Landsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Landsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt

Publicatienummer: P.B. 2019, no. 20
Categorie: Landsbesluit
Ministerie: Onderwijs, Wetenschap, Cultuur & Sport
Datum ondertekening: 09-04-2019
Datum inwerktreding: 09-04-2019
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK XIII Volksontwikkeling en opvoeding. erediensten)


LANDSBESLUIT van de 9de april 2019, no. 19/0753 houdende instelling van de Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt (Landsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt)

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum ingetrokken

Betreft

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

9-4-2019

Nieuwe regeling

P.B. 2019, no. 20

 

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder minister: de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport.

 

Artikel 2

  1. Er is een Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt, hierna te noemen Raad.
  2. De Raad heeft tot taak de minister van advies te dienen over de volgende onderwerpen betreffende onderwijs en arbeidsmarkt:
    1. het erkennen van opleidingen;
    2. het intrekken van erkenning van opleidingen;
    3. het ontnemen van licentie van cursussen educatie;
    4. de ministeriële regeling met algemene werking, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie;
    5. de eindtermen voor de cursussen educatie die in aanmerking komen voor een licentie;
    6. de eisen die worden gesteld aan de vakken die deel uitmaken van het examen ter verkrijging van een diploma vakopleiding en middenkaderopleiding.
  3. De Raad heeft tevens tot taak om de minister en door tussenkomst van de minister andere ministers te adviseren met betrekking tot ontwikkelingen op het gebied van het onderwijs en de arbeidsmarkt.

 

Artikel 3

De minister en in voorkomende gevallen andere ministers zijn verplicht de Raad

om advies te vragen over de onderwerpen bedoeld in artikel 2, tweede lid.

 

Artikel 4

  1. De Raad bestaat uit zeven leden. De leden worden bij landsbesluit benoemd.
  2. Er worden twee leden benoemd die de algemeen erkende representatieve organisaties met rechtspersoonlijkheid van werkgevers vertegenwoordigen.
  3. Er worden twee leden benoemd die de algemeen erkende representatieve organisaties met rechtspersoonlijkheid van werknemers vertegenwoordigen, waarvan één lid namens de onderwijsvakbonden.
  4. Er worden drie leden benoemd op basis van hun deskundigheid op het gebied van onderwijs- of arbeidsmarktbeleid.

 

Artikel 5

De leden, genoemd in artikel 4, tweede en derde lid, worden benoemd op schriftelijke voordracht van de in die leden bedoelde organisaties.

 

Artikel 6

  1. Van de drie leden bedoeld in artikel 4, vierde lid, worden benoemd:
    1. een lid, aangewezen door de minister;
    2. een lid dat het openbaar onderwijs vertegenwoordigt, aangewezen door de minister;
    3. een lid dat het bijzonder onderwijs vertegenwoordigt op schriftelijke voordracht van de gezamenlijke bijzondere schoolbesturen die instellingen beheren waaraan beroepsopleidingen worden verzorgd .
  2. De drie leden bedoeld in artikel 4, vierde lid, beschikken over een werk- en denkniveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van het hoger beroepsonderwijs en worden benoemd op grond van deskundigheid die nodig is voor de advisering op het beleidsterrein betreffende het onderwijs en de arbeidsmarkt alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
  3. Als lid van de Raad kunnen alleen ingezetenen van Curaçao worden benoemd.

 

Artikel 7

  1. Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van de Staten, de functie van minister, lid van de Raad van Advies, het lidmaatschap en het plaatsvervangende lidmaatschap van de Sociaal Economische Raad of het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer.
  2. Bij aanvaarding van de in het eerste lid genoemde functies of lidmaatschappen, vervalt het lidmaatschap van de Raad van rechtswege.

 

Artikel 8

  1. De leden van de Raad treden om de twee jaar af.
  2. De afgetreden leden kunnen terstond opnieuw worden benoemd.
  3. Na een eventuele tweede zittingsperiode van twee jaar komt het aftredende lid gedurende een periode van twee jaar niet voor benoeming in aanmerking.
  4. De leden kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijk verzoek aan de minister.
  5. Hij die tot lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.
  6. Aan een lid, van wie de organisatie, die hem voor benoeming als zodanig heeft voorgedragen, schriftelijk aan de minister heeft verklaard, dat de betrokkene niet langer geacht kan worden haar te vertegenwoordigen, wordt als zodanig ontslag verleend.

 

Artikel 9

  1. De leden van de Raad zijn verplicht tot geheimhouding van alle aangelegenheden, waarover de Raad, de voorzitter, de regering of de minister geheimhouding heeft opgelegd.
  2. De geheimhoudingsplicht geldt tot de datum waarop openbaarmaking conform artikel 15, tweede lid, mogelijk is.

 

Artikel 10

  1. De Raad heeft een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter.
  2. De leden wijzen uit de leden bedoeld in artikel 4, vierde lid, een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter aan. Van deze aanwijzingen wordt schriftelijke mededeling gedaan aan de minister.
  3. De aanwijzing geldt voor de duur van de zittingsperiode van de betrokkene.
  4. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijk verzoek aan de minister.

 

Artikel 11

  1. Het Bureau Secretariaatvoering SER/ROA/GOA is belast met de secretariaatvoering van de Raad.
  2. De directeur of een door hem aan te wijzen medewerker van het Bureau Secretariaatvoering SER/ROA/GOA is de secretaris van de Raad. Tevens wordt een medewerker van dit bureau als adjunct-secretaris aangewezen.
  3. De secretaris, en bij diens afwezigheid de adjunct-secretaris, heeft als zodanig een adviserende stem in de Raad.

 

Artikel 12

  1. De voorzitter roept de Raad in een vergadering bijeen telkens wanneer hem dat nodig of gewenst voorkomt, dan wel de minister of een andere minister of de Staten zulks verzoeken, onder mededeling van de aangelegenheden welke behandeld zullen worden.
  2. Wanneer ten minste een derde deel van het aantal leden van de Raad een gemotiveerd verzoek daartoe aan de voorzitter heeft kenbaar gemaakt, roept de voorzitter binnen 14 dagen nadien de Raad in een vergadering bijeen, onder mededeling van het gemotiveerde verzoek van de desbetreffende leden.

 

Artikel 13

  1. Een vergadering van de Raad vindt geen doorgang indien blijkens de presentielijst niet ten minste de helft van het aantal leden van de Raad aanwezig is.
  2. Nadat de Raad tweemaal voor een vergadering is bijeengeroepen, zonder dat aan het vereiste in het eerste lid blijkt te zijn voldaan, wordt de daarna bijeengeroepen vergadering gehouden, ongeacht het aantal aanwezige leden.
  3. De leden van de Raad nemen aan de beraadslagingen en de stemmingen van de Raad deel zonder last of ruggespraak.

 

Artikel 14

  1. De Raad kan de minister verzoeken aanwezig te zijn in een vergadering van de Raad teeneinde het beleid met betrekking tot een bepaald adviesverzoek en het beleid in het algemeen toe te lichten.
  2. De minister kan zich door een of meer door hem aan te wijzen personen doen bijstaan, dan wel zich door een of meer personen doen vertegenwoordigen.
  3. De voorzitter kan op verzoek van de leden van de Raad deskundige personen buiten gelegenheid stellen de visie van die personen ten aanzien van een bepaald onderwerp te vernemen.

 

Artikel 15

  1. Alle adviezen van de Raad worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris dan wel door hun onderscheidenlijke vervanger.
  2. De adviezen van de Raad worden door de Raad openbaar gemaakt, tenzij de minister de Raad meedeelt dat het landsbelang zich daartegen verzet.

 

Artikel 16

  1. Aan het voorzitterschap van de Raad is een vergoeding verbonden van NAf. 300,00 per bijgewoonde vergadering.
  2. De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad genieten voor het bijwonen van vergaderingen van de Raad een vergoeding van NAf. 200,00 per bijgewoonde vergadering. Meerdere vergaderingen op dezelfde dag gehouden worden tezamen als één vergadering aangemerkt.

 

Artikel 17

De kosten van de Raad komen ten laste van begrotingspost 164004.4338 van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport.

 

Artikel 18

Het Landsbesluit van 15 februari 2019 no. 19/0420, wordt ingetrokken.

 

Artikel 19

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de datum van dagtekening.

 

Artikel 20

Dit landsbesluit wordt in het Publicatieblad geplaatst.

 


Artikel 21

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Landsbesluit Raad van Onderwijs en Arbeidsmarkt.

Naar boven