoorhoudende aan de Dr. M.J.Hugenholtzweg no. 61 , is ten verzoeke van DAYANIRA JAVIER, wonende op Curacao, aan RAYNOLD JAVIER, zonder bekende woon-of verblijfplaats op Curacao of daarbuiten, B E T E K E N D de grosse van een beschikking door de E.A.Heer Rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao, d.d. 16de juni 2022, waarbij is verklaard dat rechtsvermoeden bestaat dat RAYNOLD JAVIER, geboren te La Romana, Dominicaanse Republiek op 18 april 1988 van het mannelijk geslacht, vermoedelijk overleden in Curacao op 24 januari 2016 om 00.00 uur.
De deurwaarder voornoemd,
C.L.Villanueva.
Bij exploit van de ondergetekende deurwaarder van de 20ste juni 2022, waarvan afschrift is gelaten aan de E.A. Heer Officier van Justitie bij het Gerecht in Eerste Aanleg op het eiland Curaçao, die het oorspronkelijk exploit voor “gezien” heeft getekend, is ten verzoeke van DE OFFICIER VAN JUSTITIE VAN HET LAND CURAÇAO, zetelend op Curaçao, te dezer zake domicilie kiezende op Curaçao aan de Schout Bij Nacht Doormanweg no. 65, ten notariskantoor Simon en Steenbaar, aan de vennootschap naar het recht van de British Virgin Islands WILSHIRE ADVISORS LTD., zonder bekende vestigingsplaats hier te lande of in het buitenland, AANGEZEGD, dat op dinsdag, 6 september 2022, des voormiddags om 10.00 uur, te Renaissance Curaçao Resort, aan de Baden Powellweg no. 1, Willemstad, Curaçao, ten overstaan van notaris mr. E. Steenbaar, of diens waarnemer, conform het in voormeld exploit omschrevene, over zal gaan tot de openbare verkoop van het onroerend goed, plaatselijk bekend als Seru Fortunaweg z/n of “Campo Alegre”, een en ander als in bedoeld exploit omschreven;
De deurwaarder,
R.A. RAMAZAN.
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID,
Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, het Besluit naturalisatietoets, de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011, de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;
Besluit:
Artikel I
De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf 1/6-1-k Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 1. Algemeen
Een vreemdeling (meerderjarig of minderjarig) die de optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN als cumulatief:
– de afstamming is bewezen;
– zijn vader of moeder voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en heeft het Nederlanderschap verkregen, dan wel daaraan voldeed voor zijn of haar overlijden; en
– artikel 6, vierde lid is van toepassing op de optant die 16 jaar en ouder is: er mag geen vermoeden bestaan van gevaar voor de openbare orde (zie daarvoor bij artikel 6, vierde lid).
Let op: in principe kan op grond van artikel 6, achtste lid RWN een minderjarige delen in de optie van de persoon (ouder), bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i en j RWN, indien hij toelating en hoofdverblijf heeft in een land van het Koninkrijk.
B
Paragraaf 1.2 en paragraaf 1.3/6-1-k Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 1.2. Afstamming door geboorte
Eerst verkrijging van het Nederlanderschap door optiegerechtigde ouder
Onderdeel k vereist dat eerst de optiegerechtigde ouder van het kind het Nederlanderschap verkrijgt. Daarna pas kan het kind gebruik maken van de optiemogelijkheid in onderdeel k. Alleen als deze optiegerechtigde ouder is overleden en dus niet het Nederlanderschap meer kan verkrijgen, kan er ook geopteerd worden.
paragraaf 1.3. Vereiste documenten
De optievoorwaarden kan de optant aan de hand van de volgende stukken aantonen:
Voorbeeld 1
Een kind is in 1986 staande het huwelijk van zijn Dominicaanse ouders geboren. De vader heeft geopteerd op grond van onderdeel i. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader (en de moeder) de juridische ouder is van het kind en dat zijn vader inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen door de optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN. Het kind kan het Nederlanderschap verkrijgen door optie ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k RWN.
Voorbeeld 2
Een kind is in 2000 prenataal erkend te Nijmegen door een Deense man A, die nadien is overleden. Zijn moeder B bezit de Duitse nationaliteit. De Deense man A is geboren staande het huwelijk van zijn Nederlandse moeder C en zijn Deense vader D. Het huwelijk is gesloten in 1980 te Eindhoven. De Nederlandse vrouw C behield de Nederlandse nationaliteit (zij verkreeg niet automatisch de Deense nationaliteit door het huwelijk, noch bestond er kennelijk een eenvoudige optiemogelijkheid voor de Deense nationaliteit). Uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader A is geboren uit een Nederlandse moeder C, terwijl zijn vader B niet Nederlander was. De vader A is daardoor geen Nederlander geworden. De vader A had dus, als hij was blijven leven, kunnen opteren op grond van onderdeel i. De vader A is voorts de juridische ouder van het kind. Het kind kan het Nederlanderschap verkrijgen door optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k RWN, omdat zijn overleden vader A optiegerechtigd is op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN.
Voorbeeld 3
A, van Libanese nationaliteit, is optiegerechtigd op grond van artikel 6, eerste lid en onder i RWN. A heeft geen belangstelling voor het Nederlanderschap en wil niet opteren. Haar zoon B, ook van Libanese nationaliteit, heeft wel belangstelling. A overlijdt in 2017. Pas na het overlijden van A kan B de optie uitbrengen op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k RWN.
Het bovenstaande voorbeeld maakt dus duidelijk dat de ‘overleden ouder’ dus niet reeds op het moment van de inwerkingtreding van deze optiebepalingen hoeft te zijn overleden.
C
Paragraaf 1, paragraaf 1.2 en paragraaf 1.3/6-1-l Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder l, HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 1. Algemeen
Een vreemdeling (minderjarig of meerderjarig) die de optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN als cumulatief:
– hij postnataal erkend is door een man voordat hij zeven jaar werd;
– zijn vader (erkenner) voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen of ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel i of j, RWN had kunnen verkrijgen, als deze niet was overleden; en
– artikel 6, vierde lid is van toepassing op de optant die 16 jaar en ouder is: er mag geen vermoeden bestaan van gevaar voor de openbare orde (zie daarvoor bij artikel 6, vierde lid).
paragraaf 1.2. Eerst verkrijging van het Nederlanderschap door optiegerechtigde ouder
Voorts eist onderdeel l dat eerst de optiegerechtigde vader van het kind het Nederlanderschap verkrijgt. Daarna pas kan het kind gebruik maken van de optiemogelijkheid in onderdeel l. Alleen als deze optiegerechtigde vader is overleden en dus niet het Nederlanderschap heeft kunnen verkrijgen, kan er ook geopteerd worden. Voorwaarde is wel dat deze ouder aan alle voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j voldoet. Dit moet bij een overleden ouder dus ook onderzocht worden.
Let op: in principe kan op grond van artikel 6, achtste lid RWN een minderjarige delen in de optie van de persoon (ouder), bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i en j RWN, als hij toelating en hoofdverblijf heeft in een land van het Koninkrijk.
paragraaf 1.3. Vereiste documenten
De optievoorwaarden kan de optant aan de hand van de volgende stukken aantonen:
Voorbeeld 1
Een kind wordt in 1986 op tweejarige leeftijd in Sint Maarten erkend door een Amerikaanse man. Deze Amerikaanse man heeft geopteerd op grond van onderdeel i en daardoor het Nederlanderschap verkregen. De moeder van het kind bezit de Franse nationaliteit. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de erkenning geldig is en de vader de juridische ouder is van het kind. De vader heeft inmiddels het Nederlanderschap verkregen door de optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN. Het kind kan opteren op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder l RWN.
D
Paragraaf 1/6-1-m Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder m, HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 1. Algemeen
Een vreemdeling (minderjarig of meerderjarig) die de optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN als cumulatief:
– hij als minderjarige van zeven jaar of ouder maar vóór zijn meerderjarigheid is erkend;
– de erkenner de biologische vader is en dit is bewezen met DNA-bewijs dat voldoet aan het Besluit DNA-onderzoek vaderschap of met gerechtelijk bewijs van biologisch vaderschap;
– zijn vader (erkenner) voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen of dat ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i of j, RWN had kunnen verkrijgen als deze niet was overleden; en
– artikel 6, vierde lid is van toepassing op de optant die 16 jaar en ouder is: er mag geen vermoeden bestaan van gevaar voor de openbare orde (zie daarvoor bij artikel 6, vierde lid).
E
Paragraaf 1.3 en paragraf 1,4/6-1-m Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder m, HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 1.3. Eerst verkrijging van het Nederlanderschap door optiegerechtigde ouder
Voorts eist onderdeel m dat eerst de optiegerechtigde vader van het het Nederlanderschap verkrijgt. Daarna pas kan het kind gebruik maken van de optiemogelijkheid in onderdeel m. Alleen als deze optiegerechtigde vader is overleden en dus niet het Nederlanderschap heeft kunnen verkrijgen, kan er ook geopteerd worden.
paragraaf 1.4. Vereiste documenten
De optievoorwaarden kan de optant aan de hand van de volgende stukken aantonen:
Voorbeeld 1
Een uit een Colombiaanse ongehuwde vrouw geboren kind wordt op 10-jarige leeftijd in 2009 in Curaçao erkend door een Duitse man. Deze Duitse man is in 1980 in Duitsland geboren staande een huwelijk van een Duitse vader en een Nederlandse moeder. Zij heeft niet de Duitse nationaliteit verkregen na dit huwelijk.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de erkenning geldig is, dat de vader (en de moeder) de juridische ouders zijn van het kind en dat zijn vader na de erkenning is overleden. Voorts is gebleken uit een DNA-rapport van Verilabs/Baseclear dat het DNA-materiaal is afgenomen op het kantoor van Verilabs, maar dat de erkenner niet voor 99,9 % zeker de biologische vader is van het kind. Het kind kan het Nederlanderschap dan niet verkrijgen door optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder m RWN.
Let op: in principe kan op grond van artikel 6, achtste lid RWN een minderjarige delen in de optie van de persoon (ouder), bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i en j RWN, indien hij toelating en hoofdverblijf heeft in een land van het Koninkrijk. In het geval van toepassing van artikel 6, achtste lid RWN is geen bewijs van het biologisch vaderschap nodig.
F
Paragraaf 1, paragraaf 1.2 en paragraaf 1.3/6-1-n Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder n, HRWN-CM worden gewijzigd en komen te luiden:
paragraaf 1. Algemeen
Een vreemdeling (minderjarig of meerderjarig) die de optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN als cumulatief:
– bij rechterlijke uitspraak vastgesteld is dat de optiegerechtigde onder i of j zijn vader is;
– hij minderjarig was op de dag van de uitspraak in eerste aanleg;
– zijn vader voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen of had kunnen verkrijgen, als deze niet was overleden; en
– artikel 6, vierde lid is van toepassing op de optant die 16 jaar en ouder is: er mag geen vermoeden bestaan van gevaar voor de openbare orde (zie daarvoor bij artikel 6, vierde lid).
paragraaf 1.2. Eerste verkrijging van het Nederlanderschap door optiegerechtigde ouder
Voorts eist onderdeel n dat eerst de optiegerechtigde vader van het kind het Nederlanderschap verkrijgt. Daarna pas kan het kind gebruik maken van de optiemogelijkheid in onderdeel n. Alleen als deze optiegerechtigde vader is overleden en dus niet het Nederlanderschap heeft kunnen verkrijgen, kan er ook geopteerd worden.
paragraaf 1.3. Vereiste documenten
De optievoorwaarden kan de optant aan de hand van de volgende stukken aantonen:
Voorbeeld 1
Een kind wordt te Rotterdam in 1990 geboren uit een Dominicaanse moeder. Bij uitspraak van de Nederlandse rechter op 1 mei 1998 wordt vastgesteld dat een Hongaarse man de vader is van het kind. Deze Hongaarse man heeft geopteerd voor het Nederlanderschap op grond van onderdeel i. Uit de overgelegde stukken, waar onder de uitspraak, blijkt dat een afstammingsrelatie tot stand is gekomen tussen de vader (en moeder) en het kind en dat zijn vader inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen door de optie. Het kind kan opteren op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder n RWN.
Voorbeeld 2
Casus zoals in voorbeeld 1. Echter, de Hongaarse vader komt te overlijden nadat de rechter zijn vaderschap heeft vastgesteld. Hij is in 1978 geboren uit een Hongaarse vader en een Nederlandse moeder staande hun in 1974 in Hongarije gesloten huwelijk. Volgens de Hongaarse nationaliteitswetgeving van destijds, verkreeg de vrouw niet automatisch de Hongaarse nationaliteit door huwelijk met een Hongaar, maar kon zij in aanmerking komen voor versnelde naturalisatie. In 1977 naturaliseert zij tot Hongaars staatsburger en verliest daardoor de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 7 sub 1 WNI 1892 nationaliteit. Dit betekent dat moeder niet in het bezit was van het Nederlanderschap toen haar zoon werd geboren in 1978. Het in 1990 geboren kind kan niet opteren, omdat zijn overleden vader niet optiegerechtigd is ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN.
G
Paragraaf 1, paragraaf 1.2 en paragraaf 1.3/6-1-o Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder o, HRWN-CM worden gewijzigd en komen te luiden:
paragraaf 1. Algemeen
Een vreemdeling (minderjarig of meerderjarig) die de optieverklaring aflegt, verkrijgt het Nederlanderschap door de bevestiging, bedoeld in artikel 6, derde lid, RWN als cumulatief:
– hij geadopteerd is bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak binnen het Koninkrijk;
– hij minderjarig was op de dag van de adoptieuitspraak in eerste aanleg;
– zijn adoptiefvader of adoptiefmoeder voldoet aan de voorwaarden in artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen of had kunnen verkrijgen, als hij of zij niet was overleden; en
– artikel 6, vierde lid is van toepassing op de optant die 16 jaar en ouder is: er mag geen vermoeden bestaan van gevaar voor de openbare orde (zie daarvoor bij artikel 6, vierde lid).
paragraaf 1.2. Eerst verkrijging van het Nederlanderschap door optiegerechtigde ouder
Voorts eist onderdeel o dat eerst de optiegerechtigde adoptiefouder van het kind het Nederlanderschap verkrijgt. Daarna pas kan het kind gebruik maken van de optiemogelijkheid in onderdeel o. Alleen als deze optiegerechtigde adoptieouder is overleden en dus niet het Nederlanderschap heeft kunnen verkrijgen, kan er ook geopteerd worden. Voorwaarde is wel dat deze ouder aan alle voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j voldoet. Dit moet bij een overleden ouder dus ook onderzocht worden.
paragraaf 1.3. Vereiste documenten
De optievoorwaarden kan de optant aan de hand van de volgende stukken aantonen:
Voorbeeld 1
Een kind, geboren in 1995 in Colombia, is in 1998 bij Arubaanse uitspraak geadopteerd door een echtpaar, in 1998 beiden van Surinaamse nationaliteit. De adoptiefmoeder heeft geopteerd voor het Nederlanderschap op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder i RWN. Uit de overgelegde stukken, waar onder de adoptieuitspraak, blijkt dat een afstammingsrelatie tot stand is gekomen tussen adoptiefmoeder (en adoptiefvader) en het kind en dat zijn adoptiefmoeder inmiddels het Nederlanderschap heeft verkregen door de optie. Het kind kan opteren op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder o RWN.
H
Paragraaf 2.2.4.4/6-3 Toelichting ad artikel 6, derde lid, HRWN-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
paragraaf 2.2.4.4. Bereidheidsverklaring afstand
Ten aanzien van de afstandsverplichting informeert de Gouverneur – voor zover mogelijk – de optant die een optieverzoek ex artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, RWN heeft ingediend of hij al dan niet behoort tot een uitzonderingscategorie dan wel redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd dat hij afstand doet van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Indien geen van de uitzonderingen van toepassing is, dient de optant een verklaring te ondertekenen dat hij bereid is het mogelijke te zullen doen om bij of na de verkrijging van het Nederlanderschap zijn oorspronkelijke nationaliteit(en) te verliezen (artikel 6, zesde lid, BVVN). De bereidheidsverklaring is opgenomen als model 1.14-1a en model 1.14-1b. Deze laatste verklaring moet alleen ondertekend worden door onderdanen van Egypte, Zuid-Afrika, Oostenrijk, Georgië, Libië, Mauritanië, Oeganda en Sri Lanka.
Indien de optant stelt dat afstand redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd, maar aan hem geen beroep toekomt op de in het tweede lid genoemde uitzonderingen, dan vraagt de Gouverneur aan de Minister om advies over de vraag of afstand redelijkerwijs kan worden verlangd. Zie hiervoor de toelichting in de Handleiding bij artikel 6a, vierde lid, RWN.
I
Paragraaf 2.6/6-3 Toelichting ad artikel 6, derde lid, HRWN-CM wordt gewijzigd komt te luiden:
Paragraaf 2.6. Administratieve verwerking van de bevestiging
De Gouverneur zendt de volgende stukken in kopie (conform origineel) aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Directie Regulier Verblijf en Nederlanderschap, Postbus 4, 9560 AA TER APEL (Nederland):
Indien gebruik gemaakt wordt van een apart terugmeldformulier voor bovenstaande aanvullende gegevens dan dient dit formulier altijd tezamen met de bevestiging en overige stukken te worden toegezonden aan de IND.
Voornoemde stukken zijn nodig in verband met de opname van deze documenten in het nationaliteitenregister (artikel 12, eerste lid, BVVN) en om de afstandsprocedure van de optant (als van toepassing) te controleren.
De Gouverneur stuurt ook een afschrift van de optieverklaring en van de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de Minister van Algemene Zaken van Curaçao of Sint Maarten (artikel 24, eerste lid, BVVN).
Het algemene uitwisselingsformulier op grond van de Overeenkomst van Parijs
Het uitwisselingsformulier als bedoeld in de Overeenkomst van Parijs van 10 september 1964, betreffende het uitwisselen van gegevens met betrekking tot verkrijging van nationaliteit moet volledig worden ingevuld en verzonden naar het land waarvan men de nationaliteit bezit bij de verkrijging van het Nederlanderschap door een persoon met de nationaliteit van: België, Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal (Model 1.35).
Noorwegen is vanaf 19 december 2019 niet langer partij bij Hoofdstuk 1 van het Verdrag van Straatsburg. Uitwisseling op grond van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 is sindsdien niet langer nodig.
Het uitwisselingsformulier met Suriname
Bij een persoon van Surinaamse nationaliteit voegt de Gouverneur een ingevuld formulier gebaseerd op het Memorandum of Understanding inzake wederzijdse uitwisseling van informatie betreffende de verkrijging en het verlies van de nationaliteit tussen Nederland en Suriname, ondertekend op 26 augustus 2008 toe (model 1.35a). De Gouverneur maakt één uitwisselingsformulier op per meerderjarige, die door optie het Nederlanderschap verkregen heeft en die voorheen de Surinaamse nationaliteit bezat. Minderjarige kinderen die hebben gedeeld in de verkrijging van het Nederlanderschap van de ouder door optie en die voorheen de Surinaamse nationaliteit bezaten, staan vermeld op het uitwisselingsformulier van de ouder. Bij zelfstandige verkrijging van het Nederlanderschap door optie van een minderjarige van Surinaamse nationaliteit wordt eveneens een uitwisselingsformulier opgemaakt.
Let op! Als een persoon in het bezit is van een asielgerelateerde verblijfsvergunning wordt geen uitwisselingsformulier opgemaakt.
Mee te sturen bij afstandsplichtige optanten
Bij een optie op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, RWN moet een bereidheidsverklaring ingevuld worden. Deze verklaring moet naar de IND worden gestuurd, zodat de optant kan worden geïnformeerd over zijn afstandsplicht en worden gecontroleerd dat de optant daadwerkelijk afstand doet van zijn oorspronkelijke nationaliteit.
De Gouverneur bevordert dat de verkrijging van het Nederlanderschap, eventueel vastgestelde namen en het eventuele verlies van de oorspronkelijke nationaliteit in de PIVA worden verwerkt.
Bovendien wordt de vreemdelingendienst van de woonplaats van de optant door de Gouverneur op de hoogte gesteld.
Als naamsvaststelling heeft plaatsgevonden, wordt zowel het OM als de betreffende ambtenaar van de burgerlijke stand op de hoogte gesteld. Dit geldt ook voor naamsvaststellingen die gevolgen hebben voor de namen van de kinderen van de optant, van welke kinderen in Curaçao of Sint Maarten bij de ambtenaar van de burgerlijke stand geboorteakten zijn opgemaakt.
J
Paragraaf 2.2/6-4 Toelichting ad artikel 6, vierde lid, HRWN-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
Paragraaf 2.2 Weigering van de optiebevestiging wegens meervoudige huwelijken
Optanten worden door de RWN impliciet geacht ingeburgerd te zijn; daarom stelt de wet niet expliciet aan hen een aanvullend inburgeringsvereiste. Wel mag van een optant des te meer worden verwacht dat zijn persoonlijke situatie in overeenstemming is met de openbare orde van Curaçao en Sint Maarten. Op het moment dat hij het Nederlanderschap verkrijgt, is de rechtssfeer van Curaçao en Sint Maarten volledig op hem van toepassing. Daarmee komt een einde aan de noodzaak van erkenning van een huwelijk dat naar het recht van Curaçao en Sint Maarten niet zou bestaan. Het is in strijd met de openbare orde om met meer dan één persoon door het huwelijk verbonden te zijn. Iemand die met meer dan één persoon door het huwelijk verbonden is, kan derhalve het Nederlanderschap niet verkrijgen. Er is dan sprake van gevaar voor de civielrechtelijke openbare orde.
De openbare orde van Curaçao en Sint Maarten verzet zich tegen het polygaam gehuwd zijn van Nederlanders. Het rechtsbeginsel van monogamie komt onder andere tot uiting in artikel 1:33 en artikel 1:69 van het Burgerlijk Wetboek van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten. Deze artikelen bepalen respectievelijk dat een man slechts met een vrouw, de vrouw slechts met een man kan zijn getrouwd en dat een polygaam huwelijk nietig kan worden verklaard.
Erkenning van buiten het Koninkrijk gesloten huwelijken geschiedt in Europees Nederland met ingang van 1 januari 2012 op grond van artikel 10:27 BW-NL tot en met artikel 10:53 BW-NL. Het beginsel van monogamie komt ook tot uitdrukking in artikel 10:28 BW-NL. Dit artikel verbiedt het voltrekken van een polygaam huwelijk in Europees Nederland voor zowel Nederlanders als vreemdelingen.
In geval van het bestaan van meervoudige huwelijken (polygaam gehuwd) is de persoonlijke situatie van de optant niet in overeenstemming met de civielrechtelijke openbare orde van Curaçao en Sint Maarten en wordt op die grond de optiebevestiging geweigerd.
De vraag of een optant mogelijk polygaam gehuwd is, doet zich het meest voor bij personen afkomstig uit islamitische landen die polygamie kennen, alsmede huwelijksontbinding door verstoting. Zie voor een overzicht van landen met een mogelijke indicatie van de mogelijkheid van polygamie en verstoting de bijlage bij dit artikellid.
Erkenning van echtscheiding
De vraag of een in het buitenland uitgesproken verstoting in Curaçao en Sint Maarten als rechtsgeldige ontbinding van het huwelijk kan worden aangemerkt, zal de autoriteit of ambtenaar van Curaçao en Sint Maarten in beginsel moeten beantwoorden aan de hand van het eigen internationaal en interregionaal privaatrecht.
Dit recht wordt gevonden in de verdragen waarbij Curaçao en Sint Maarten partij zijn. Daarnaast moet naar het nationaal internationaal privaatrecht worden gekeken. De Algemene Bepalingen der Wetgeving van Curaçao, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en eventuele landsverordeningen die het conflictenrecht op een specifiek terrein regelen zijn in dit kader van belang. De Wet AB bepaalt dat het burgerlijk recht hetzelfde is voor hen die geen ingezetenen zijn als hen die ingezetenen zijn van Curaçao (lees: Curaçao en Sint Maarten) en dat de algemene verordeningen, betreffende de staat en de bevoegdheid der personen de ingezetenen van Curaçao (lees Curaçao en Sint Maarten) verbinden, ook wanneer zij zich buiten Curaçao (lees: Curaçao en Sint Maarten) bevinden (het domiciliebeginsel – artikel 5 en 7 Wet AB). Het internationaal privaatrecht kan ten slotte worden gevonden in rechterlijke uitspraken over specifieke onderwerpen (bijvoorbeeld van de Hoge Raad).
Als er geen aanknopingspunten in deze rechtsbronnen te vinden zijn, kan gezocht worden naar aanknopingspunten in het internationaal privaatrecht van landen met een rechtsstelsel vergelijkbaar met dat van Curaçao en Sint Maarten – bijvoorbeeld het Nederlandse internationaal privaatrecht.
Verstoting
Als de optant de nationaliteit bezit van een land waar polygamie mogelijk is, zal de Gouverneur aan de hand van de gegevens in de PIVA nagaan of sprake is (geweest) van eerdere huwelijken. Als uit de PIVA blijkt dat sprake is (geweest) van eerdere huwelijken zal moeten worden onderzocht of de ontbinding van het huwelijk naar het recht van Curaçao en Sint Maarten kan worden erkend. Het ligt op de weg van optant om aan de hand van documenten aan te tonen dat een eerder huwelijk naar het IPR van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten c.q. interregionaal privaatrecht rechtsgeldig is ontbonden. De Gouverneur zal bij het afleggen van een optieverklaring aan een optant als hier bedoeld vragen of er nog sprake is van eerdere huwelijken die niet in de PIVA zijn opgenomen. Als dat het geval is, zal aan de hand van de door optant overgelegde documenten moeten worden onderzocht of dat huwelijk is ontbonden op een naar het recht van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten erkende wijze.
Beoordeling buitenlandse verstotingsakten
Bij de behandeling van een optieverklaring kunnen moeilijkheden worden ondervonden die vaak verband houden met de beoordeling door ambtenaren van de PIVA van buitenlandse verstotingsakten. Het kan daarbij voorkomen dat de ongeldigheid van een verstoting jaren na inschrijving in de PIVA alsnog aan de betrokken persoon moet worden tegengeworpen. Het kan dan voor hem moeilijk zijn na zo’n lange tijd nog een bewijs van de rechtsgeldige verstoting van de vrouw te verkrijgen. De Gouverneur moet echter steeds de geldigheid van een eenzijdige verstoting aan de hand van het IPR van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten toetsen. Daartoe worden hier enige richtlijnen gegeven.
Richtlijnen voor de beoordeling van de geldigheid van een eenzijdige verstoting
Een ontbinding van het huwelijk die uitsluitend door een eenzijdige verklaring van één van de echtgenoten tot stand is gekomen wordt in Curaçao en Sint Maarten erkend als:
De instemming of berusting van de vrouw kan wel worden afgeleid uit onder meer de volgende omstandigheden:
De hierboven gegeven criteria zijn uiteraard vatbaar voor rechterlijke toetsing. De hierboven genoemde lijst van omstandigheden, waaruit de instemming of de berusting blijkt, is niet limitatief. Er kunnen andere feitelijke omstandigheden zijn die er mede op wijzen dat de vrouw zich bij de verstoting heeft neergelegd.
Met betrekking tot de in deze paragraaf genoemde documenten afkomstig van buiten het Koninkrijk geldt ook hier dat deze pas na legalisatie of voorzien van een apostille in het rechtsverkeer van Curaçao en Sint Maarten kunnen worden gebruikt en geaccepteerd (zie toelichting op artikel 6, derde lid RWN, paragraaf 2.2.5.4).
K
Paragraaf 2.2/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
Paragraaf 2.2. Volledige vrijstelling van de naturalisatietoets
In artikel 3 BNT zijn de gronden voor vrijstelling van de naturalisatietoets opgenomen. Op delen zijn deze ontleend aan de in het Europese deel van Nederland geldende Wet inburgering, maar van toepassing in het gehele Koninkrijk. In de praktijk zullen verschillende van de hieronder genoemde gronden niet voorkomen bij verzoeken in Curaçao of in Sint Maarten.
De verzoeker kan een beroep doen op een vrijstellingsgrond als genoemd in artikel 3 BNT. Hij moet aantonen dat hij behoort tot een van de volgende categorieën vrijgestelde personen:
Om voor bovengenoemde vrijstellingsgronden in aanmerking te komen, overlegt de verzoeker bij zijn verzoek om naturalisatie het originele diploma en in het geval vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is behaald, een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst waaruit blijkt dat een voldoende is behaald voor dat vak.
In Sint Maarten is het sinds 2021 ook mogelijk dat naast het originele schooldiploma van een Engelstalige opleiding een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport van Sint Maarten vastgesteld certificaat taalbeoordeling ‘Nederlands Niveau Certificaat’, uitgereikt door de Dienst Examens, wordt overgelegd als bewijsstuk van het hebben gevolgd van een vak Nederlands tijdens de schoolopleiding. Als op het Certificaat bij iedere taalvaardigheid een taalbeheersingsniveau van A2 of hoger is vermeld, dan is dat te beschouwen als een voldoende voor het vak Nederlands. Als het ‘Nederlands niveau certificaat’ niet bij alle 4 taalvaardigheden ten minste A2 heeft staan, is geen sprake van toepassing van art. 3,1,b BNT.
De verzoeker is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de documenten en, als van toepassing, voor de vertalingen en legalisatie of apostille van de stukken. Als de documenten zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Duits of Frans, dan moet de verzoeker zelf ervoor zorgen dat de stukken worden vertaald door een beëdigd vertaler. Deze vertaling moet gehecht zijn aan het originele (afschrift van het) document. De op dit moment geldige legalisatiecirculaire is van toepassing.
Voorafgaand aan het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie beoordeelt de Gouverneur summier of het overgelegde document dat recht op vrijstelling kan geven origineel is, of de personalia overeenkomen met die van verzoeker en of de inhoud juist is. Als hij van oordeel is dat het document origineel is, de inhoud klopt en de personalia juist zijn, neemt hij deze stukken in ontvangst. Het verzoek om naturalisatie wordt op dat moment in behandeling genomen. De Gouverneur maakt een kopie van het document en voegt die met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het dossier. Het origineel geeft hij terug aan verzoeker. Hij stelt een advies op waarin hij de IND meedeelt dat de verzoeker naar zijn oordeel is vrijgesteld van de naturalisatietoets en stuurt het advies met de kopie van het overgelegde document mee in het dossier aan de IND. In deze gevallen wordt uiteraard geen Certificaat Naturalisatietoets verlangd.
Als de Gouverneur in dit stadium twijfelt aan de echtheid van het overgelegde document of aan de juistheid van de personalia of de inhoud, deelt hij dit mee aan verzoeker en stelt hem ervan in kennis dat hij het document en de gegevens, ná het in behandeling nemen van het verzoek om naturalisatie, nader zal onderzoeken. De Gouverneur neemt het verzoek – als de verzoeker dit nog steeds wenst in te dienen – wel in behandeling. Als de Gouverneur onmiddellijk vaststelt dat het overgelegde document niet origineel is of de personalia niet overeenkomen met die van de verzoeker wordt hem ontraden een verzoek in te dienen. In dat geval wordt er conform deel 2.1.2 gehandeld.
In het geval de Gouverneur, ná het in behandeling nemen van het verzoek, de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens op het overgelegde document nader wil onderzoeken, wint hij daarover advies in van het ETE dan wel van de Dienst Examens Sint Maarten. In dat geval wordt het originele document tijdelijk ingenomen. Als het contact met het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten leidt tot de vaststelling dat de gegevens op het document niet juist zijn of het document zelf niet authentiek is, vermeldt hij dat op het adviesblad. De verklaring van het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten en een kopie van het document zelf, worden in het dossier gevoegd dat aan de IND wordt verzonden.
Als het contact met het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, maakt de Gouverneur een kopie van het door de verzoeker overgelegde document en voegt hij die kopie met de gedateerde en door of namens hem ondertekende aantekening ‘kopie van origineel’ in het dossier van verzoeker, met daarbij de aantekening over de visie van het ETE dan wel de Dienst Examens Sint Maarten.
De Gouverneur stuurt het hele dossier op aan de IND. In zijn advies wordt opgenomen of de verzoeker naar zijn oordeel is vrijgesteld van de naturalisatietoets.
In het geval dat de verzoeker alleen een kopie van de hierboven genoemde documenten kan overleggen, komt hij alleen in aanmerking voor vrijstelling als hij een recente verklaring van de leiding van het betrokken onderwijsinstituut overlegt waaruit blijkt dat de kopie overeenstemt met het door dat instituut afgegeven originele getuigschrift of diploma. In het geval van een overgelegde verklaring als hiervoor bedoeld, neemt de Gouverneur ter verificatie contact op met het instituut dat de verklaring heeft afgegeven. Als de Gouverneur tot de conclusie komt dat de kopie of de verklaring (of beide documenten) niet authentiek zijn, neemt hij dit op in zijn advies. Als het contact met het instituut waar de opleiding is gevolgd leidt tot de vaststelling dat de gegevens juist zijn en het document echt is, neemt de Gouverneur de kopie van het document en de begeleidende verklaring van het desbetreffende instituut op in het dossier. Het hele dossier stuurt hij op aan de IND. In het advies wordt nu ook opgenomen dat betrokkene naar het oordeel van de Gouverneur is vrijgesteld van de naturalisatietoets. Wordt een dergelijke verklaring niet afgelegd, dan moet de verzoeker de naturalisatietoets afleggen.
L
Paragraaf 2.3/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-CM wordt gewijzigd en komen te luiden:
paragraaf 2.3. Ontheffing van de naturalisatietoets
Een naturalisatieverzoek wordt niet afgewezen wegens het niet behalen van de naturalisatietoets, als de verzoeker ten behoeve van Onze Minister heeft aangetoond dat:
A. de verzoeker door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, niet binnen vijf jaar in staat is de naturalisatietoets te behalen; of
B. het op grond van door de verzoeker geleverde inspanningen voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is de naturalisatietoets te behalen (zie artikel 4 BNT).
Voor het toepassen van artikel 4 BNT moet de verzoeker aantonen dat:
paragraaf 2.3.1. Beleid en procedure bij beroep op ontheffing van de naturalisatietoets wegens een belemmering
Relevante bepaling: Artikel 10 van de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011.
Relevante bepaling: Artikel 10 van de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011.
Beleidskader medische belemmering
De verzoeker om naturalisatie die aantoont dat hij een zodanige psychische of lichamelijke belemmering dan wel een zodanige verstandelijke handicap heeft, dat hij binnen vijf jaar niet in staat is de naturalisatietoets af te leggen, is ontheven van het afleggen van de naturalisatietoets.
Waarvan is betrokkene concreet ontheven?
Verzoeker is ontheven van de volledige toets (zie Stb. 2007, nr. 15, blz. 10), als hij fysiek niet in staat is om (een of meer delen van) de naturalisatietoets af te leggen en/of binnen vijf jaar te halen vanwege een:
Te volgen procedure
Een beroep op deze ontheffingsmogelijkheid vangt alleen aan met een verwijzing van betrokkene door de Gouverneur naar de aangewezen medisch adviseur. Voor een medisch advies dat de belemmering of handicap aantoont, kan de naturalisatieverzoeker alleen terecht bij de aangewezen adviserende instantie.
In Curaçao is de Stichting Arbo Consult aangewezen als adviserende instantie (Stcrt. 2012, nr. 197).
Tot 1 april 2026 is in Sint Maarten Dutch Quarter Clinic aangewezen als adviserende instantie (Stcrt. 2021, nr. 36129).
Als de medisch adviseur van oordeel is dat sprake is van een belemmering of handicap, legt hij dit vast in een medisch advies. Het advies wordt door de medisch adviseur rechtstreeks naar betrokkene gestuurd. Het medisch advies is als model 2.26 opgenomen in de Handleiding. In het advies dienen de volgende gegevens ingevuld te zijn: persoonlijke gegevens van betrokkene, de naam van de medische adviseur, onderzoeksactiviteiten, probleemanalyse, conclusie en advies. Medische adviezen opgemaakt anders dan conform dit model, dan wel onvolledige adviezen, worden niet geaccepteerd.
De verzoeker overlegt dit advies bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie. Het advies mag bij de indiening van het verzoek om naturalisatie niet ouder zijn dan zes maanden.
Handelwijze Gouverneur
In de voorlichtende sfeer wijst de Gouverneur betrokkene op het feit dat het medisch advies afkomstig moet zijn van de daarvoor aangewezen medisch adviseur.
De Gouverneur kan zonder nadere inhoudelijke controle afgaan op het medisch advies en op het adviesblad naturalisatie bij ‘inburgering’ aantekenen dat ontheffing van het examen wordt geadviseerd. Mocht het advies niet conform het advies (model 2.26) of onvolledig zijn, dan adviseert de Gouverneur betrokkene een nieuw advies te krijgen. Wenst betrokkene toch een verzoek om naturalisatie in te dienen, onder overlegging van een advies dat onvolledig of onduidelijk is, dan wordt op het adviesblad naturalisatie bij inburgering ‘niet akkoord’ aangetekend.
Overleg met de IND inzake overgelegde adviezen is voor Gouverneur altijd mogelijk.
paragraaf 2.3.2. Beleid en procedure bij beroep op het ondanks geleverde inspanning redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht he t examen te behalen
Relevante bepalingen: Artikel 11 van de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011;
Artikel 11 van de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011.
2.3.2.1 beleidskader doelgroep en voorwaarden regeling
Curaçao:
Het gaat hier alleen om een verzoeker die:
Sint Maarten:
Het gaat hier alleen om een verzoeker die:
Let op! De voorwaarden 1 en 2 worden hier direct onder nader toegelicht. Voorwaarde 3 wordt nader toegelicht in paragraaf 2.3.2.3 “Rol van en procedures bij de aangewezen advies.”
Waarvan is betrokkene concreet ontheven?
Betrokkene is ontheven van de volledige naturalisatietoets (zie Stb. 2007, nr. 15, blz. 10).
Toelichting op de hierboven onder 1 en 2 gestelde voorwaarden
Ad 1 Beleidskader niet-gealfabetiseerd in zijn eigen taal/schrift
Iemand is ‘niet-gealfabetiseerd’ in het kader van de naturalisatietoets als hij zijn eigen taal niet heeft leren schrijven en lezen omdat hij in zijn herkomstland niet naar school is geweest of de laagste schoolopleiding daar niet heeft volgemaakt. Het laatste wordt aangenomen als iemand voor of op zijn twaalfde jaar van school is gegaan. Met de laagste schoolopleiding is het basisonderwijs van een land bedoeld.
Anders gealfabetiseerd: geen ontheffingsmogelijkheid
Beheerst iemand wel het schrift van zijn eigen taal (bijvoorbeeld betrokkene kan Arabisch, Chinees of Urdu schrijven), maar beheerst hij niet het Latijnse schrift, dan kan hij niet als ‘niet-gealfabetiseerd’ worden beschouwd. Betrokkene beheerst immers de kunst van het schrijven. Onderwijsdeskundigen spreken in dat geval van ‘anders’ gealfabetiseerd zijn.
Een verzoeker die ‘anders’ gealfabetiseerd is, kan geen ontheffing krijgen van de naturalisatietoets. Er hoeft dan ook geen gesprek plaats te vinden naar het vermogen van deze verzoeker om het Papiaments, respectievelijk het Engels (voor respectievelijk Curaçao en Sint Maarten) nog op het niveau voor de naturalisatietoets te leren lezen en schrijven, want betrokkene komt niet in aanmerking voor deze regeling.
Niet-gealfabetiseerd: wel ontheffingsmogelijkheid
Heeft iemand in zijn eigen land niet de aldaar gebruikelijke basisopleiding (lagere school) afgerond, dan wordt hij in het kader van de naturalisatietoets als niet-gealfabetiseerd beschouwd. Om die reden verklaart betrokkene op model 2.27 dat hij in het herkomstland (of het land/de landen waar hij woonde tussen zijn zesde en dertiende jaar niet naar school is geweest dan wel voor zijn dertiende van school te zijn gegaan.
Onder deze omstandigheden moet een ‘beperkt leervermogen’ in de zin van ‘beperkte studievaardigheden als gevolg van gebrek aan educatie’ worden verondersteld. Iemand die nooit geleerd heeft om ‘te leren’ bezit, in deze context, een ‘beperkt leervermogen’. Mogelijkerwijs kan betrokkene enigszins in zijn eigen taal en (al dan niet) in het Papiaments (voor Curaçao), Engels (voor Sint Maarten) en/of het Nederlands enige woorden lezen en schrijven, toch is betrokkene te beschouwen als niet-gealfabetiseerd. Van een ieder die op model 2.27 aangeeft dat hij tussen zijn zesde en dertiende jaar in het herkomstland in het geheel niet naar school is geweest of dat hij voor zijn dertiende van school is gegaan, wordt als uitgangspunt aangenomen dat hij in zijn eigen taal niet kan lezen en schrijven. Betrokkene hoeft hiervoor geen stukken te overleggen.
Let op! Mogelijk is de verzoeker tijdens de jeugd niet of kort naar school zijn geweest, als gevolg van een nog steeds voortdurende psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap. In dat geval dient betrokkene een beroep te doen op een medische belemmering, zoals bedoeld in artikel 10 van de betreffende Regeling naturalisatietoets.
Contra-indicaties dat betrokkene wel is gealfabetiseerd
De eigen verklaring van ongeletterdheid door betrokkene moet natuurlijk wel stroken met de dagelijkse activiteit van betrokkene en daarnaar zal dan ook worden gevraagd. De vraag of het aannemelijk is dat een ongeletterde een goede invulling kan geven aan het type verblijfsrecht dat betrokkene heeft, komt ook aan de orde. Alleen als aannemelijk is dat betrokkene in het dagelijkse leven functioneert zonder daarbij te hoeven lezen en schrijven wordt model 2.27 ingevuld.
Blijkt evenwel later toch dat betrokkene in een eerdere procedure anders heeft verklaard of indien anderszins blijkt dat betrokkene toch niet voldeed aan de hierboven vermelde beleidscriteria, dan wordt bij de beslissing op het verzoek om naturalisatie gemotiveerd van het advies van Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens Sint Maarten afgeweken. Ook bestaat tot twaalf jaar na de naturalisatie de mogelijkheid om op grond van artikel 14, 1 RWN het Nederlanderschap in te trekken.
Ad 2 Beleidskader en controle drie jaar inspanningen in Curaçao of Sint Maarten om te leren lezen en schrijven in het Latijnse schrift.
Betrokkene dient bij de Gouverneur aan de hand van certificaten of verklaringen van (bij voorkeur onderwijs-)instellingen aan te tonen dat hij zich heeft ingespannen om gealfabetiseerd in het Latijnse schrift te raken. Het moet wel ten minste gaan om één of meer leergangen of cursussen Papiaments of Engels, voor respectievelijk Curaçao en Sint Maarten (inclusief lezen en schrijven) in georganiseerd verband, bij voorkeur bij een onderwijsinstelling, maar het kan ook gaan om welzijnswerk, een cursus bij of via het arbeidsbureau of een cursus bij buurt- of clubhuis.
Als model 2.27 moet worden ingevuld na 1 april 2022 geldt bovendien het volgende
Alleen als betrokkene aantoont dat hij/zij in de drie voorafgaande jaren één of meer leergangen of cursussen heeft gevolgd, wordt model 2.27 ingevuld. Uit de stukken moet tevens blijken dat het gaat om ten minste in totaal 600 les- en leeruren taalcursus Papiaments of Engels (voor respectievelijk Curaçao en Sint Maarten). Het aantal uren dat een leergang of cursus bevat, staat vaak in het onderwijsmateriaal van de cursusinstelling. De stukken die betrokkene hiervoor overlegt, worden later bij het naturalisatieverzoek gevoegd.
Drie jaren voorafgaande aan het invullen van model 2.27
Er is gekozen voor een periode van drie jaren voorafgaande aan het moment waarop model 2.27 wordt ingevuld voor de vraag wanneer de te leveren inspanning van ten minste 600 uur deelname aan een alfabetiseringscursus moet hebben plaatsgehad. Daarmee is niet gezegd dat in ieder van die drie jaar een of meer alfabetiseringsuren moeten zijn gevolgd. De ten minste 600 uren kunnen ook in het jaar van of direct voorafgaande aan het invullen van model 2.27 zijn volgemaakt. De reden voor het stellen van deze voorwaarde is dat in het geval van een alfabetiseringspoging van langer dan drie jaar geleden het niet plausibel is dat aan de alfabetisering is gewerkt met het oog op het kunnen halen van de naturalisatietoets en het daarmee op reguliere wijze kunnen voldoen aan een wettelijke voorwaarde tot naturalisatie. Onder die omstandigheid ontbreekt het directe verband tussen de (ooit) geleverde inspanning en de naturalisatietoets, zoals deze is bedoeld in artikel 4, eerste lid en onder b BNT.
Leren lezen en schrijven in de in de taal die op het eiland van hoofdverblijf gangbaar is
Sprake moet zijn van ten minste 600 uur deelname aan een alfabetiseringscursus in de taal die op het eiland van hoofdverblijf gangbaar is. Ook om beter in de samenleving te kunnen functioneren, mag worden verwacht dat de alfabetiseringscursus in het Papiaments of Engels (voor respectievelijk Curaçao en Sint Maarten) zal worden gevolgd. Het volgen van een eventuele alfabetiseringscursus in het Nederlands, een taal die in het dagelijkse leven en de samenleving niet wordt gesproken of gelezen, betekent een keuze die minder snel zal leiden naar het op A2 kunnen lezen en schrijven van een van de talen van de naturalisatietoets. Om te kunnen spreken van een serieuze inspanning om toch te kunnen voldoen aan de naturalisatietoets moet daarom sprake zijn van een inspanning tot het leren lezen en schrijven in de in de taal die op het eiland van hoofdverblijf gangbaar is.
2.3.2.2 Te volgen procedure bij de Gouverneur
De in paragraaf 2.3.2.1 genoemde voorwaarden zijn relevant op het moment dat bij de Gouverneur tezamen met betrokkene moet worden bezien of model 2.27 moet worden ingevuld.
Een beroep op deze ontheffingsmogelijkheid vangt alleen aan met een bij de Gouverneur ingevuld model 2.27. Model 2.27 wordt bij de Gouverneur ingevuld en door betrokkene ondertekend.
Bij het invullen van model 2.27 komt aan de orde:
Weigeren afgifte model 2.27
Als niet is aan te nemen dat betrokkene voldoet aan de hiervoor bij Ad1 en Ad2 gestelde beleidscriteria en/of betrokkene kan niet bewijzen dat hij aan zijn cursusverplichting heeft voldaan, dan wordt model 2.27 niet verstrekt.
Leeftijd 65 of ouder op het moment dat model 2.27 moet worden ingevuld
Is betrokkene 65 jaar of ouder en voldoet hij aan de beleidsregels om model 2.27 naar juistheid in te vullen, dan wordt dat model ingevuld. Met de bewijsstukken erbij dat betrokkene in Curaçao of Sint Maarten in de drie jaar voorafgaand aan dit beroep op geleverde inspanningen ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een taalcursus Papiaments (voor Curaçao), respectievelijk Engels (voor Sint Maarten) en op die wijze heeft geprobeerd te leren lezen en schrijven in het Latijnse schrift kan het naturalisatieverzoek worden ingediend. Een advies van Fundashon Pro Alfa dan wel de Dienst Examens Sint Maarten blijft in dat geval achterwege. De reden hiervoor is dat mag worden aangenomen dat onder deze omstandigheden en bij deze leeftijd het advies altijd zal luiden dat betrokkene niet voldoende leervermogen bezit om nog het Papiaments, respectievelijk het Engels op niveau A2 van het Europees Raamwerk voor moderne vreemde talen te leren schrijven en lezen en derhalve niet in staat moet worden geacht de naturalisatietoets te kunnen halen. De Gouverneur kan op het adviesblad naturalisatie bij ‘inburgering’ aantekenen: ontheffing naturalisatietoets wegens ongeletterdheid, leeftijd en aantoonbaar geleverde inspanningen.
2.3.2.3 Rol van en procedures bij de aangewezen adviesinstanties
Curaçao:
Fundashon Pro Alfa is aangewezen om te adviseren over ontheffing ingeval een verzoeker zich beroept op geleverde inspanningen als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, BNT (artikel 11 Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011).
Met het ingevulde model 2.27 meldt betrokkene (die jonger is dan 65 jaar) zich binnen een jaar bij Fundashon Pro Alfa voor een gesprek over zijn leervermogen (studievaardigheden). Komt betrokkene later dan dat jaar, dan is model 2.27 niet meer geldig.
Een ingevuld model 2.27 betekent voor Fundashon Pro Alfa dat het hier gaat om iemand die niet-gealfabetiseerd is in zijn eigen taal/schrift en die in Curaçao ten minste in de drie jaar voorafgaand aan dit beroep op geleverde inspanningen heeft geprobeerd te leren lezen en schrijven in het Latijnse schrift.
Naar deze twee aspecten doet Fundashon Pro Alfa dan ook geen onderzoek. Wel houdt Fundashon Pro Alfa met betrokkene een gesprek. Aan de hand van dit gesprek wordt ingeschat of betrokkene (ondanks alles) toch het leervermogen (studievaardigheden) bezit om nog op het niveau voor de naturalisatietoets te leren lezen en schrijven in het Papiaments. Indien gewenst kan het te houden gesprek plaats vinden door of in samenwerking met een in volwassene-educatie en alfabetisering gespecialiseerde organisatie.
Sint Maarten:
De Dienst Examens Sint Maarten is aangewezen om te adviseren over ontheffing ingeval een verzoeker zich beroept op geleverde inspanningen als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b, BNT (artikel 11 Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011).
Met het ingevulde model 2.27 meldt betrokkene (die jonger is dan 65 jaar) zich binnen een jaar bij de Dienst Examens Sint Maarten voor een gesprek over zijn leervermogen (studievaardigheden). Komt betrokkene later dan dat jaar, dan is model 2.27 niet meer geldig.
Een ingevuld model 2.27 betekent voor de Dienst Examens Sint Maarten dat het hier gaat om iemand die niet-gealfabetiseerd is in zijn eigen taal/schrift en die in Sint Maarten ten minste in de drie jaar voorafgaand aan dit beroep op geleverde inspanningen heeft geprobeerd te leren lezen en schrijven in het Latijnse schrift.
Naar deze twee aspecten doet de Dienst Examens Sint Maarten dan ook geen onderzoek. Wel houdt de Dienst Examens Sint Maarten met betrokkene een gesprek. Aan de hand van dit gesprek wordt ingeschat of betrokkene (ondanks alles) toch het leervermogen (studievaardigheden) bezit om nog op het niveau voor de naturalisatietoets te leren lezen en schrijven in het Engels. Indien gewenst kan het te houden gesprek plaats vinden door of in samenwerking met een in volwassene-educatie en alfabetisering gespecialiseerde organisatie.
Toelichting op de in paragraaf 2.3.2.1 onder 3 gestelde voorwaarden
Beleidsregel 3 luidt:
Curaçao: dat hij ‘gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, in een gesprek bij Fundashon Pro Alfa is beoordeeld dat niet kan worden verwacht dat hij (nog) Papiaments leert lezen en schrijven op niveau A2 van het Europees Raamwerk voor moderne vreemde talen’.
Sint Maarten: dat hij ‘gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, in een gesprek bij de Dienst Examens Sint Maarten is beoordeeld dat niet kan worden verwacht dat hij (nog) Engels leert lezen en schrijven op niveau A2 van het Europees Raamwerk voor moderne vreemde talen’.
Het gesprek
De vormgeving van het gesprek met de vreemdeling is niet nader bepaald. Dit betekent dat naast aanwezigheid van een medewerker die betrokken is bij het examineren van de naturalisatietoets het mogelijk is om bijvoorbeeld een psycholoog of een deskundige in volwasseneneducatie en/of alfabetiseringsvraagstukken te betrekken. In de situatie dat de betrokken specialisten kosten in rekening brengen voor hun werkzaamheden komen deze kosten voor rekening van de vreemdeling.
Doel van het gesprek
In het gesprek moet worden onderzocht of van betrokkene nog kan worden verwacht dat hij nog leert lezen en schrijven in het Latijnse schrift op een niveau, dat het halen van een taalexamen Papiaments of, indien van toepassing Engels, op taalbeheersingsniveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen mogelijk maakt.
Duur van het gesprek
Minimaal 30, maximaal 60 minuten.
Wat weegt mee voor het opstellen van het advies? Leeftijd en overige omstandigheden
In de afweging om te komen tot een advies voor de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid worden in ieder geval betrokken:
a) de leeftijd van betrokkene;
b) de leeftijd waarop betrokkene in Curaçao/Sint Maarten is komen wonen;
c) de tijdsduur dat betrokkene inmiddels in Curaçao/Sint Maarten woont;
d) de afstand die betrokkene naar inschatting nog moet overbruggen om op A2 niveau te leren lezen en schrijven in het Latijnse schrift.
Daarnaast kan aan andere aspecten worden gedacht, zoals de fysieke gezondheid van betrokkene, diens verdere leefomstandigheden en indien van toepassing of er een deskundigenoordeel is.
Let op! Niet in de afweging hoort thuis dat dat de vreemdeling wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap ontheven zou moeten zijn van de naturalisatietoets. In het geval van een beroep door een vreemdeling om wegens een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap te zijn ontheven, heeft Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens Sint Maarten géén rol. Dat geldt ook voor het geval dat de reden voor het tijdens de jeugd niet of kort naar school zijn geweest, werd veroorzaakt door de psychische of lichamelijke belemmering, dan wel het verstandelijke handicap.
Advies Fundashon Pro Alfa of Dienst Examens Sint Maarten
Na het gesprek stelt Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens Sint Maarten een advies op voor de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Er zijn twee adviesmogelijkheden [A) of B)]:
A) Advies ontheffing te verlenen op grond van artikel 4, eerste lid en onder b Besluit naturalisatietoets van de naturalisatietoets.
mogelijke standaard motivering daarbij:
Dit advies is tot stand gekomen aan de hand van een gesprek op datum met naam vreemdeling
Uit het gesprek moet worden geconcludeerd dat betrokkene onvoldoende studievaardigheden bezit om nog het Latijnse schrift te leren schrijven en lezen en derhalve niet in staat moet worden geacht de naturalisatietoets te halen.
Toelichting van het advies: een uitgeschreven motivering van het advies is noodzakelijk.
B) Advies geen ontheffing op grond van artikel 4, eerste lid en onder b Besluit naturalisatietoets te verlenen van de naturalisatietoets.
mogelijke standaard motivering daarbij:
Dit advies is tot stand gekomen aan de hand van een gesprek op datum met naam vreemdeling
Uit het gesprek moet worden geconcludeerd dat betrokkene voldoende studievaardigheden bezit om nog het Latijnse schrift te leren schrijven en lezen en derhalve in staat moet worden geacht op enig moment de naturalisatietoets te halen.
Toelichting van het advies: een uitgeschreven motivering van het advies is noodzakelijk.
Een advies A) kan betrokkene gebruiken in zijn te starten naturalisatieprocedure. Ontvangt betrokkene advies B) dan krijgt hij geen ontheffing van de naturalisatietoets.
Het origineel van het advies geeft Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens Sint Maarten aan de vreemdeling. Een kopie van het advies stuurt Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens per mail aan het kabinet van de Gouverneur en Fundashon Pro Alfa of de Dienst Examens Sint Maarten bewaart de verstuurde mail.
M
Paragraaf 3.1/8-1-d Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
Paragraaf 3.1. Polygamie
Over polygamie (of bigamie) kan worden opgemerkt dat er sprake is van opneming in de samenleving van Curaçao en Sint Maarten wanneer verzoeker zijn situatie in overeenstemming heeft gebracht met de in Curaçao en Sint Maarten geldende rechtsbeginselen, waaronder dat van monogamie.
Het rechtsbeginsel van monogamie komt onder andere tot uiting in artikel 1:33 BW en artikel 1:69 BW van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten. Deze artikelen bepalen respectievelijk dat een man slechts met een vrouw, de vrouw slechts met een man kan zijn gehuwd en dat een polygaam huwelijk nietig kan worden verklaard. Het beginsel van monogamie komt ook tot uitdrukking in artikel 10:28 BW-NL. Dit artikel verbiedt het voltrekken van een polygaam huwelijk in Europees Nederland voor zowel Nederlanders als vreemdelingen.
De openbare orde van Curaçao en Sint Maarten verzet zich dan ook tegen het voortbestaan of het aangaan van een polygaam huwelijk van een vreemdeling op het moment waarop deze het Nederlanderschap heeft verkregen. Onder inburgering valt dus ook dat verzoeker slechts met één persoon door het huwelijk verbonden kan zijn.
Als een verzoeker zich niet wenst te conformeren aan de in Curaçao en Sint Maarten geldende fundamentele rechtsbeginselen, is hij eigenlijk niet voldoende ingeburgerd. Bovendien is zijn situatie dan niet in overeenstemming met de civielrechtelijke openbare (rechts)orde van Curaçao en Sint Maarten (zie bij artikel 6 en 9 RWN).
De vraag of een verzoeker monogaam is, doet zich het meest voor bij personen afkomstig uit islamitische landen die polygamie kennen, alsmede huwelijksontbinding door verstoting. Zie voor een overzicht van landen met een indicatie van de mogelijkheid van polygamie en verstoting: bijlage 1 bij paragraaf 2.2 bij de toelichting op artikel 6, vierde lid RWN.
Artikel 10:28 BW-NL geeft onder meer aan dat een in het buitenland uitgesproken verstoting in Europees Nederland slechts dan als een rechtsgeldige ontbinding van het huwelijk wordt aangemerkt, eerst dan naar Europees Nederlands recht erkend kan worden, als de verstoting onherroepelijk is en de vrouw hiermee (uitdrukkelijk of stilzwijgend) heeft ingestemd of zich erbij heeft neergelegd, door middel van bijvoorbeeld een bewijs van verstotingshandeling (waaruit de instemming van de vrouw kan worden afgeleid), een bewijs van instemming of berusting, een bewijs dat de ex-echtgenote hertrouwd is of een huwelijksakte van de man betreffende een huwelijk gesloten ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand in Europees Nederland. Als bewijs dat een polygaam huwelijk niet meer in stand is dient uiteraard ook de overlijdensakte van de verstoten vrouw. Verstotingen van vóór de inwerkingtreding van artikel 10:27 BW-NL tot en met 10:53 BW-NL worden analoog behandeld.
Als verzoeker de nationaliteit bezit van een land waar polygamie mogelijk is, zal de Gouverneur aan de hand van de gegevens in de PIVA nagaan of er sprake is (geweest) van eerdere huwelijken. Als uit de PIVA blijkt dat sprake is (geweest) van eerdere huwelijken zal onderzocht moeten worden of de ontbinding van het huwelijk naar het recht van Curaçao en Sint Maarten kan worden erkend. Het ligt op de weg van de verzoeker om aan de hand van documenten aan te tonen dat een eerdere echtgenote heeft ingestemd met de verstoting. Zo is de omstandigheid dat de verstoting lang geleden heeft plaatsgevonden geen reden om aan te nemen dat de vrouw stilzwijgend heeft ingestemd met de verstoting. De Gouverneur zal bij de indiening van het verzoek aan een verzoeker als hier bedoeld vragen of er nog sprake is van eerdere huwelijken die niet in de PIVA zijn opgenomen (zie model 2.1). Als dat het geval is zal aan de hand van de door verzoeker overlegde documenten onderzocht moeten worden of dat huwelijk is ontbonden op een naar het recht van Curaçao en Sint Maarten erkende wijze.
N
Paragraaf 4 en paragraaf 4.5/9-1-a Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, HRWN-CM worden gewijzigd en komen te luiden:
Paragraaf 4. Afwijzing als in de periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring (of de beslissing daarop) een sanctie ter zake van een misdrijf is opgelegd of ten uitvoer gelegd
De vreemdeling mag in de periode van vijf jaren (de zogenaamde rehabilitatietermijn van vier jaren) direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop niet onderworpen zijn geweest aan sanctionering van een misdrijf of aan de gevolgen daarvan. Daarbij geldt het volgende:
a. iedere vrijheidsbenemende straf of maatregel (onder meer gevangenisstraf en TBS) leidt, ongeacht de duur daarvan, tot weigering van naturalisatie of optie;
b. iedere taakstraf leidt, ongeacht de duur daarvan tot weigering van naturalisatie of optie, behalve als sprake is van de uitzondering genoemd in paragraaf 4.5;
c. iedere vermogenssanctie (geldboete, transactie of maatregel strekkend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) van Naf. 1.000,– leidt tot weigering van naturalisatie of optie;
d. een serie vermogenssancties (geldboeten, transacties of ontnemingsmaatregelen) onder de Naf. 1.000,– leidt tot weigering van naturalisatie of optie, als binnen een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop meerdere vermogenssancties (geldboeten, transacties of ontnemingsmaatregelen) van ten minste Naf. 500,– ter zake van misdrijf zijn opgelegd of tenuitvoergelegd waarvan het totaalbedrag in die vijf jaren ten minste Naf. 1.500,– bedraagt.
Daarbij is niet van belang:
a. of het misdrijf aan de strafrechter is voorgelegd en door een strafrechter bewezen is verklaard.
Een misdrijf is ook relevant, als de strafvervolging nog loopt, of als het misdrijf (buiten de strafrechter om) is afgesloten met bijvoorbeeld een transactie of als de strafzaak nog openstaat;
b. waar het misdrijf is gepleegd. Ook in het buitenland gepleegde misdrijven tellen mee;
c. of het feit is gepleegd voordat of nadat de vreemdeling tot Curaçao of Sint Maarten is toegelaten;
d. of de vreemdeling ten tijde van het misdrijf minder- of meerderjarig was.
De naturalisatie of optie wordt geweigerd als er binnen vier jaren voor de indiening van het verzoek om naturalisatie of het afleggen van de optieverklaring of de beslissing daarop zo’n sanctie is opgelegd. Daarbij is niet van belang:
a. of de sanctie voorwaardelijk of onvoorwaardelijk is opgelegd;
b. of er na het opleggen van de sanctie geheel of gedeeltelijk, of voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, gratie is verleend.
De naturalisatie of optie wordt ook geweigerd als er in die periode van vijf jaar een sanctie ten uitvoer is gelegd. De sanctie is tenuitvoergelegd:
a. ingeval van vrijheidsbenemende straf of maatregel: op de datum van invrijheidstelling;
b. ingeval van taakstraf: op de datum waarop de taakstraf is voltooid;
c. ingeval van vermogenssanctie: op de datum waarop de geldboete of transactie is betaald;
d. ingeval van een opgelegde maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel:
op de datum waarop de betaling van de vordering heeft plaatsgevonden;
e. ingeval van iedere andere straf (dan hierboven vermeld) als bedoeld in artikel 1:11 op de datum dat de opgelegde straf niet langer op de vreemdeling van toepassing is.
Ad e
Het betreft hier bijkomende straffen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, WvSR / artikel 1:11, eerste lid, onder b, van de strafwet van Sint Maarten en de strafwet van Curaçao. In dat geval gaat de rehabilitatietermijn lopen op het moment dat de ontzetting van bepaalde rechten niet meer op de vreemdeling van toepassing is. In het voorbeeld van een ontzegging van de rijbevoegdheid start de rehabilitatietermijn dus als de ontzegging is afgelopen. In het geval van een verbeurdverklaring of openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak, start de rehabilitatietermijn als de verbeurdverklaring of openbaarmaking heeft plaatsgevonden.
Het is van belang dat de vreemdeling zelf stukken overlegt waaruit blijkt op welke datum de sanctie ten uitvoer is gelegd, dus de vreemdeling in vrijheid is gesteld, het bedrag heeft betaald of de taakstraf heeft voltooid.
Voorwaardelijke straf en proeftijd: als sprake is van een voorwaardelijk opgelegde straf waaraan een proeftijd is verbonden, moet de proeftijd zijn verstreken voordat de vreemdeling in aanmerking kan komen voor naturalisatie of optie. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan de algemene voorwaarde dat hij niet opnieuw strafbare feiten pleegt, en de voorwaardelijk opgelegde straf dus niet alsnog ten uitvoer wordt gelegd, begint de rehabilitatietermijn (achteraf bezien) op het moment waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden. Er is immers geen sprake van de tenuitvoerlegging van de straf. Als de vreemdeling gedurende de proeftijd heeft voldaan aan bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld betaling van een geldsom of het verrichten van arbeid) begint de rehabilitatietermijn op het moment waarop die bijzondere voorwaarde is vervuld.
Als de vreemdeling in één strafrechtelijke procedure voor verschillende gevoegde feiten (verschil- lende misdrijven of een combinatie van misdrijven en overtredingen) is veroordeeld tot één enkele straf, die gelijk is aan of uitstijgt boven de hierboven gegeven norm, wordt de naturalisatie of optie geweigerd.
Overgangsrecht: Wijziging rehabilitatietermijn van vier naar vijf jaar per 1 mei 2018
Met ingang van 1 mei 2018 is de rehabilitatietermijn van vier naar vijf jaar gegaan. Voor naturalisatieverzoeken of optieverklaringen die voor deze datum zijn ingediend of afgelegd geldt nog de rehabilitatietermijn van vier jaar.
paragraaf 4.5. Taakstraffen
Een taakstraf is een van de hoofdstraffen genoemd in artikel 1:11 WvSr van Curaçao/Sint Maarten (in Nederland: artikel 9 WvSr). Met de volgordelijke plaats van de taakstraf direct onder de twee vrijheidsbenemende straffen, maar boven de geldboete heeft de strafwetgever aangegeven dat de sanctie ‘taakstraf’ als een zwaardere sanctie dan een geldboete moet worden gezien. Dit rechtvaardigt dat ongeacht de duur van de taakstraf deze wordt tegengeworpen in de optie- of naturalisatieprocedure, behalve als er sprake is van de hieronder vermelde uitzondering.
Een taakstraf wordt niet tegengeworpen als de rechter (in het strafvonnis) dan wel de officier van justitie (in de strafbeschikking) een taakstraf heeft opgelegd in plaats van een geldboete van onder de Naf. 1.000,– omdat de verdachte op het moment van de veroordeling kenbaar niet in staat was de geldboete te betalen. Hiermee wordt recht gedaan aan de persoonlijke situatie van de vreemdeling die als er geen sprake was van betalingsonmacht, wel in aanmerking zou komen voor optie of naturalisatie, omdat hem een geldboete onder de Naf. 1.000,– zou zijn opgelegd. Het is daarbij aan de vreemdeling om bij het verzoek om naturalisatie of bij de optieverklaring met het strafvonnis, de strafbeschikking, dan wel een verklaring daaromtrent van het openbaar ministerie aan te tonen dat de taakstraf door de rechter of de officier van justitie is opgelegd vanwege financieel onvermogen en dat er anders een geldboete van onder de Naf. 1.000,– zou zijn opgelegd. Als de vreemdeling echter niet noodzakelijk vanwege betalingsonmacht heeft gekozen voor het aanbod van een taakstraf en (dus vrijwillig) heeft afgezien van het betalen van een geldboete dan wordt de taakstraf wel tegengeworpen, ook al zou het gaan om een geldboete van minder dan Naf. 1.000,–.
Gelet op de hiërarchie in strafmodaliteiten (strafsoorten) kan niet aan de hand van een omzettabel van het Openbaar Ministerie worden bepaald dat een bepaalde gevangenis- of taakstraf ‘overeenkomt’ met ten minste Naf. 1.000,– geldboete en daarom niet zou kunnen worden tegengeworpen.
O
Artikel 14 HRWM-CM wordt gewijzigd en komt te luiden:
Verwijzingen
RRWN: artikelen II en III;
BVVN: artikelen 65 t/m 70
Algemene termijnenwet: artikel 1
BW: artikelen 1:202.1 en 3:44
WCN: artikelen 1 en 4.1
WvSr: artikel 83 (Eerste Boek), titels I tot en met IV, artikel 205 en titel XII (Tweede Boek), artikel 134a (Tweede Boek)
Overgangsrecht
Zie voor het overgangsrecht toelichting bij artikel 14, zesde lid, RWN, paragraaf 2 en de toelichting bij artikel 14, tweede lid, RWN paragraaf 1.1.
P
Paragraaf 1 en paragraaf 2/14-4 Toelichting ad artikel 14, vierde lid, HRWN-CM worden gewijzigd en komen te luiden:
14-4. Ad artikel 14, vierde lid
Onze Minister kan in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap intrekken van een persoon die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevindt, indien uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die door Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.
Paragraaf 1. Algemene wettelijke uitgangspunten
De Rijkswet van 10 februari 2017 (Stb. 52) tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid vult regels aan met betrekking tot het verlies van het Nederlanderschap. Aan artikel 14 RWN is in verband met de dreiging die uitgaat van het mondiale jihadisme een nieuw lid toegevoegd dat het mogelijk maakt het Nederlanderschap in te trekken van personen die uitreizen naar een strijdgebied en zich vrijwillig in krijgsdienst begeven van een terroristische strijdgroep. Deze wijziging van de Rijkswet draagt bij aan de bescherming van de nationale veiligheid door te voorkomen dat een persoon die zich heeft aangesloten bij een terroristische strijdgroep legaal kan terugkeren naar Nederland en hier te lande terroristische activiteiten kan ontplooien.
De Rijkswet van 10 februari 2017 (Stb. 2017, 52) bevat geen bepaling die het mogelijk maakt deze wet met terugwerkende kracht toe te passen. In het besluit van 10 februari 2017 (Stb. 2017, 67) waarin het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 14, vierde lid, van de RWN is vastgesteld op 1 maart 2017, zijn dan ook geen bijzondere werkingsregels opgenomen. Dat betekent dat deze bepaling onmiddellijke werking heeft en daarmee van toepassing is op feiten en omstandigheden die zich op of na 1 maart 2017 voordeden. Artikel 14, vierde lid kan niet worden toegepast in gevallen waarin de aan de beoogde intrekking ten grondslag liggende relevante feiten zich vóór 1 maart 2017 hebben voorgedaan (zie ECLI:NL:RVS:2019:990; ECLI:NL:RVS:2019:1246).
Artikel 14 lid 4 RWN heeft een geldigheidsduur van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel op 1 maart 2017. Reden hiervoor is dat bij de behandeling in de Tweede Kamer van deze Rijkswet een amendement is aangenomen dat voorziet in een horizonbepaling. Deze bepaling houdt in dat vijf jaar na inwerkingtreding een bezinning plaatsvindt over de wenselijkheid van de maatregelen. Bij Rijkswet van 23 februari 2022 (Staatsblad 2022, 84), in werking getreden op 28 februari 2022, is bepaald dat de geldigheid van deze wet is verlengd tot tien jaar. Gevolg hiervan is dat artikel 14, vierde lid, RWN en de daarmee samenhangende artikelen 22A, 22B, 22C, RWN in beginsel met ingang van 1 maart 2027 komen te vervallen.
Paragraaf 2. Voorwaarden intrekking van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid
Onze Minister kan in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap intrekken van een persoon als uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Deze lijst wordt vastgesteld in de Rijksministerraad en gepubliceerd in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten. In de Staatscourant van 10 maart 2017 (nr 13023) is een lijst met drie organisaties gepubliceerd. Dit Besluit tot vaststelling van de lijst met organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid is een dag later in werking getreden. In de Staatscourant van 26 oktober 2020 (nr. 52922) is de lijst aangepast.
Om het Nederlanderschap te kunnen intrekken moet sprake zijn van aansluiting bij een organisatie op de hiervoor genoemde lijst. De intrekking kan alleen plaatsvinden als betrokkene bij de organisatie was of zich heeft aangesloten op of na 11 maart 2017 (zie ECLI:NL:RVS:2019:990; ECLI:NL:RVS:2019:1246).
Uit de memorie van toelichting (TK, 2015–2016, 34 356 (R2064), nr 3) blijkt wat de wetgever met het begrip aansluiting bedoelt. Voordat sprake is van ‘aansluiting’ moeten twee voorwaarden zijn vervuld:
Ad 1
Met de voorwaarde van de uit de gedragingen van betrokkene blijkende intentie om zich aan te sluiten is gegarandeerd dat altijd sprake is van vrijwillige aansluiting. De intentie tot aansluiting kan bijvoorbeeld blijken uit eerdere uitingen van betrokkene, bijvoorbeeld op internet of op sociale media.
Ad 2
Aansluiting bij een terroristische organisatie in de zin van artikel 14, vierde lid, RWN kan onder meer blijken uit:
De intrekking van het Nederlanderschap vindt alleen plaats als de betrokkene ongewenst kan worden verklaard. De ongewenstverklaring is noodzakelijk om de legale terugkeer naar Nederlands grondgebied te voorkomen. Redenen om van de ongewenstverklaring af te zien kunnen in de eerste plaats zijn gelegen in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Gedacht kan worden aan de situatie dat het belang van betrokkene om ongehinderd in Nederland zijn gezinsleven te kunnen uitoefenen zwaarder weegt dat het belang van de Nederlandse staat. Gelet op de ernst van de bedreiging van de nationale veiligheid bij een dreigende terroristische aanslag zal ongewenstverklaring alleen in uitzonderingssituaties niet aan de orde zijn. Als ongewenstverklaring niet mogelijk is wordt van de intrekking van het Nederlanderschap afgezien.
De intrekking van het Nederlanderschap vindt niet plaats als de betrokken persoon zich in Nederland bevindt. In dat geval ligt aanhouding en strafrechtelijke vervolging meer in de rede dan het intrekken van het Nederlanderschap. Als de betrokkene vervolgens onherroepelijk voor een terroristisch misdrijf wordt veroordeeld zal het Nederlanderschap in beginsel op grond van artikel 14, tweede lid, RWN kunnen worden ingetrokken.
De intrekking van het Nederlanderschap vindt evenmin plaats als staatloosheid daarvan het gevolg is of als de betrokkene jonger is dan achttien jaar.
Q
Model 1.40 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 1.
R
Model 1.41 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 2.
S
Model 1.42 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 3.
T
Model 1.43 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 4.
U
Model 1.44 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 5.
V
Model 1.45 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 6.
W
Model 1.46 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 7.
X
Model 1.47 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 8.
Y
Model 1.48 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 9.
Z
Model 1.49 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 10.
AA
Model 2.22 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 11.
AB
Model 2.27 HRWN-CM is gewijzigd en komt te luiden als in bijlage 12.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022, met uitzondering van de onderdelen K, L en AB, die in werking treden per 1 april 2022.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant, de Curaçaosche Courant en de Landscourant van Sint Maarten worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 28 maart 2022
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
namens deze,
J.W.H.M. Beaujean
directeur-generaal Migratie
Uitgegeven de 24ste juni 2022
De Minister van Algemene Zaken,
G.S. PISAS
BIJLAGE 1
Model 1.40 HRWN-CM: Optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik verklaar dat:
– ik op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, RWN de Nederlandse nationaliteit wil verkrijgen;
Gegevens ouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Deze verklaring strekt (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
tot de medeverkrijging van de Nederlandse nationaliteit van mijn hieronder genoemde minderjarige kinderen. Mijn minderjarige kinderen hebben hoofdverblijf en toelating in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Volledige na(a)m(en) kind(eren) geboortedatum
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. |
Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij deze optieverklaring.
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening optant)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 2
Model 1.41 HRWN-CM: Optieverklaring minderjarige op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder k, RWN (afgelegd door wettelijk vertegenwoordiger)
Gegevens minderjarige optant:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik, de wettelijk vertegenwoordiger, verklaar dat:
Gegevens ouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening wettelijk vertegenwoordiger)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 3
Model 1.42 HRWN-CM: Optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder l, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik verklaar dat:
Gegevens erkenner die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Deze verklaring strekt (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
tot de medeverkrijging van de Nederlandse nationaliteit van mijn hieronder genoemde minderjarige kinderen. Mijn minderjarige kinderen hebben hoofdverblijf en toelating in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Volledige na(a)m(en) kind(eren) geboortedatum
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. |
Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij deze optieverklaring.
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening optant)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 4
Model 1.43 HRWN-CM: Optieverklaring minderjarige op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder l, RWN (afgelegd door wettelijk vertegenwoordiger)
Gegevens minderjarige optant:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik, de wettelijk vertegenwoordiger, verklaar dat:
Gegevens erkenner die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening wettelijk vertegenwoordiger)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 5
Model 1.44 HRWN-CM: Optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder m, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik verklaar dat:
Gegevens erkenner (biologische vader) die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Deze verklaring strekt (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
tot de medeverkrijging van de Nederlandse nationaliteit van mijn hieronder genoemde minderjarige kinderen. Mijn minderjarige kinderen hebben hoofdverblijf en toelating in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Volledige na(a)m(en) kind(eren) geboortedatum
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. |
Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij deze optieverklaring.
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening optant)
……………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 6
Model 1.45 HRWN-CM: Optieverklaring minderjarige op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder m, RWN (afgelegd door wettelijk vertegenwoordiger)
Gegevens minderjarige optant:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik, de wettelijk vertegenwoordiger, verklaar dat:
Gegevens erkenner (biologische vader) die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening wettelijk vertegenwoordiger)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 7
Model 1.46 HRWN-CM: Optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder n, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik verklaar dat:
Gegevens ouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Deze verklaring strekt (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
tot de medeverkrijging van de Nederlandse nationaliteit van mijn hieronder genoemde minderjarige kinderen. Mijn minderjarige kinderen hebben hoofdverblijf en toelating in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Volledige na(a)m(en) kind(eren) geboortedatum
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. |
Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij deze optieverklaring.
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening optant)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 8
Model 1.47 HRWN-CM: Optieverklaring minderjarige op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder n, RWN (afgelegd door wettelijk vertegenwoordiger)
Gegevens minderjarige optant:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik, de wettelijk vertegenwoordiger, verklaar dat:
Gegevens ouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening wettelijk vertegenwoordiger)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 9
Model 1.48 HRWN-CM: Optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder o, RWN
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik verklaar dat:
Gegevens adoptiefouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Deze verklaring strekt (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
tot de medeverkrijging van de Nederlandse nationaliteit van mijn hieronder genoemde minderjarige kinderen. Mijn minderjarige kinderen hebben hoofdverblijf en toelating in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Volledige na(a)m(en) kind(eren) geboortedatum
1. | |
2. | |
3. | |
4. | |
5. |
Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij deze optieverklaring.
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
……………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening optant)
………………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 10
Model 1.49 HRWN-CM: Optieverklaring minderjarige op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder o, RWN (afgelegd door wettelijk vertegenwoordiger)
Gegevens minderjarige optant:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
nationaliteit(en) : ……………………………………………………………………………..
adres : ……………………………………………………………………………..
postcode en woonplaats : ……………………………………………………………………………..
Ik, de wettelijk vertegenwoordiger, verklaar dat:
Gegevens adoptiefouder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j en het Nederlanderschap heeft verkregen, dan wel is overleden maar bij leven voldeed aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j, RWN:
(geslachts)na(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
voorna(a)m(en) : ……………………………………………………………………………..
geboortedatum : ……………………………………………………………………………..
geboorteplaats en geboorteland : ……………………………………………………………………………..
Nederlandse nationaliteit sinds : ……………………………………………………………………………..
als van toepassing: overleden op : ……………………………………………………………………………..
Bij deze optieverklaring is (aankruisen wat van toepassing is):
wel niet
een verzoek tot naamsvaststelling gevoegd.
…………………………………………………… ………………………………………………………
(plaats) (datum) (handtekening wettelijk vertegenwoordiger)
……………………………………………………
(dienststempel)
Let op! Deze verklaring geldt niet als bewijs van Nederlandse nationaliteit.
BIJLAGE 11
Model 2.22 HRWN-CM
Adviesblad naturalisatie Curaçao/Sint Maarten
Curaçao/Sint Maarten nummer : ………………………………………………………..
Contactpersoon : ………………………………………………………..
Telefoon : ………………………………………………………..
e-mail : ………………………………………………………..
Betreft:
□ man, naam: ………………………………………………..
□ vrouw, naam: ………………………………………………
□ …… (aantal) mee te naturaliseren minderjarige kinderen:
waarvan ….. 12 jaar of ouder
waarvan ……16 jaar of ouder
Telefoonnummer verzoeker (bij voorkeur mobiel nummer): …………………………………
Meerderjarig (model 2.1)
Verzoek op grond van:
□ artikel 8 lid 1 c RWN (vijf jaren onafgebroken toelating en hoofdverblijf in (één van de landen van) hetKoninkrijk)
□ artikel 8 lid 2 RWN (drie jaren onafgebroken gehuwd en samenwonend op één en hetzelfde adres met één en dezelfde Nederlander of als meerderjarige geadopteerd of oud-Nederlander)
□ artikel 8 lid 3 RWN (tien jaren toelating en hoofdverblijf waarvan laatste 2 jaren onafgebroken)
□ artikel 8 lid 4 RWN (drie jaar onafgebroken toelating en hoofdverblijf en drie jaar onafgebroken ongehuwd samenwonend op één en hetzelfde adres met één en dezelfde Nederlander of staatloos)
□ artikel 8 lid 5 RWN (erkenning en wettiging als minderjarige door Nederlander en drie jaar onafgebroken toelating en hoofdverblijf)
□ artikel 10 RWN (invullen punt 9 en toelichting geven bij punt 12)
□ artikel 11 lid 5 RWN (niet gedeeld in de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap van de ouder alleen vanwege meerderjarigheid en betrokkene heeft drie jaar onafgebroken toelating en hoofdverblijf aanvangende voor meerderjarigheid)
□ betrokkene voldoet aan de voor hem geldende termijnen van toelating en hoofdverblijf
□ betrokkene voldoet niet aan de voor hem geldende termijn van toelating, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ betrokkene voldoet niet aan de voor hem geldende termijn van hoofdverblijf, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing
Bericht omtrent toelating (BOT) opgevraagd:
□ ja, kopie meesturen
□ nee
Medeverlening aan minderjarige(n) tot 16 jaar
Verzoek(en) om medeverlening op grond van:
□ artikel 11 lid 2 (vanaf indiening tot en met beslissing onafgebroken toelating en hoofdverblijf) (namen invullen):
1. ………………………………………………………………………………..
2. ………………………………………………………………………………..
3. ………………………………………………………………………………..
4. ………………………………………………………………………………..
□ minderjarige(n) voldoet/voldoen aan de geldende termijnen van onafgebroken toelating en hoofdverblijf
□ minderjarige(n) voldoet/voldoen niet aan de geldende termijn van toelating, toelichting geven bij punt 12 en door de ouder/wettelijke vertegenwoordiger model 2.21 laten invullen en meesturen
□ minderjarige(n) voldoet/voldoen niet aan de geldende termijn van hoofdverblijf, toelichting geven bij punt 12 en door de ouder/wettelijke vertegenwoordiger model 2.21 laten invullen en meesturen
Zienswijze verkrijging van het Nederlanderschap
Bij kinderen van 12 tot en met 15 jaar oud is het geven van een zienswijze facultatief, behalve als de minderjarige niet persoonlijk aanwezig is bij indiening verzoek, dan moet model 2.10 (formulier zienswijze (mede)verlening Nederlanderschap) en, als van toepassing, model 2.11 (formulier zienswijze naamswijziging/naamsvaststelling) volledig ingevuld en ondertekend worden meegestuurd:
□ minderjarige(n) ………………………………………………….(nummers) akkoord
□ minderjarige(n) ………………………………………………….(nummers) niet akkoord
□ niet van toepassing
Zienswijze verkrijging andere ouder
□ de andere ouder is van mening dat het kind/de kinderen de Nederlandse nationaliteit zou/zouden moeten krijgen (model 2.14 volledig ingevuld en ondertekend meesturen)
□ de andere ouder is van mening dat het kind/de kinderen de Nederlandse nationaliteit niet zou/zouden moeten krijgen (model 2.14 volledig ingevuld en ondertekend meesturen)
□ Andere ouder overleden
□ Andere ouder in buitenland niet traceerbaar
□ Andere ouder onbekend
□ Overig: ___________________________________________
Medeverlening aan minderjarige(n) vanaf 16 jaar of ouder
Verzoek(en) om medeverlening op grond van:
□ artikel 11 lid 3 (bij indiening van het verzoek minstens drie jaren onafgebroken toelating en hoofdverblijf en vanaf het moment van indiening toelating voor onbepaalde tijd) (namen invullen):
1. ………………………………………………………………………………..
2. ………………………………………………………………………………..
3. ………………………………………………………………………………..
4. ………………………………………………………………………………..
□ minderjarige(n) van zestien jaar of ouder voldoet/voldoen aan de geldende termijnen van toelating en hoofdverblijf
□ minderjarige(n) van zestien jaar of ouder …………………………………………………………………………… voldoet/voldoen niet aan de geldende termijn van toelating, toelichting geven bij punt 15 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ minderjarige(n) van zestien jaar of ouder …………………………………………………………………………… voldoet/voldoen niet aan de geldende termijn van hoofdverblijf, toelichting geven bij punt 15 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing
Instemming verkrijging van het Nederlanderschap (minderjarige(n) vanaf 16 jaar verplicht):
□ akkoord, model 2.1 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
Bericht omtrent toelating (BOT) mbt kind van zestien of ouder opgevraagd:
□ ja, kopie meesturen
□ nee
Zelfstandig verzoek minderjarige (model 2.2)
Verzoek(en) op grond van:
□ artikel 10 RWN (invullen punt 9 en toelichting geven bij punt 12)
□ artikel 11 lid 4 RWN (zelfstandig verzoek minderjarige ingediend door wettelijk vertegenwoordiger en bij indiening van het verzoek minstens drie jaar onafgebroken toelating en hoofdverblijf. Als geboren tijdens procedure ouders, dan geldt geen termijn van toelating en hoofdverblijf)
□ betrokkene voldoet aan de voor hem geldende termijnen van toelating en hoofdverblijf
□ betrokkene voldoet niet aan de voor hem geldende termijn van toelating, toelichting geven bij punt 15 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ betrokkene voldoet niet aan de voor hem geldende termijn van hoofdverblijf, toelichting geven bij punt 15 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing
Zienswijze verkrijging andere ouder:
□ de andere ouder is van mening dat het kind/de kinderen de Nederlandse nationaliteit zou/zouden moeten krijgen (model 2.14 volledig ingevuld en ondertekend meesturen)
□ de andere ouder is van mening dat het kind/de kinderen de Nederlandse nationaliteit niet zou/zouden moeten krijgen (model 2.14 volledig ingevuld en ondertekend meesturen)
□ Andere ouder overleden
□ Andere ouder in buitenland niet traceerbaar
□ Andere ouder onbekend
□ Overig: ___________________________________________
Bericht omtrent toelating (BOT) opgevraagd:
□ ja, kopie meesturen
□ nee
Bewijs van identiteit (één aanvinken)
□ Inschrijving in de bevolkingsadministratie
□ Originele geboorteakte, gelegaliseerd of voorzien van apostille (stukken meesturen)
□ Ander document anders dan geboorteakte (stukken meesturen), namelijk ………………………………………
□ Beroep op bewijsnood overleggen geboorteakte (evt. toelichting geven bij punt 12), bewijsstukken meesturen
□ Niet van toepassing (asielgerelateerde verblijfsvergunning/geboren in het Koninkrijk)
□ Niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
Bewijs van nationaliteit (één aanvinken)
□ Nationaal paspoort, geldig tot ……………………………………………
(kopie identiteitspagina en pagina geldigheid paspoort meesturen)
□ Beroep op bewijsnood overleggen geldig paspoort (evt. toelichting geven bij punt 12), bewijsstukken meesturen
□ Niet van toepassing (verblijfsvergunning asiel (on)bepaalde tijd)
□ Niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
Meesturen:
□ beschreven pagina’s paspoort
□ uitgebreid uittreksel uit de bevolkingsadministratie met (woon-, huwelijk- en kinderhistorie, volledige actuele en historische verblijfstitelgegevens)
als van toepassing:
□ uitgebreid uittreksel uit de bevolkingsadministratie van de Nederlandse partner/echtgenoot
□ originele huwelijksakte of akte geregistreerd partnerschap, gelegaliseerd of voorzien van apostille
□ originele verstotingsakte, gelegaliseerd of voorzien van apostille (let op! Er is geen huwelijksontbinding als instemming van de vrouw niet blijkt)
Let op!
– Bij akten die gelegaliseerd zijn tussen 15 mei 2006 en 15 mei 2010 moet ook het vragenformulier overgelegd worden
– Een beroep op bewijsnood moet altijd onderbouwd zijn met stukken en wordt slechts bij uitzondering gehonoreerd.
3. Geen bedenkingen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd (artikel 8 lid 1 onder b RWN)
□ akkoord, heeft een verblijfsvergunning …………………………………..………… geldig tot …………………….
□ niet akkoord omdat:
□ verblijfsvergunning van tijdelijke aard
□ voldoet niet meer aan de beperking van de verblijfsvergunning (als bekend op het moment indiening verzoek om naturalisatie)
□ voldoet niet meer aan de voorwaarden voor de verklaring van rechtswege (als bekend op het moment indiening verzoek om naturalisatie)
□ bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd (bv. lopende intrekkingsprocedure) (als bekend op het moment indiening verzoek om naturalisatie)
□ overig, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
4.Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (artikel 8 lid 1 onder e RWN)
□ akkoord, model 2.30 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing (bij zelfstandige naturalisatie van kind jonger dan 16 jaar)
□ niet mogelijk, (medische) bewijsstuk(ken) meesturen en toelichting geven bij punt 12
5. Inburgering (artikel 8 lid 1 onder d RWN)
□ akkoord (kopieën meesturen)
□ Certificaat Naturalisatietoets (kopie meesturen)
□ Ontheffing (kopie meesturen)
□ Advies medisch specialist of andere deskundige (bijv. taalkundige)
□ Advies van de tot advisering aangewezen instantie
□ Vrijstelling op grond van nr: ………………(zie bijlage inburgering)
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing, toelichting geven bij punt 12
6. Antecedenten (artikel 9 lid 1 onder a)
□ akkoord
□ niet akkoord (toelichting geven bij punt 12)
Meesturen:
□ Model 2.3 Verklaring verblijf en gedrag (volledig ingevuld en ondertekend door iedere (mede)verzoeker van 16 jaar en ouder)
□ Uittreksels Justitiële documentatiedienst (JDD) gecheckt (meesturen)
Let op! Als minderjarigen meenaturaliseren, dan moet voor elke minderjarige van 16 jaar of ouder een model 2.3 volledig ingevuld en ondertekend worden meegestuurd.
7. Bereidheid tot het doen van afstand (artikel 9 lid 1 onder b, artikel 9 lid 3 RWN)
□ Hoeft geen afstand te doen, want:
□ automatisch verlies (A-land)
□ geen automatisch verlies, maar doen van afstand is niet mogelijk (C-land)
□ gehuwd met Nederlander
□ geboren in het Koninkrijk en heeft hier hoofdverblijf op moment indiening verzoek
□ is in het bezit van een asielgerelateerde verblijfsvergunning
□ onderdaan van een door Nederland niet erkende staat
□ onderdaan van een staat die partij is bij het Tweede Protocol
□ gezamenlijk verzoek met echtgeno(o)t(e) /geregistreerd partner afkomstig uit B-land en die onder een uitzonderingscategorie valt of een beroep daarop doet
□ Wel bereid, model 2.4, volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ Niet bereid, modellen 2.4 en 2.21 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ Verzoeker doet een beroep op een uitzonderingsmogelijkheid (zie model 2.4 voor de uitzonderingsmogelijkheden), gelegaliseerde (bewijs)stukken en model 2.4 en model 2.21 ingevuld en ondertekend meesturen
□ Verklaring in verband met verlies van de Egyptische/Georgische/Libische/Mauritaanse/Oegandese/Oostenrijkse/Sri Lankaanse/Zuid-Afrikaanse nationaliteit
□ akkoord, model 2.5 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
8. Naamsvaststelling of naamswijziging (artikel 12 RWN)
□ Verzoek om naamsvaststelling (onder meer verplicht als verzoeker afkomstig is uit één van de volgende landen): Afghanistan, Bangladesh, Egypte, Ethiopië, India, Indonesië, Irak, Democratische Republiek Congo, Nepal, Pakistan, Soedan, Somalië, Sri Lanka):
□ akkoord, model 2.6 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ Verzoek om naamswijziging (als door verzoeker gewenst)
□ akkoord, model 2.7 volledig ingevuld en ondertekend meesturen
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 11 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ geen verzoek, wel aan verzoekster goed uitgelegd dat naamswijziging mogelijk is en dat zij heeft aangegeven de naam van haar echtgenoot bij naturalisatie te willen behouden
9. Afwijkingsgrond en voorwaarde waarvan afwijking wordt verzocht (artikel 10 RWN)
□ afwijkingsgrond
□ Staatsbelang (meesturen bewijs)
□ Humanitaire redenen (meesturen bewijs)
□ Ambtelijk verzuim (meesturen bewijs)
□ Verzoeker vraagt om toepassing van artikel 10 RWN om af te kunnen wijken van de voorwaarde van:
□ artikel 8 lid 1 aanhef en onder a, meerderjarigheidseis
□ artikel 8 lid 1 aanhef en onder c, toelating en hoofdverblijf vanaf vijf jaar voorafgaande aan het verzoek
□ artikel 8 lid 1 aanhef en onder d, inburgeringsvereiste
□ artikel 9 lid 1 aanhef en onder c, categorie artikel 8 lid 2 personen wonend in het land van nationaliteit
□ artikel 11 lid 3, termijn van toelating en hoofdverblijf voorafgaande aan het verzoek
□ artikel 11 lid 4, termijn van toelating en hoofdverblijf voorafgaande aan het verzoek
□ artikel 11 lid 5, termijn van toelating en hoofdverblijf voorafgaande aan het verzoek
Meesturen:
□ Verklaring geïnformeerd over negatief advies (model 2.21 laten invullen en meesturen)
10. Betaling leges (artikel 13 RWN)
□ akkoord, betalingsbewijs meesturen, geprint of gekopieerd op A4 (A4 ivm digitalisering via scan bij de IND)
□ niet akkoord, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 laten invullen en meesturen
□ niet van toepassing (ontheffing, besluit meesturen (model 2.24)), evt toelichting geven bij punt 12
Let op! Meesturen als van toepassing:
– verklaring ingelicht betaling naturalisatiegelden (model 2.8 volledig ingevuld en ondertekend)
11.Advies Gouverneur
□ geen bezwaar
□ overig, toelichting geven bij punt 12
□ bezwaar, toelichting geven bij punt 12 en model 2.21 (verklaring geïnformeerd over negatief advies) meesturen
12. Toelichting (bij ruimtegebrek extra bladzijde toevoegen)
□ nee
□ ja:
…………….…………………………….……… …………….…………………………….………
(plaats) (datum) (functie en handtekening)
…………….…………………………….………
(dienststempel)
BIJLAGE 12
Model 2.27 HRWN-CM: Aanmeldingsformulier voor advisering inzake ontheffing wegens geleverde inspanningen
Ondergetekende,
Achterna(a)m(en): …………………………………………………………………. m/v
Voorna(a)m(en) ……………………………………:……………………………
Adres: ………………………………………………………………….
Email en/of telefoon: ………………………………………………………………….
Geboortedatum: ………………………………………………………………….
Geboorteplaats en
geboorteland: …………………………………………………………………..
Nationaliteit(en): …………………………………………………………………..
Einddatum verblijfsrecht /
verblijfsvergunning[1]: …………………………………………………………………….
Meldt zich in het kader van de naturalisatietoets aan voor het gesprek naar leervermogen (studievaardigheden).
Ik verklaar dat ik in mijn herkomstland (of de landen waar ik vroeger heb gewoond) niet naar school ben geweest dan wel voor mijn dertiende van school ben gegaan. Ik verklaar dat ik in de afgelopen drie jaren in Curaçao of Sint Maarten wel heb geprobeerd te leren lezen en schrijven. Ik heb daarvoor ten minste 600 uur cursus Papiaments (Curacao) of Engels (Sint Maarten) gevolgd. Ik leg daarvan de volgende stukken over:
Voor meer stukken kunt u de bijlage bij dit formulier gebruiken.
Datum: ……………………………………….
Handtekening: ……………………………………….
Bijlage bij model 2.27- Aanvullende stukken, als bewijs dat verzoeker heeft geprobeer te leren lezen en schrijven.
Achterna(a)m(en): ………………………………………………………………….
Voorna(a)m(en) : ……………………………………:……………………………
Datum: ……………………………………….
Handtekening: ……………………………………….
TOELICHTING
Artikelsgewijs
A-G, Q-Z
In de artikelen 6-1-k, 6-1-l, 6-1-n en 6-1-o paragraaf 1 en paragraaf 1.2 en artikel 6-1-m, paragraaf 1 en paragraaf 1.3 HRWN CM was ten onrechte als
voorwaarde opgenomen dat de optiegerechtigde ouder het Nederlanderschap moet hebben verkregen op grond van artikel 6 lid 1 onder i of j RWN. Dit is echter een voorwaarde waarvoor geen grondslag bestaat in de tekst van artikel 6 lid 1 onder i of j RWN. Immers, uit de wettekst blijkt niet dat de ouder geopteerd moet hebben op grond van onderdeel i of j. Het is dus niet relevant op welke grond het kind van de tot 01.01.1985 gediscrimineerde Nederlandse vrouw zelf het Nederlanderschap heeft verkregen. Als hij/zij maar wel het Nederlanderschap heeft verkregen voordat het kleinkind opteert; of is overleden als het kleinkind op grond van artikel 6-1-k, 6-1-l, 6-1-m, 6-1-n of 6-1-o RWN opteert. Vereist is wel dat deze ouder voldoet aan alle voorwaarden van artikel 6, eerste lid, onder i of j. Daarom is met deze wijziging de toevoeging ‘bedoeld in onderdeel i of j’ geschrapt. De bijbehorende modellen zijn eveneens aangepast.
H
Met WBN 2021/4 is de landenlijst van Bijlage 1 “Overzicht afstandsbepalingen in de nationaliteitswetgevingen van de staten der Verenigde Naties” voor een aantal landen aangepast. In paragraaf 2.2.4.4. bij de toelichting op artikel 86, derde lid, HRWN-CM staat opgenomen voor de onderdanen van welke landen model 1.14-1b moet worden ingevuld. Aan die paragraaf worden de daarom de landen Georgië, Libië, Mauritanië, Oeganda en Sri Lanka toegevoegd, gelet op de doorgevoerde wijzigingen van WBN 2021/4.
I
In artikel 1 van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 en in artikel 1 van de Overeenkomst van Parijs van 1964 is bepaald dat elke verdragsstaat verplicht is mededeling te doen van iedere verkrijging van de nationaliteit van deze verdragsstaat aan een andere verdragsstaat. Dit betekent dat Nederland verplicht is aan de andere verdragsstaat waarvan de nieuwe Nederlander de nationaliteit bezit, mededeling te doen van het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.
De tekst ´land van herkomst´, zoals die nu voorkomt in artikel 6, derde lid, paragraaf 2.6 HRWN gaf soms aanleiding tot een uitleg die afwijkt van de desbetreffende verdragsbepalingen en wordt daarom vervangen door ‘land waarvan men de nationaliteit bezit’.
Verder is in paragraaf 2.6 bij de toelichting op artikel 6, derde lid, RWN een foutieve verwijzing naar artikel 18, eerste lid BVVN aangepast.
J, M
Artikel 10:29 BW-NL is al sinds 2015 vervallen. De tekst van de Handleiding in paragraaf 2.2 bij de toelichting op artikel 6, vierde lid, RWN en paragraaf 3.1 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN, is hierop aangepast, door een verwijzing te maken naar artikel 10:28 BW-NL, waarin het beginsel van monogamie tot uitdrukking komt.
Bovendien is in paragraaf 3.1 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN, een verwijzing naar artikel 1.30 BW-NA gecorrigeerd in een verwijzing naar artikel 1.33 van het Burgerlijk Wetboek van Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten.
K
Gebleken is dat op Sint Maarten een behaald toetsresultaat van A2 voor Nederlands niet overeenkomt met een ‘voldoende’ op de cijferlijst van de middelbare school. Op de middelbare school wordt een ‘voldoende’ gegeven voor het vak Nederlands als sprake is van een B1 niveau. Het overleggen van een cijferlijst behorende bij een middelbare school diploma van een Engelstalige school zou daarom als een te zware voorwaarde voor vrijstelling gelden. Via de Dienst Examens is een vervangend examen geregeld. Als bewijsstuk van het afleggen en van de behaald resultaten per taalvaardigheid heeft het ministerie van onderwijs van Sint Maarten een ‘Nederlands niveau certificaat’ ontwikkeld. Het overleggen van dit ‘Nederlands niveau certificaat’ betekent, dat het tezamen met een middelbare schooldiploma uit Sint Maarten van een Engelstalige school, in het kader van een beoordeling ex art. 3,1,b BNT leidt tot een volledige vrijstelling van de naturalisatietoets in Sint Maarten, onder de voorwaarde dat sprake is van een behaald toetsresultaat voor iedere taalvaardigheid van ten minste A2.
De tekst van paragraaf 2.2 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN is hierop aangepast. Gelet op de samenloop met de aanpassingen onder L gaat de wijziging onder K in de Handleiding CM in per 1 april 2022.
L, R, AB
De Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 zijn per 8 maart 2022, met inwerkingtreding per 1 april 2022, op een aantal onderwerpen gewijzigd (Staatscourant 2022, 6611). Er wordt invulling gegeven aan het niet hoeven behalen van de naturalisatietoets wegens ‘aantoonbaar geleverde inspanningen´. Verder wordt bepaald dat, indien de verzoeker om naturalisatie 65 jaar of ouder is en ongeletterd, geen advisering plaatsvindt of de naturalisatietoets wegens aantoonbaar geleverde inspanningen niet hoeft te worden behaald. Het vervallen van de advisering betekent niet dat de voorwaarde tot het hebben geleverd van een serieuze inspanning om het niveau van de naturalisatietoets te kunnen halen eveneens vervalt. Ook de verzoeker die 65 jaar of ouder en ongeletterd is, moet aantonen dat hij ten minste 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus.
Ook wordt geregeld dat ontheffing van onderdelen van de naturalisatietoets niet mogelijk is, maar alleen een ontheffing van alle onderdelen van die toets. De mogelijkheid van gedeeltelijke ontheffing was al vervallen bij een aanpassing van het Besluit naturalisatietoets (Stb. 2007, 15), maar nog niet verwerkt in de genoemde regeling.
De Handleiding CM is op bovenstaande wijzigingen aangepast in de paragrafen 2.3, 2.3.1 en 2.3.2 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN. In paragraaf 2.3 wordt nader uitgewerkt wanneer een verzoeker ontheffing kan krijgen van de naturalisatietoets vanwege een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap of omdat het voor een verzoeker redelijkerwijs niet mogelijk is om op grond van geleverde inspanningen de naturalisatietoets te behalen.
In paragraaf 2.3.1 is nader uitgewerkt aan welke voorwaarden de verzoeker moet voldoen om in aanmerking te komen voor de ontheffing van de naturalisatietoets vanwege een psychische of lichamelijke belemmering dan wel een verstandelijke handicap en welke procedures hiervoor gevolgd moeten worden.
In paragraaf 2.3.2 is nader uitgewerkt aan welke voorwaarden de verzoeker moet voldoen om in aanmerking te komen voor de ontheffing van de naturalisatietoets, omdat het voor een verzoeker redelijkerwijs niet mogelijk is om op grond van geleverde inspanningen de naturalisatietoets te behalen. Ook in deze paragraaf is verder beschreven, welke procedures hiervoor gevolgd moeten worden.
Verder is model 2.27 aangepast aan deze gewijzigde voorwaarden en procedures.
Gelet op de inwerkingtreding van de Regeling naturalisatietoets Curaçao 2011 en de Regeling naturalisatietoets Sint Maarten 2011 per 1 april 2022, gaan de bijbehorende wijzigingen in de Handleiding CM in per 1 april 2022.
N
In artikel 9 Wetboek van Strafrecht is een taakstraf aangemerkt als een hoofdstraf. Met de volgordelijke plaats van de taakstraf direct onder de twee vrijheidsbenemende straffen, maar boven de geldboete heeft de strafwetgever aangegeven dat de sanctie ‘taakstraf’ als een zwaardere sanctie dan een geldboete moet worden gezien. Deze zelfstandige positie van de taakstraf tussen de geldboete en de vrijheidsstaf biedt een rechtvaardiging voor het maken van onderscheid tussen een geldboete en een (kleine) taakstraf. Dit is in paragraaf 4.5 verduidelijkt.
Daarnaast is in paragraaf 4.5 opgenomen dat als een taakstraf is opgelegd als vervanging voor een geldboete (minder dan Naf. 1.000,–) vanwege de betalingsonmacht van de vreemdeling, de taakstraf niet wordt tegengeworpen in de optie- of naturalisatieprocedure. De reden hiervoor moet gelegen zijn in het feit dat de verdachte op het moment van de veroordeling kenbaar niet in staat was de geldboete te betalen. Hiermee wordt recht gedaan aan de persoonlijke situatie van de vreemdeling die als er geen sprake was van betalingsonmacht, wel in aanmerking zou komen voor optie of naturalisatie, omdat hem een geldboete onder de Naf. 1.000,– zou zijn opgelegd. Als de vreemdeling echter niet noodzakelijk kiest voor het aanbod van een taakstraf en (dus vrijwillig) afziet van het betalen van een geldboete dan wordt de taakstraf wel tegengeworpen, ook al zou het gaan om een geldboete van minder dan Naf. 1.000,–. In paragraaf 4 is een verwijzing naar deze uitzondering opgenomen.
O,P
De horizonbepaling in artikel 14-4 paragraaf 1 HRWN NL is bij Rijkswet van 23 februari 2022 (Staatsblad 2022, 84), in werking getreden op 28 februari 2022, verlengd met 5 jaar. Daarom is de looptijd van deze horizonbepaling aangepast van 5 jaar na 1 maart 2017 naar 10 jaar na 1 maart 2017.
Bij het wetsvoorstel is het amendement van Ceder c.s. aangenomen. De leeftijdsgrens voor intrekking van het Nederlanderschap op basis van de aansluiting bij een organisatie die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid van Nederland, is verhoogd van 16 jaar naar 18 jaar. Deze wijziging is in zowel de tekst van artikel 14 gewijzigd als in artikel 14-4 paragraaf 2 HRWN NL.
AA
In model 2.22-CM is onder punt 5 (inburgering) de opmerking verwijderd om een eventuele beoordeling van een bewijs van vrijstelling door DUO mee te sturen. DUO heeft immers geen rol in deze beoordeling in Curaçao of Sint Maarten.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
namens deze,
J.W.H.M. Beaujean
directeur-generaal Migratie
ARABESQUE CORPORATION N.V.
(in liquidatie)
Gevestigd te Curaçao
De Vereffenaar geeft te kennen dat hij heeft vastgesteld dat er geen aan hem bekende baten meer aanwezig zijn, en dat de slotverantwoording als bedoeld in artikel 2:31 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de uitkering van het vermogen van de Vennootschap ter inzage is gelegd ten kantore van het Handelsregister te Curaçao en ten kantore van de Vennootschap. Derhalve is de vereffening van de Vennootschap met ingang van 16 juni 2022 is geëindigd.
De Vereffenaar
Extra Entertainment B.V.
(geliquideerd)
Besluit tot ontbinding:
Bij besluit van de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de vennootschap is besloten om de vennootschap per 10 juni 2022 te ontbinden onder benoeming van Virae Management B.V. tot Vereffenaar.
Slotverantwoording
Ten tijde van het ontbindingsbesluit heeft de Vereffenaar overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:31 BW vastgesteld dat alle schuldeisers zijn voldaan en er geen aan de Vereffenaar bekende baten aanwezig zijn in de vennootschap.
De Vereffenaar
STICHTING PARTICULIER FONDS WATERZICHT
(in liquidatie)
Besluit tot ontbinding:
Bij Bestuursbesluit d.d. 15 Juni 2022 is besloten de stichting per 1 Juni 2022 te ontbinden.
Rekening en verantwoording:
De vereffenaar heeft vastgesteld wat de omvang van de rechten en verplichtingen van de stichting zijn en heeft daarvan een balans opgemaakt die voor alle belanghebbenden ten kantore van de stichting ter inzage ligt.
Plan van Uitkering:
De stichting zal op korte termijn al haar schulden voldoen, waarna het resterend liquidatie-saldo aan de begunstigden zal worden voldaan overeenkomstig de bepalingen in de statuten van de stichting.
De Vereffenaar
KENNISGEVING
De vereffenaar van Stichting Fundashon Nos Deseo deelt hierbij mede dat het plan van uitkering tot en met 18 juli 2022 ter inzage ligt bij het kantoor de stichting voornoemd en bij de Kamer van Koophandel te Curacao.
Curacao, 17 juni 2022
De Vereffenaar
Nobilitas N.V. in liquidatie (“de vennootschap”)
De onderneming/activiteiten is/zijn opgeheven met ingang van 26 oktober 2021.
Krachtens besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders gehouden op 26 oktober 2021 is de Vennootschap op 26 oktober 2021 in liquidatie getreden, onder benoeming van Exgress (Antilles) N.V. tot Vereffenaar.
In een besluit genomen op 17 juni 2022, heeft de vereffenaar besloten om de liquidatie af te ronden nadat hij heeft geconstateerd dat er geen baten meer aanwezig zijn.
De Vereffenaar
LEALANA PRIVATE FOUNDATION, in liquidatie
IN DE OP 20 JUNI 2022 GEHOUDEN BESTUURSVERGADERING IS BESLOTEN OM MET INGANG VAN 20 JUNI 2022 TOT ONTBINDING EN ALGEHELE LIQUIDATIE VAN DE ENTITEIT OVER TE GAAN.
DE REKENING EN VERANTWOORDING EN HET PLAN VAN UITKERING ZIJN TEN KANTORE VAN HET HANDELSREGISTER VAN DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN NIJVERHEID ALSMEDE TEN KANTORE VAN DE VEREFFENAAR TER INZAGE NEERGELEGD GEDURENDE EEN TERMIJN VAN 30 DAGEN VANAF 20 JUNI 2022.
DE VEREFFENAAR
Liquidatie
Winisland N.V.
in liquidatie, gevestigd te Curaçao
Bij besluit van de Algemene Vergadering van de Aandeelhouders van Winisland N.V. is besloten de vennootschap per 20 juni 2022 te ontbinden.
De vereffenaar heeft terstond bij zijn aantreden geconstateerd dat er geen aan hem bekende baten aanwezig zijn en dat derhalve ingevolge art. 2:31 lid 6 BWC de vereffening van de vennootschap wordt beëindigd.
De Vereffenaar
Sonnenalp Private Foundation, liquidated
Established in Curaçao
DISSOLUTION DECISION
In a founder’s resolution of June 15, 2022, the foundation was decided on to dissolve that same date.
FINAL ACCOUNT
Immediately upon taking office, the liquidator established that none was known to him income is present and that therefore the liquidation of the foundation has been terminated pursuant to article 2:31 paragraph 7 of the Netherlands Civil Code Curacao.
Yvomante Corporation N.V.
The Liquidator
ONDERCURATELESTELLING
Bij beschikking -d.d. 17 mei 2022 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zittingsplaats Curacao is de heer Andy Leroy Veux, geboren op 05 Februari 1984
en wonende op Curacao, onder curatele gesteld met benoeming van Diana Margriet Glunder tot curator
Mw D.M. Glunder
ONDER CURATELE STELLING
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao heeft bij beschikking van 16 juni 2022 Carmen Harriette Wong e/v Hilgersom, geboren te Aruba
op 26 januari 1942 en Coenraad Johannes Hilgersom, geboren te Nederland op 7 augustus 1939 onder curatele gesteld met benoeming van
Dannièlle Nicole Hilgersom e/v Van Eps, geboren op 10 mei 1972 tot curator
Soliana Bonapart & Aardenburg
Pietermaai 23
Curaçao
Tel.: 599 9 461-3833
Email: stewardm@sba-advocaten.com
BESCHIKKING
Bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Curacao stelt Lester Teofilo Antonia, geboren op 19 mei 1954 op Curacao, onder curatele; Benoemt tot curator Xiomara Christaine Antonia e/v van Burken, geboren op 20 januari 1953 te Curacao.