Landsverordening luchtvaartveiligheidsheffing - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Landsverordening luchtvaartveiligheidsheffing

Publicatienummer: P.B. 2022, no. 14
Categorie: Landsverordening
Ministerie: Verkeer, Vervoer & Ruimtelijke Planning
Datum ondertekening: 14-02-2022
Datum inwerktreding: Nog niet bekend
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK IX Verkeer en vervoer )


LANDSVERORDENING van de 14de februari 2022 houdende vaststelling van de luchtvaartveiligheidsheffing op passagiers

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
Nog niet bekend n.v.t. n.v.t. Moederregeling P.B. 2022, no.14 2019-2020-159

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Luchthaven Hato: het ingevolge de Ministeriële Beschikking van 1 december 1988 en artikel 30, eerste lid, van de Lucht¬vaartlandsverordening op Curaçao aangewezen luchtvaartterrein “Aeropuerto Hato”;
b. vertrekkende passagier: een passagier die, anders dan als bemanningslid, aan boord van een luchtvaartuig luchthaven Hato verlaat met als doel zich te laten vervoeren naar een bestemming buiten het grondgebied van het land Curaçao;
c. transito-passagier: een passagier die per luchtvaartuig op de Luchthaven Hato is aangekomen en op doorreis is en de luchthaven Hato binnen 24 uren na aankomst met hetzelfde luchtvaartuig verlaat;
d. transfer-passagier: een passagier die per luchtvaartuig op de Luchthaven Hato is aangekomen en op doorreis is en de luchthaven Hato binnen 24 uren na aankomst verlaat met een ander luchtvaartuig;
e. vervoerbewijs: een bewijsstuk dat recht geeft op transport per luchtvaartuig;
f. terreinvlucht: een vlucht na welke het luchtvaartuig landt op dezelfde luchthaven waarvan het is opgestegen zonder een tussenlanding te hebben uitgevoerd op een andere luchthaven;
g. lesvlucht: een terreinvlucht die uitsluitend voor instructie- doeleinden wordt uitgevoerd;
h. luchtvaartmaatschappij: de natuurlijke of rechtspersoon die het vervoer van de vertrekkende passagier verzorgt. Onder luchtvaartmaatschappij wordt mede verstaan de natuurlijke of rechtspersoon, die namens de vervoerder zorg en verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van passagiers, die met diens luchtvaartuig(en) worden vervoerd.

Heffingsgrondslag en heffingssubject

Artikel 2

  1. Door een bij landsbesluit aan te wijzen instelling wordt onder de naam ‘luchtvaartveiligheidsheffing’ een bedrag geheven en geïnd van alle vertrekkende passagiers. De bij landsbesluit aangewezen instelling stort de geïnde bedragen in het fonds, bedoeld in artikel 6.
  2. De opbrengsten van de luchtvaartveiligheidsheffing, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend gebruikt voor het financieren van de kosten met betrekking tot de burgerluchtvaartveiligheid.

Het verschuldigde bedrag

Artikel 3

  1. Het tarief van de luchtvaartveiligheidsheffing wordt jaarlijks bij ministeriële regeling met algemene werking vastgesteld.
  2. De minister neemt voor 1 november van het jaar voorafgaand aan een nieuw tariefperiode de beslissing over het nieuw vast te stellen tarief voor de aan te vangen tariefperiode en doet van zijn beslissing schriftelijk mededeling aan de instelling, bedoeld in artikel 2, die op zijn beurt de luchtvaartmaatschappijen onverwijld in kennis stelt van deze beslissing.
  3. Het tarief wordt bepaald door het totaal aan benodigde financiële middelen voor de bedrijfsvoering van de uitvoerende dienst van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, die belast is met het toezicht op de burgerluchtvaart en toestemmingen verleent op het gebied van burgerluchtvaart in ruime zin, te verminderen met de middelen zoals gealloceerd op de Landsbegroting voor de burgerluchtvaart gedeeld door het aantal vertrekkende passagiers in het voorgaande jaar.
  4. Het tarief, vastgesteld bij ministeriële regeling kan hoogstens met 30% worden verhoogd. Een verhoging van meer dan 30% boven het bedrag dat ten eerste bij ministeriële regeling is vastgesteld, kan slechts met goedkeuring van de Staten.

Vrijstellingen

Artikel 4

Voor de toepassing van deze landsverordening worden de navolgende vertrekkende passagiers uitgezonderd:
a. leden van de Nederlandse Koninklijke familie en hun gevolg, de Gouverneur van Curaçao, zijn gezin en zijn gevolg, alsmede buitenlandse staatshoofden, hun gezin en hun gevolg;
b. houders van een diplomatiek paspoort;
c. transito-passagiers en transfer passagiers;
d. passagiers beneden de leeftijd van 2 jaar;
e. passagiers, aan wie op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting , landing is geweigerd;
f. passagiers die kunnen aantonen dat zij de Luchthaven Hato verlaten uitsluitend met als doel deel te nemen aan een terreinvlucht, een lesvlucht dan wel een vlucht ten behoeve van opsporings- en reddingswerk;
g. passagiers die voldoen aan de omschrijving van personen als bedoeld in artikel I, onder c, d, f en g van het Verdrag inzake samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende toegang tot en gebruik van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba voor drugsbestrijding vanuit de lucht (Trb. Jrg. 2000, Nr. 34).

Uitvoering van de heffing en inning

Artikel 5

  1. De luchtvaartveiligheidsheffing wordt geheven en geïnd ten behoeve van de uitvoerende dienst van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning die toezicht houdt op de burgerluchtvaart en toestemmingen verleent op het gebied van burgerluchtvaart in ruime zin.
  2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden vastgesteld over de uitvoering van de heffing en inning, bedoeld in het eerste lid.
  3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde instelling luchtvaartmaatschappijen en andere derden aanwijst die worden belast met de inning van de luchtvaartveiligheidsheffing ten behoeve en onder leiding van deze instelling.
  4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden vastgesteld ter uitvoering van het derde lid, daaronder begrepen de inrichting en de wijze van heffen en innen, de controle daarvan, de wijze waarop de aanwijzing plaatsvindt, alsook over de vergoeding die de in het eerste lid bedoelde instelling verschuldigd is aan de krachtens het derde lid belaste luchtvaartmaatschappijen en andere derden.
  5. Ten bewijze dat de luchtvaartveiligheidsheffing is voldaan, wordt door of namens degene die deze gelden int een betalingsbewijs afgegeven.
  6. De luchtvaartmaatschappij die het vervoer van de vertrekkende passagier verzorgt, is verplicht ervoor zorg te dragen dat alle met diens vertrekkende luchtvaartuig vertrekkende passagiers, voordat zij van de luchthaven Hato vertrekken, de luchtvaartveiligheidsheffing betaald hebben.

Artikel 6

  1. Er is een fonds ten behoeve van de financiering van het toezicht op de burgerluchtvaart.
  2. De inkomsten van het fonds zijn de geïnde bedragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
  3. Het fonds wordt beheerd door of namens de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning.

Artikel 7

Indien binnen drie maanden na betaling kan worden aangetoond dat de luchtvaartveiligheidsheffing ten onrechte werd geïnd, wordt namens de Minister van Verkeer, Vervoer, en Ruimtelijke Planning, het ten onrechte betaalde bedrag na overlegging van het desbetreffende vervoerbewijs of de desbetreffende kwitantie door de krachtens artikel 2, eerste lid, aangewezen instelling zo spoedig mogelijk gerestitueerd.

Artikel 8

  1. Indien blijkt dat ten onrechte de luchtvaartveiligheidsheffing niet of te weinig werd geïnd, wordt het niet of te weinig gehevene nagevorderd van de luchtvaartmaatschappij door de instelling bedoeld in artikel 2, eerste lid, zolang niet sedert de datum waarop de heffing krachtens de bepalingen van deze landsverordening verschuldigd werd, vijf Jaren zijn verstreken.
  2. Ingeval van toepassing van artikel 5, derde lid, wordt de luchtvaartveiligheidsheffing, bedoeld in het eerste lid, nagevorderd van degene die met de inning is belast.

Strafrechtelijke sancties

Artikel 9

  1. Met de opsporing van de bij artikel 10 strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.
  2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

Artikel 10

  1. Degene die in strijd handelt met hetgeen bij of krachtens artikel 5, zesde lid, is bepaald, wordt gestraft met geldboete van de tweede categorie.
  2. Degene die een feit als bedoeld in het eerste lid, opzettelijk begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
  3. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

Artikel 11

De Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze landsverordening, en vervolgens telkens na drie jaar, aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze landsverordening in de praktijk.

Artikel 12

Indien de bij de Staten ingediende ontwerp-landsverordening houdende de instelling van de Curaçaose burgerluchtvaart- en ruimtevaartautoriteit (Landsverordening Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit) tot landsverordening is of wordt verheven, en die landsverordening eerder in werking treedt dan of op hetzelfde moment in werking treedt als deze landsverordening, wordt deze landsverordening als volgt gewijzigd:
A. De tweede volzin van artikel 2, eerste lid, komt te luiden: De laatstgenoemde instelling stort de geïnde bedragen op de rekening van de Autoriteit, bedoeld in de Landsverordening Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit.
B. In artikel 2, tweede lid, en artikel 5, eerste lid wordt “de uitvoerende dienst van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning die zich bezig houdt met het houden van toezicht op de burgerluchtvaart en verlening van toestemming in ruime zin” vervangen door: de Autoriteit, bedoeld in de Landsverordening Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit.
C. Artikel 6 vervalt.
D. Artikel 9 vervalt.

Artikel 13

Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Landsverordening luchtvaartveiligheidsheffing.

Naar boven