Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-genaturaliseerden - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-genaturaliseerden

Publicatienummer: PB 2015, no. 24 zoals laatstelijk gewijzigd bij   P.B. 2021, no. 94
Categorie: Ministeriële regeling met algemene werking
Ministerie: Justitie
Datum ondertekening: 10-06-2015
Datum inwerktreding: 31-05-1992
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK V Openbare orde)


MINISTERIËLE REGELING MET ALGEMENE WERKING, van de 10 juni 2015 ter strekkende tot de bekrachtiging verblijfstitel van mede-genaturaliseerden in de periode tussen 1 juni 1992 en 1 april 2003 (Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-ge(...)

 

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats                Zittingsjaar
8 augustus 2017 31 mei 1992 1 juni 1992 Ministeriële Regeling P.B. 2015, no. 24 n.v.t.
13 augustus 2021  1 juni 1992   Ministëriele Regeling  P.B. 2021, no. 94 n.v.t.

Artikel 1

  1. Voor zover nodig, wordt aan de betrokken personen c.q. de minderjarige kinderen die in Curaçao verbleven, wier ouder(s) in de periode vanaf 1 juni 1992 tot 1 april 2003 genaturaliseerd is(zijn) tot Nederlander, die deel uitmaakten van het in Curaçao gevestigde gezin en stonden ingeschreven in het bestand van het “Bevolkingsregister van Curaçao” de verblijfstitel (bij geboorte) vóór de naturalisatie, bekrachtigd dan wel bewerkstelligd;
  2. Voor zover nodig, wordt met terugwerkende kracht tot en met de datum van ten minste één dag vóór de afgifte van het Koninklijk Besluit tot naturalisatie aan hun ouder (s) en uiterlijk tot 31 mei 1992, verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verleend aan de betrokken personen c.q. minderjarige kinderen die in Curaçao zijn geboren en voorts voldoen aan de navolgende voorwaarden, te weten:

• dat hun ouder(s) is/zijn genaturaliseerd in de periode tussen 1 juni 1992 en 1 april 2003;
• dat zij in dezelfde periode stonden ingeschreven in de bevolkingsregister van Curaçao, dan wel verblijvende in Curaçao;
• dat in het Koninklijk besluit waarbij de ouder(s)is/zijn genaturaliseerd, niet is bepaald dat zij zijn uitgesloten van mede-naturalisatie.

 

Artikel 2

  1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum van uitgifte van het publicatieblad waarin deze is geplaatst en werkt terug tot 31 mei 1992.
  2. De Ministeriële regeling van de 10de juni 2015 strekkende tot de bekrachtiging van de verblijfstitel van mede-genaturaliseerden in de periode tussen 1 juni 1992 en 1 april 2003 (Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-genaturaliseerden) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-genaturaliseerden 2021.

Nota van toelichting behorende bij Ministeriële regeling bekrachtiging verblijfstitel mede-genaturaliseerden

Het is in de praktijk gebleken dat de regeling van 10 juni 2015 (PB 2015, no 24) niet toereikend is om relevante gevallen van mede-genaturaliseerde kinderen voor de periode van 1 juni 1992 tot 1 april 2003 op te vangen. Dit, doordat de regeling bepaalt dat het slechts van toepassing is voorzover deze kinderen op Curaçao zijn geboren. Deze bepaling miskent de strekking van de Hofbeschikking van 19 mei 2015 (Beschikking d.d. 19 mei 2015 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, registratienummer Ghis 71922 – HAR 63/14) en ontbeert de niet hier geboren kinderen de mogelijkheid tot medenaturalisatie. In de nieuwe redactie wordt ook met hun rekening gehouden. Om deze reden is slechts de passage in artikel 1 onder a gecorrigeerd van “kinderen die in Curaçao zijn geboren” naar “kinderen die in Curaçao verbleven”. Hieronder vallen dus zowel de hier geboren kinderen, als de niet hier geboren kinderen die een verblijfstitel hebben genoten in voornoemde periode.

Voor het overige wordt de toelichting als voorheen gehanteerd, luidende:
“Bij controles verricht door de Publieke Zaken zijn bedenkingen ontstaan met betrekking tot de juistheid van de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap ten aanzien van een bepaalde groep personen tijdens de periode van 1 juni 1992 tot 1 april 2003 die als Nederlanders werden aangemerkt. De betreffende personen in voornoemde periode waren minderjarige kinderen van (een) ouder(s) die in aanmerking is/zijn gekomen voor de Nederlandse nationaliteit middels een Koninklijke Besluit.

In het dossier van genoemde bepaalde groep werden geen bewijsstukken aangetroffen van een geldige verblijfstitel van niet-tijdelijke aard ten tijde van de mede-naturalisatie. Dit fenomeen komt voor in het gehele Caribische gedeelte van het Koninkrijk.

In de notitie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 20 februari 2015, is voorgesteld om, voor zover nodig, een vergunning tot verblijf met terugwerkende kracht af te geven aan minderjarige kinderen die in voornoemde periode als mede-genaturaliseerden werden aangemerkt, doch waarvan thans geen bewijsstukken bestaan dat zij een geldige verblijfstitel hadden bij de naturalisatie:
“In voorkomende gevallen beziet de huidige vreemdelingrechtelijke autoriteit of er alsnog met terugwerkende kracht vóór de datum van het naturalisatiebesluit van de vader of van de moeder een vergunning van niet-tijdelijke aard (bijvoorbeeld voor verblijf bij ouder (s) kan worden verleend, zodat betrokkene ten tijde van het naturalisatiebesluit verblijf voor onbepaalde duur had. De vergunningverlening moet in dat geval wel door middel van een officiële beschikking plaatsvinden en ook opgenomen worden in de bevolkingsadministratie. In dat geval kan achteraf geconstateerd worden dat deze persoon (als kind) destijds niet is uitgesloten op grond van het voorbehoud en met de ouder is mee-genaturaliseerd. Uit de beschikking moet blijken dat de vergunning onder een beperking is verleend, die naar zijn aard niet-tijdelijk is, op welk adres in de Nederlandse Antillen of Aruba de destijds minderjarige was ingeschreven in de bevolkingsadministratie en voor welke periode de vergunning is verleend. Desgewenst kan de volgende zinsnede worden gebruikt: De vergunning tot verblijf is verleend onder de beperking (beperking vermelden), geldig van (datum) tot (datum).”Het geen voorts in gelijkluidende bewoordingen herhaald is in het bericht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, d.d. 23 maart 2015, namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Gelet op het feit dat genoemde bepaalde groep wel als Nederlanders werden aangemerkt staat vast dat zijdens de Minister van Justitie, ten tijde van de naturalisatie van de ouders van betrokkenen (in de periode 1 juni 1992 tot 1 april 2003), geen bedenkingen als bedoeld in artikel 8 lid 1 onderdeel b van de Rijkswet op het Nederlanderschap bestonden tegen verblijf voor onbepaalde tijd in Curaçao van betreffende personen.

In de genoemde periode was de Minister van Justitie, ingevolge artikel 7 van de “Landsverordening toelating en uitzetting” het bevoegd gezag [in de zin van artikel 1 RWN] om een vergunning tot tijdelijk verblijf, dan wel een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd [bestendig verblijf] af te geven. Hierbij werd het beleid gehanteerd dat indien het verblijfsrecht van de ouders voortdurend, dan wel bestendig was, in de zin van art 8 lid 1 onderdeel b RWN, er als dan eveneens geen bedenkingen golden ten aanzien van het verblijf voor onbepaalde tijd in Curaçao, ten opzichte van de kinderen met een afhankelijk verblijfsrecht en dat betrokkenen derhalve mede-genaturaliseerd werden op het moment dat de ouders het ‘Koninklijk Besluit’ tot naturalisatie ontvingen.

De Minister van Justitie heeft, voor zover nodig geen bezwaar tegen de afgifte van een formele beschikking, hoewel de Minister meent, dat, op grond van het voorgaande en de toepasselijke wettelijke bepalingen, mag worden aangenomen dat betrokkenen voor onbepaalde tijd waren toegelaten in Curaçao, ten tijde van de naturalisatie van hun ouder(s), althans dat er destijds geen bedenkingen tegen het verblijf van betrokkenen voor onbepaalde tijd in de zin van artikel 8 lid 1 onder b van het Rijkswet op het Nederlanderschap bestonden.

Gelet op voorgaande overwegingen, alsook de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba in haar beschikking van 19 mei 2015, registratienummer Ghis 71922 – HAR 63/14, is deze Ministeriële Regeling in het leven geroepen.”

Naar boven