Invorderingsverordening 1954 - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Invorderingsverordening 1954

Publicatienummer: P.B. 2023, no. 43 (Geconsolideerde Tekst)
Categorie: Landsverordening Geconsolideerde Tekst
Ministerie: Financiën
Datum ondertekening: 27-03-2023
Datum inwerktreding: 01-01-1953


De geconsolideerde tekst van de Invorderingsverordening 1954 wordt hersteld. De onderhavige doorlopende tekst kan voor informatiedoeleinden worden geraadpleegd.

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
01-01-1953 n.v.t. n.v.t. Moederregeling A.B. 1954, no. 2 n.v.t.
20-10-1963 n.v.t. n.v.t. Art. 7 1o, 2o A.B. 1963, no. 43 n.v.t.
07-06-1969 n.v.t. n.v.t. Art. 4 lid 3 (ingevoegd); art. 13 A.B. 1969, no. 44 n.v.t.
01-08-1975 n.v.t. n.v.t. Art. 11, art. 13 A.B. 1975, no. 51 n.v.t.
01-01-2014 n.v.t. n.v.t. Artikel 8 lid 1 P.B. 2013, no. 50 n.v.t.
01-01-2014 n.v.t. n.v.t. Titel hoofdstuk I, art. 1 P.B. 2013, no 54 n.v.t.
01-01-2017 n.v.t. n.v.t. Art. 10 lid 2, lid 4 (ingevoegd); art. 11 lid 2 P.B. 2016, no. 37 n.v.t.

Hoofdstuk I
Invordering van de inkomstenbelasting, de winstbelasting, de grondbelasting, de gebruiksbelasting en de onroerendezaakbelasting

Artikel 1

De invordering van de inkomstenbelasting, de winstbelasting, de grondbelasting, de gebruiksbelasting en de onroerendezaakbelasting, alsmede van de op die belastingen geheven opcenten, geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de navolgende artikelen en krachtens kohieren, welke worden toegezonden aan de Ontvanger.

Artikel 2

  1. De Ontvanger zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van de kohieren, aan ieder, wiens naam daarop voorkomt, kosteloos een aanslagbiljet.
  2. De dagtekening wordt in het kohier en op het aanslagbiljet vermeld; deze vermelding strekt tot bewijs van die dagtekening.
  3. De wijze van uitreiking van de aanslagbiljetten wordt door de Ontvanger geregeld. Daarbij wordt er, behoudens het bepaalde in het volgende artikel, naar gestreefd, dat deze zoveel mogelijk per post plaats heeft.

Artikel 3

  1. De verzending van de aanslagbiljetten, in het eerste lid van het vorige artikel bedoeld, en de inning van de daarop voorkomende bedragen kan mede plaats hebben door tussenkomst van de werkgever bij wie de belastingschuldige in dienst is, doch slechts in bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te bepalen gevallen en onder daarbij te stellen voorwaarden.
  2. Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  1. Alle betalingen van belastingen, rente wegens te late betaling, alsmede van de kosten van vervolging moeten geschieden aan de Ontvanger.
  2. Indien het aanslagbiljet bij de betaling niet wordt aangeboden, kan een duplicaat daarvan worden opgemaakt en uitgereikt.
  3. (vervallen)

Artikel 5

De toerekening en afschrijving van de betalingen of van de tot verhaal van het verschuldigde ontoereikende opbrengst bij uitwinning geschiedt in de volgende orde:
1o. op de kosten van vervolging;
2o. op de onkosten volgens de verordeningen ten laste van de belastingschuldige of belanghebbende komende;
3o. op de oudste openstaande aanslagen of termijnen.

Artikel 6

  1. De Ontvanger is bevoegd aan de belastingschuldige op zijn verzoek uitstel van betaling en gemakkelijker betalingsvoorwaarden te verlenen, indien onafwijsbaar blijkt, dat hij door bijzondere omstandigheden, buiten zijn wil, niet bij machte is aan de voorgeschreven betalingsregelen te voldoen.
  2. Uitstel van betaling of enige andere betalingsregeling doet niet af aan het bepaalde in artikel 11.
  3. Voor wat betreft de winstbelasting wordt uitstel nimmer voor langer dan vier maanden verleend.
  4. De in de leden een en drie bedoelde betalingsregelingen worden schriftelijk verleend.

Artikel 7

Ongeacht hetgeen bij de belastingverordeningen omtrent de termijnen van betaling is bepaald, zijn alle verschuldigde belastingen ineens en terstond invorderbaar:
1o. wanneer de belastingplichtige in staat van faillissement, is verklaard, gelijk mede in geval van beslaglegging op zijn roerende of onroerende goederen vanwege de rechtspersoon het Land Curaçao of van verkoop daarvan, ten gevolge van een beslaglegging namens derden;
2o. wanneer blijkt, dat de belastingschuldige Curaçao metterwoon wil verlaten of gerechtvaardigde vrees bestaat voor vervreemding van zijn roerende of onroerende goederen;
3o. wanneer een vordering wordt gedaan als bedoeld in artikel 10 van de ,,Landsverordening van de 31ste December 1942 op de invordering van directe belastingen 1943.”

Artikel 8

  1. Bij de uitbetaling van bezoldigingen, verlofbezoldigingen, non-activiteitstraktementen, wachtgelden en andere beloningen van personen in dienst van het Land wordt telkenmale, tenzij de belasting binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet in haar geheel wordt voldaan, een deel van de aanslag in de inkomstenbelasting, in het lopende jaar opgelegd, ingehouden volgens voorschriften bij landsbesluit houdende algemene maatregelen te geven. Inhouding kan op overeenkomstige wijze geschieden ten aanzien van de aanslagen in de grondbelasting, de gebruiksbelasting en de onroerendezaakbelasting.
  2. De beperking vervat in artikel 1614g van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde inhouding.

Artikel 9

De verplichting tot betaling der belastingen wordt niet geschorst door de indiening van bezwaarschriften tegen de aanslag of van aangiften of verzoekschriften tot het verkrijgen van ontheffing, noch door verkrijging van surseance van betaling voor zover volgens het Curaçaose Faillissementsbesluit 1931 de surseance ten aanzien van de verplichting tot betaling niet werkt, evenmin door het voorbehouden recht van beraad of door aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 10

  1. De aanslagen in de in artikel 1 bedoelde belastingen, welke vijf jaren na de dagtekening van het aanslagbiljet, of na de laatst betekende akte van vervolging niet zijn ingevorderd, zijn verjaard.
  2. De verjaring wordt gestuit door:
    a. een erkentenis van de belastingplichtige, door woorden of door daden, van het bestaan van de belastingschuld; of
    b. een schriftelijke mededeling van de Ontvanger waarin hij zich zijn recht op betaling ondubbelzinnig voorhoudt, welke aanvangt op de dag van verzending of uitreiking van de mededeling.
  3. Voor de verjaring telt niet mede de tijd, gedurende welke de belastingschuldige zich metterwoon buiten Curaçao bevindt.
  4. De mededeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt verzonden naar of uitgereikt aan het laatst bij de Ontvanger bekende adres van de belastingschuldige. Indien de mededeling wordt verstuurd naar of uitgereikt aan een adres welke anders is dan het adres, zoals opgegeven door de belastingschuldige, wordt de mededeling geacht niet te zijn verzonden of uitgereikt.

Artikel 11

  1. De belastingschuldige, die in gebreke blijft de verschuldigde belasting voor of op de vervaldag te voldoen, wordt door de Ontvanger aangemaand om alsnog binnen veertien dagen het verschuldigde te betalen onder kennisgeving dat hij bij gebreke daarvan rechtens tot betaling zal worden gedwongen.
  2. Door de nalatige is voor de aanmaning, welke wordt uitgereikt nadat de laatste termijn van de aanslag is vervallen, interest verschuldigd ten bedrage van een zesde van de voor het betreffende halfjaar geldende wettelijke rente van het bedrag der afbetaling per aangevangen maand. Als interestmaand wordt aangemerkt de kalendermaanden volgende op die waarin de laatste termijn van de aanslag is vervallen. Het bedrag van de aanslag wordt naar boven afgerond op vijftig cent. Voor aanslagen beneden vijfhonderd gulden wordt geen interest berekend.
  3. Door de nalatige is voor de aanmaning, waarvoor geen interest volgens het vorige lid in rekening wordt gebracht een bedrag van twee gulden verschuldigd.
  4. Het bepaalde in de leden 2 en 3 blijft buiten toepassing in de gevallen, bedoeld in artikel 3.

Artikel 12

Indien de krachtens artikel 11 uitgereikte aanmaning niet tot betaling of het treffen van een betalingsregeling heeft geleid, gaat de Ontvanger over tot dwanginvordering.

Hoofdstuk II
Invordering van overige belastingen, bijdragen en vergoedingen

Artikel 13

De artikelen 4, 5, 6, eerste en tweede lid, 7, 9, 11, eerste, tweede en derde lid, en 12 zijn van overeenkomstige toepassing op de invordering van de belastingen, niet vallende onder artikel 1, van de bijdragen en vergoedingen welke volgens tarieven, vastgesteld bij landsverordening of landsbesluit houdende algemene maatregelen worden geheven, met dien verstande dat bij betalingen, al naar gelang van de aard van het verschuldigde, wordt overgelegd een aanslagbiljet, een rekening of een ander stuk.

 

Artikel 14

Indien de krachtens artikel 13 uitgereikte aanmaning niet tot betaling of het treffen van een betalingsregeling heeft geleid, gaat de Ontvanger over tot dwanginvordering, voor zover die bij landsverordening is toegelaten.

Hoofdstuk III
Slot bepaling

Artikel 15

  1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Invorderingsverordening 1954″ .
  2. (vervallen)
Naar boven