Landsverordening Bullenbaai - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Landsverordening Bullenbaai

Publicatienummer: P.B. 2023, no. 9
Categorie: Landsverordening Geconsolideerde Tekst
Ministerie: Financiën
Datum ondertekening: 08-12-2022
Datum inwerktreding: Nog niet bekend
Geregistreerd in:
Klapper Afkondigingsblad ( HOOFDSTUK IV Belastingen )


LANDSBESLUIT van de 8ste december 2022, no. 22/2280, houdende vaststelling van de geconsolideerde tekst van de Eilandsverordening Bullenbaai

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Geconsolideerde tekst P.B. 2022, no. 9 (GT) n.v.t.

Artikel 1

Voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven grond of water gelegen in het derde district te Bullenbaai zoals omschreven in het landsbesluit van de 4de juni 1976, no. 1 , worden rechten geheven overeenkomstig hetgeen in de volgende artikelen is bepaald.

Artikel 2

De rechten zijn verschuldigd door degene van wie, dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven grond of water bedoeld in artikel 1 worden aangetroffen.

Artikel 3

Het heffingsjaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.

Artikel 4

Voor toepassing van deze landsverordening wordt verstaan:
a. onder jaar, het tijdvak bedoeld in artikel 3, met dien verstande dat bij toepassing van het jaartarief van het geheel dat het gebruik of genot in gedeelten van een jaar duurt zoveel twaalfde gedeelten van het jaartarief zullen worden berekend als het gebruik of genot volle maanden duurt;
b. onder maand, een tijdvak dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de volgende kalendermaand;
c. onder week, een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;
d. onderdelen van een maand en een week worden voor een geheel gerekend;
e. onderdelen van de eenheden, waarover de tarieven worden berekend, worden eveneens voor een geheel gerekend;
f. onder vaartuig, elk drijvend voorwerp, anders dan een watervliegtuig op het water, gebruikt of in staat om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water;
g. onder kapitein, gezagvoerder of schipper.

Artikel 5

De rechten worden berekend aan de hand van tarieven, opgenomen in de tot deze landsverordening behorende tarieventabel.

Artikel 6

  1. Bij het hebben van voorwerpen — met uitzondering van vaartuigen — onder, op of boven grond of water bedoeld in artikel 1 worden de rechten geheven naar de oppervlakte, welke door de voorwerpen wordt overdekt, tenzij anders is bepaald.
  2. Bij het hebben van voorwerpen — met uitzondering van vaartuigen — onder de grond of het water bedoeld in artikel 1 worden de rechten geheven naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen.
  3. Van vaartuigen worden de rechten geheven naar de bruto-inhoud in tonnen. Met betrekking tot de bruto-inhoud is voor deze berekening van toepassing hetgeen wordt bepaald in artikel 6 van de Loodsdienst- en loodsgeldenverordening Curaçao.

Artikel 7

Van de bij deze landsverordening behorende tarieventabel worden rechten niet geheven van:
a. voorwerpen, welke door of vanwege het Land Curaçao, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn aangebracht of geplaatst;
b. vaartuigen in openbare dienst van Nederland en Curaçao, alsmede troepentransportvaartuigen;
c. reddingsvaartuigen;
d. vissersvaartuigen;
e. pleziervaartuigen;
f. baggermateriaal;
g. sleepboten.

Artikel 8

De rechten worden geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 9

  1. Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij besluit van de Minister van Financiën vastgesteld.
  2. In het aangiftebiljet wordt opgave verlangd van gegevens en kan overlegging worden gevraagd van bescheiden, waarvan de kennisneming voor de heffing van de rechten van belang zijn.

Artikel 10

De Minister van Financiën kan aan hem die naar zijn mening vermoedelijk rechtenplichtig is een aangiftebiljet uitreiken.

Artikel 11

Aan hem die een daartoe strekkend verzoek bij De Minister van Financiën indient wordt in elk geval een aangiftebiljet uitgereikt.

Artikel 12

  1. Ieder aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden aangifte te doen door dat biljet duidelijk, stelling en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden in te leveren. De over te leggen bescheiden worden door de aangever gewaarmerkt.
  2. Bij de inlevering van een aangiftebiljet wordt desgevraagd een ontvangstbewijs afgegeven.

Artikel 13

  1. Met betrekking tot de rechten welke ingevolge deze landsverordening op aangifte moeten worden voldaan of afgedragen, wordt de aangifte gelijktijdig met de betaling bij de Landsontvanger gedaan.
  2. Bij de inlevering van een aangiftebiljet wordt desgevraagd een ontvangstbewijs afgegeven.
  3. Heeft de aangifte betrekking op een tijdvak van een jaar, dan wordt zij gedaan binnen één maand na aanvang van dat jaar.
  4. Heeft de aangifte betrekking op vaartuigen dan wordt zij gedaan binnen 24.00 uur na aankomst, doch in ieder geval vóór het vertrek.
  5. Bij betaling van het recht van vaartuigen dient overgelegd te worden een door de kapitein in tweevoud opgemaakt en ondertekend aangiftebiljet als bedoeld in artikel 9.

Artikel 14

  1. Ten genoegen van de Landsontvanger kan voor vaartuigen zekerheid worden gesteld voor het verschuldigde recht. De Landsontvanger geeft de Havenmeester kennis van de gestelde zekerheden.
  2. Voor vaartuigen waarvoor een zekerheid is afgegeven ingevolge het vorige lid, dient maandelijks voor de tiende van de maand het recht verschuldigd over de vorige maand op aangifte afgedragen te worden aan de Landsontvanger.

Artikel 15

  1. Indien kan worden aangetoond dat de rechten ten onrechte of tot een te hoog bedrag werden betaald, wordt het ten onrechte of te veel betaalde bedrag door de Landsontvanger gerestitueerd in opdracht van de Minister van Financiën zolang niet sedert de datum waarop de rechten verschuldigd zijn, vijf jaren zijn verstreken.
  2. Indien de rechten die op aangifte behoren te worden voldaan of afgedragen, geheel of gedeeltelijk niet zijn betaald, kan de Minister van Financiën de te weinig geheven rechten naheffen.
  3. De naheffing geschiedt bij wege van naheffingsaanslag die wordt opgelegd aan degene, die de rechten had behoren te betalen, dan wel aan degene aan wie ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, vrijstelling of vermindering dan wel teruggaaf is verleend.
    In gevallen waarin tengevolge van het niet naleven van bepalingen van deze landsverordening door een ander dan de rechtenplichtige te weinig rechten zijn geheven wordt de naheffingsaanslag aan die ander opgelegd.
  4. De bevoegdheid tot naheffing vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het heffingstijdvak waarin de verschuldigheid van de rechten is ontstaan of de teruggaaf is verleend.

Artikel 16

De in de naheffingsaanslag begrepen rechten worden met honderd percent verhoogd. De verhoging bedraagt 10 procent, doch tenminste tien gulden, voor zover het niet aan opzet of grove schuld van degene van wie wordt nageheven is te wijten dat te weinig rechten zijn geheven.

Artikel 17

Indien en voorzover de rechten die op aangifte behoren te worden voldaan of afgedragen, te laat doch voordat een naheffingsaanslag is vastgesteld, worden betaald, kan de Minister van Financiën degene die de rechten verschuldigd is bij wijze van verhoging een naheffingsaanslag opleggen ten bedrage van twintig percent van het te laat betaalde bedrag, doch ten minste tien gulden.

Artikel 18

Naheffingsaanslagen zijn invorderbaar 10 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 19

Indien voorwerpen onder, op of boven de grond of het water bedoeld in artikel 1 worden verwijderd vóór het verstrijken van de termijn, waarvoor de belanghebbende de rechten heeft voldaan volgens een tarief per jaar kan restitutie worden verleend over de resterende volle maanden van dat jaar, indien door belanghebbende een schriftelijk verzoek wordt ingediend bij de Minister van Financiën, binnen een maand nadat de voorwerpen zijn verwijderd. Van de rechten, welke zijn vastgesteld naar een tarief per week, wordt over gedeelten van een week geen restitutie van rechten verleend.

Artikel 20

De invordering van de rechten geschiedt door of namens de Landsontvanger.

Artikel 21

  1. Hij die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde aanslag kan binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet bij de Minister van Financiën een gemotiveerd bezwaarschrift indienen.
  2. De Minister van Financiën neemt op het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk een gemotiveerde beslissing. Mededeling van die beslissing wordt aan de belanghebbende gezonden bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.
  3. Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift schort de verplichting tot betaling niet op.
  4. Hij die bezwaar heeft tegen de beslissing op zijn bezwaarschrift kan, binnen een maand nadat de mededeling ingevolge het tweede lid ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep overeenkomstig de bepalingen van de Landverordening Administratieve Rechtspraak.
  5. Het beroep overeenkomstig de bepalingen van de Landverordening Administratieve Rechtspraak wordt ingesteld bij een met redenen omkleed beroepschrift.
    Het beroepschrift moet zodanig zijn ingericht, dat daaruit een conclusie kan worden getrokken aangaande het belastingbedrag of — bij gebreke van zodanig bedrag — aangaande het belang waarover het geschil loopt.
  6. De uitspraak van het Gerecht is met redenen omkleed.
  7. Bij de uitspraak op een beroepschrift gericht tegen een aanslag neemt het Gerecht een besluit of en in hoeverre kwijtschelding van de in de aanslag begrepen verhoging wordt verleend.
  8. Het Gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en van het in het zevende lid bedoeld besluit bij aangetekende brief aan de reclamant of reikt het hem tegen ontvangstbewijs uit.

Artikel 22

De Minister van Financiën kan een of meer ambtenaren aanwijzen, die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de in artikel 1 bedoelde rechten, met uitzondering van het bepaalde in artikel 21.

Artikel 23

Tenzij aan de loods is gebleken dat het recht is voldaan als bedoeld in artikel 6, lid 3 of zekerheid daarvoor is gesteld, is het hem verboden het vaartuig naar zee te loodsen. Het is de loods eveneens verboden het vaartuig te loodsen indien hem gebleken is dat met betrekking tot het vaartuig een naheffings- of een ambtshalve aanslag nog niet voldaan is of zekerheid daarvoor is gesteld.

Artikel 24

Niet of niet behoorlijk naleven van de voorschriften dezer verordening, welke tot richtige heffing der rechten worden gevorderd, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

Artikel 25

De feiten bij deze landsverordening strafbaar gesteld worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 26

1. (vervallen)
2. Deze landsverordening kan worden aangehaald als ,,Landsverordening Bullenbaai ”.

Tarieventabel

 

Naar boven