Reglement van Orde voor de Staten van Curaçao - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Reglement van Orde voor de Staten van Curaçao

Publicatienummer: P.B. 2012, no. 50, zoals laatstelijk gewijzigd bij,  P.B. 2023, no. 13 (Geconsolideerde Tekst)
Categorie: Landsbesluit
Onderwerp(en): Reglement van orde
Ministerie: Algemene Zaken en Minister President
Datum ondertekening: 08-08-2012
Datum inwerktreding: 10-10-2020
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK XVIII Organisme van het land)


LANDSBESLUIT van de 8ste augustus 2012, no. 12/3799, tot openbaarmaking van de Beschikking van de 10de oktober 2010 van de Staten van Curaçao, houdende vaststelling van de herziene versie van het Reglement van Orde voor de Staten van Curaçao

Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht tot en met Datum ingetrokken Betreft Vindplaats Zittingsjaar
10-10-2010 n.v.t. n.v.t. Geconsolideerde tekst P.B. 2012, no. 50 (GT) n.v.t.
31-3-2020 n.v.t. n.v.t. artikelen. 120a en 120b P.B. 2020, no. 49 n.v.t.
10-11-2022 n.v.t. n.v.t. artikelen 76, 96 lid 4, 96A, 96B en 96C P.B. 2023, no. 13 n.v.t.

Artikel 1

  1. Zolang de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter nog niet heeft plaatsgevonden, treedt als voorzitter op de voor de voorafgaande periode benoemde voorzitter of ondervoorzitter, indien deze deel uitmaakt van de nieuwe Staten.
  2. Bij ontstentenis van zodanige persoon treedt als voorzitter op, het lid van de nieuwe Staten, dat onder de leden, die het langst zitting hebben gehad in het College, het oudste lid in jaren. Als zodanige persoon mocht ontbreken, treedt het oudste lid in leeftijd als voorzitter op.

Artikel 2

De tot lid van de Staten gekozene doet van zijn verkiezing blijken door overlegging aan de Staten van de bij wettelijke regeling voorgeschreven stukken, vormende zijn geloofsbrief.

 

Artikel 3

  1. Met het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden wordt telkenmale een commissie van drie leden belast, waarvan het eerstaangewezen lid voorzitter is.
  2. Na periodieke aftreding of na ontbinding van de Staten wordt de commissie benoemd in een openbare bijeenkomst, waarin tenminste de helft plus één van de wettig gekozen leden aanwezig is.

Artikel 4

  1. Deze commissie brengt, na onderzoek van de geloofsbrieven, van de andere vereiste stukken en van die, welke over de verkiezing van de leden zijn ingekomen, schriftelijk of mondeling verslag uit.
  2. De geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken worden ter griffie van de Staten gedeponeerd ter inzage van de leden.

Artikel 5

Indien de commissie of de Staten ter beoordeling van de wettigheid van de verkiezing overlegging van stukken of inlichtingen nodig achten, nodigen zij de Minister van Algemene Zaken uit de stukken of inlichtingen aan haar te doen toekomen.

Artikel 6

  1. Wanneer meer dan tien van de na periodieke aftreding of ontbinding gekozen verklaarde leden toegelaten en aanwezig zijn, gaan de Staten nog in dezelfde vergadering over tot de benoeming van de voorzitter en de ondervoorzitter.
  2. Bij het tussentijds openvallen van het voorzitterschap dan wel het ondervoorzitterschap gaan de Staten in de eerstvolgende openbare vergadering meteen over tot de benoeming van de voorzitter dan wel de ondervoorzitter.
  3. Op voorstel van de meerderheid kunnen de Staten een benoeming als bedoeld in de vorige leden te allen tijde ongedaan maken. Dit kan echter slechts geschieden indien dit onderwerp specifiek als agendapunt van een openbare vergadering is opgevoerd.
  4. In geval van gelijktijdig tussentijds openvallen van het voorzitterschap en het ondervoor-zitterschap is artikel 1, tweede lid van toepassing.

Artikel 7

   De taak van de voorzitter bestaat voornamelijk uit:
a. het leiden van de werkzaamheden van de Staten, met inachtneming van dit reglement;
b. het naleven en het doen naleven van het Reglement van Orde;
c. het handhaven van de orde tijdens de vergaderingen van de Staten;
d. het verlenen van het woord;
e. het zorg dragen voor het juist stellen van punten, waarover de Staten  moeten besluiten;
f. het vaststellen van de uitslag van gehouden stemmingen;
g. het ten uitvoer leggen van alle door de Staten genomen besluiten;
h. het schorsen van de beraadslagingen;
i. het vertegenwoordigen van de Staten naar buiten.

 

Artikel 8

Alle leden zijn bevoegd vergaderingen van vaste commissies bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen. Slechts de leden van de betreffende vaste commissie hebben stemrecht.

Artikel 9

Indien de voorzitter het woord wil voeren anders dan ter uitvoering van zijn taak als in het vorige artikel beschreven, verlaat hij de voorzittersstoel. Hij neemt die niet weer in zolang het onderwerp aan de orde is.

Artikel 10

  1.  Het voorzitterschap wordt bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter, alsmede in het geval van het vorige artikel, waargenomen door de ondervoorzitter; bij verhindering of ontstentenis van deze wordt gehandeld op de wijze als bedoeld in artikel 1.
  2. De waarnemend voorzitter heeft dezelfde taak als de voorzitter.

Artikel 11

  1. Er is een College van Senioren.
  2. Het College van Senioren bestaat uit de voorzitters van de in de artikelen 14 en 15 genoemde fracties.
  3. De voorzitter en de ondervoorzitter van de Staten kunnen worden uitgenodigd tot de vergaderingen van het College.
  4. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter van een fractie kan een door de fractie aangewezen lid deze vervangen.

Artikel 12

De voorzitter van de Staten of tenminste twee leden van het College kunnen een vergadering van het College samenroepen.

Artikel 13

Het College van Senioren kan geraadpleegd worden:
1. in spoedeisende gevallen;
2. bij zaken de staatsveiligheid betreffende;
3. bij gevoelige onderwerpen.

Artikel 14

  1. De leden die gekozen zijn op lijsten boven welke dezelfde naam of aanduiding van een politieke groepering geplaatst is, worden bij de aanvang van de zitting als een fractie beschouwd.
  2. Is onder een benaming of een nummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

 

Artikel 15

Leden die geen deel meer uitmaken van de in het vorige artikel bedoelde fracties, dienen dat aan de voorzitter schriftelijk kenbaar te maken. Zij kunnen samen of ieder afzonderlijk nieuwe fracties vormen. Hiervan moet aan de voorzitter kennis worden gegeven. Artikel 16 is op deze nieuwgevormde fracties van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 16

  1. Fracties doen na de aanvang van een zitting aan de voorzitter van de Staten weten, welk lid als voorzitter van de fractie optreedt.
  2. Bij tussentijdse wijzigingen in de samenstelling van een fractie of in het voorzitterschap van een fractie, wordt de voorzitter van de Staten daarvan onverwijld op de hoogte gesteld.

 

 

Artikel 17

Van de benoeming, de schorsing en het ontslag van de griffier van de Staten en van het overige griffiepersoneel wordt kennis gegeven aan de Minister van Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen, de Algemene Rekenkamer en de belanghebbende.

Artikel 18

  1. De Staten benoemen naast de griffier één of meer substituut-griffiers, van wie de rangorde wordt bepaald door de volgorde van hun benoemingen. Deze vervangen de griffier waar dit nodig is. Bij hun verhindering, afwezigheid of ontstentenis wordt de griffier vervangen door de ambtenaar ter griffie, die het hoogst in rang en functie is.
  2. Het overig personeel wordt op voordracht van de commissie voor huishoudelijke aangelegenheden benoemd of aangesteld dan wel in dienst genomen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
  3. De commissie voor huishoudelijke aangelegenheden kan ter uitvoering van het bepaalde in het vorige lid nadere voorschriften vaststellen.

 

Artikel 19

Beraadslagingen betreffende personen, bedoeld in de artikelen 17 en 18, vinden plaats achter gesloten deuren.

Artikel 20

  1. De griffier heeft de leiding van de ambtelijke organisatie van de Staten.
  2. De Huishoudelijke Commissie oefent hierop toezicht uit.

Artikel 21

  1. Jaarlijks vóór 1 maart wordt de raming van de in het volgende jaar voor de Staten benodigde uitgaven door de commissie voor huishoudelijke aangelegenheden opgemaakt en, na door de Staten te zijn vastgesteld, aan de hierbij betrokken minister zo spoedig mogelijk gezonden. De Staten zijn autonoom in het vaststellen van hun begroting.
  2. De voorzitter, of namens deze, de griffier voert het begrotingsbeheer.

Artikel 22

Alle bij de Staten binnengekomen stukken, die uit hun aard aan de leden behoren te worden rondgezonden, worden door de zorg van de griffier vermenigvuldigd, zonodig gedrukt en verspreid.

Artikel 23

  1. Wanneer de Gouverneur zich naar de zaal van de Staten begeeft om een uiteenzetting van het door de Regering te voeren beleid te geven of om zijn ambt te aanvaarden, wordt hij door een commissie, daartoe vooraf door de voorzitter benoemd, aan de ingang van het hoofdgebouw opgewacht.
  2. De leden van deze commissie geleiden de Gouverneur naar de voor hem bestemde plaats en nemen alsdan hun plaatsen in. Zowel bij aankomst als vertrek van de Gouverneur staan de overige leden op ter begroeting.
  3. Bij zijn vertrek wordt de Gouverneur door de leden van deze commissie uitgeleide gedaan.
  4. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op de waarnemend Gouverneur.

 

Artikel 24

  1. De Staten stellen de commissies in die door de bepalingen van dit reglement worden voorgeschreven.
  2. Elke commissie wordt bijgestaan door de griffier of een door de griffier aangewezen ambtenaar ter Griffie van de Staten.

Artikel 25

  1. De commissies kunnen besluiten personen of instellingen uit te nodigen tot het verstrekken van nadere inlichtingen ten behoeve van het werk van de commissie.
  2. Wil een commissie zich door landsambtenaren doen voorlichten, dan worden dezen steeds door tussenkomst van de betreffende minister uitgenodigd.

 

Artikel 26

  1. Voor vergaderingen van de Centrale Commissie wordt het quorum gevormd door 11 leden. Indien voor een bijeengeroepen vergadering van de Centrale Commissie geen 11 leden aanwezig zijn, kan de vergadering niettemin doorgang vinden indien tenminste de helft van het aantal fracties in die vergadering door een of meer leden vertegenwoordigd is en daarbij tenminste 11 leden deel uitmaken van de aldus vertegenwoordigde fracties.
  2. Voor vergaderingen van andere commissies wordt het quorum gevormd door tenminste de helft van het aantal fracties, dat in de commissie zitting heeft en daarbij tenminste 11 leden deel uitmaken van de aldus vertegenwoordigde fracties.

Artikel 27

Ieder aanwezig lid tekent vóór het begin van de vergadering de presentielijst. De lijst blijft op de tafel van de griffier liggen voor ondertekening door later komende leden.

 

Artikel 28

  1. De voorzitters van de commissies zijn tevens haar rapporteurs.
  2. De voorzitter van elke commissie is gehouden aan de voorzitter van de Staten op zijn aanvraag mededeling te doen van de loop en de stand van de werkzaamheden.

 

Artikel 29

  1. Er is een Centrale Commissie.
  2. Alle Leden van de Staten maken deel uit van de Centrale Commissie.
  3. De voorzitter en de ondervoorzitter van de Staten zijn respectievelijk voorzitter en plaatsvervangende voorzitter van de Centrale Commissie.

 

Artikel 30

De Centrale Commissie is belast met het voorbereidend onderzoek van alle voorstellen waaromtrent de Staten een besluit moeten nemen.

 

Artikel 31

  1. De Centrale Commissie brengt, behoudens het bepaalde in het derde en vierde lid, rechtstreeks verslag uit aan de Staten.
  2. Een dergelijk verslag moet altijd een bepaald voorstel bevatten. Het wordt zo spoedig mogelijk aan de leden gezonden.
  3. De Centrale Commissie brengt, in gevallen waarin het een ontwerplandsverordening betreft, rechtstreeks verslag uit aan de Gouverneur. Het gevoelen van de meerderheid en de minderheid wordt in dit verslag uitgedrukt. Van dit verslag wordt mededeling gedaan aan de leden.
  4. Op overeenkomstige wijze, als bedoeld in het derde lid, wordt gehandeld ten aanzien van binnengekomen ontwerpen van rijkswet, met dien verstande, dat de Centrale Commissie het verslag uitbrengt aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
  5. In de gevallen bedoeld in het derde en vierde lid wordt het verslag van de Centrale Commissie geacht het gevoelen van de Staten weer te geven.
  6. Ingeval het verslag wordt uitgebracht aangaande een ontwerp eenvormige landsverordening, zendt de Centrale Commissie een afschrift ervan aan de voorzitter van de Staten van Aruba.

 

Artikel 32

Voor een goede vervulling van haar taken is de Centrale Commissie onder meer bevoegd:
1. zich tot een minister te wenden ter verkrijging van alle stukken waarvan zij de kennisneming nodig acht;
2. mondeling of schriftelijk in overleg te treden met een minister of meer ministers;
3. tot het houden van hoorzittingen;
4. tot het afleggen van werkbezoeken;
5. externe deskundigen in te schakelen;
6. het behandelen van adviezen van vaste en bijzondere commissies;
7. beslissingen te nemen inzake dienstreizen, die niet onder punt 6 vallen.

Artikel 33

  1. De Centrale Commissie komt op door de voorzitter te bepalen tijdstippen bijeen.
  2. De voorzitter roept haar binnen 14 dagen bijeen zo dikwijls hetzij de voorzitter, hetzij de Regering, hetzij drie leden onder opgave van redenen de wens daartoe te kennen geven.

Artikel 34

  1.  De vergaderingen van de Centrale Commissie zijn openbaar.
  2.  De Centrale Commissie kan besluiten dat haar procedure-vergaderingen besloten zullen zijn.
  3. De Centrale Commissie kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, besluiten een besloten vergadering te houden op voorstel van een lid van de commissie of een minister. Wordt het voorstel
    gedaan tijdens een openbare vergadering van de Centrale Commissie, dan wordt de tribune ontruimd en de deuren gesloten totdat over het voorstel is beslist. Indien de Centrale Commissie besluit de vergadering besloten te houden wordt dit onder vermelding van de motivering bekend gemaakt.

Artikel 35

Op de orde van beraadslagingen in een openbare vergadering van de Centrale Commissie zijn de bepalingen van de artikelen 71, leden 1 en 2, 72, 74, 76, 77 en 78 van dit Reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36

In een openbare vergadering van de Centrale Commissie spreekt ieder lid van zijn zitplaats en richt zich tot de voorzitter. Indien de voorzitter dit nodig acht, spreken zij van een door hem aan te wijzen plaats.

Artikel 37

Zodra de voor de redevoeringen gestelde maximumduur is verstreken, verzoekt de voorzitter de spreker met spreken op te houden. Deze geeft terstond aan dit verzoek gevolg.

Artikel 38

  1. De Centrale Commissie brengt een Voorlopig Verslag uit indien zij de mogelijkheid wil openlaten na de ontvangst van de memorie van antwoord nog op het antwoord van de minister in te gaan.
  2. Indien de Centrale Commissie meent dat de openbare behandeling voldoende is voorbereid wanneer haar vragen en opmerkingen vóór de openbare behandeling door de verantwoordelijke minister met een nota zijn beantwoord, brengt zij onder die mededeling een Verslag uit.
  3. Indien geen vragen en opmerkingen worden ingebracht waarop de commissie een antwoord van de minister verwacht, stelt zij een Eindverslag vast.

Artikel 39

Nadat de Memorie van Antwoord door de Staten is ontvangen en aan de leden is toegezonden, wordt binnen 30 dagen een vergadering van de Centrale Commissie gehouden en beraadt de commissie zich over het vaststellen van een Eindverslag, een Verslag dan wel een Nader Voorlopig Verslag. Een Nader Voorlopig Verslag stelt zij vast indien zij in de gelegenheid wil blijven nog schriftelijk in te gaan op de antwoorden van de minister

Artikel 40

Een Verslag, dan wel een Nader Voorlopig Verslag als bedoeld in artikel 39 bevat vragen en opmerkingen naar aanleiding van de Memorie van Antwoord. De commissie kan nieuwe onderwerpen aanroeren, indien zich, volgens haar, na de vaststelling van het Voorlopig Verslag, nieuwe feiten hebben voorgedaan.

 

Artikel 41

Nadat het antwoord van de minister op een Nader Voorlopig Verslag is ontvangen, kan de Centrale Commissie slechts een Eindverslag of een Verslag uitbrengen.

Artikel 42

  1. De Centrale Commissie kan in het Eindverslag te kennen geven dat een of meer leden zich het recht voorbehouden bij de openbare beraadslaging in te gaan op de inhoud van het voorstel.
  2. Met het uitbrengen van een Eindverslag geeft de commissie uitdrukkelijk te kennen het voorstel gereed te achten voor openbare beraadslaging.

 

Artikel 43

Over een door de Staten in behandeling genomen voorstel, niet zijnde een ontwerp van landsverordening, brengt de Centrale Commissie een Verslag of een Eindverslag uit.

Artikel 44

  1. De leden kunnen binnen een door de Centrale Commissie te bepalen termijn schriftelijk hun opmerkingen omtrent een ontwerp van landsverordening of een voorstel aan haar inzenden. Van de gestelde termijn doet de voorzitter mededeling aan de leden.
  2. Behalve langs de in het eerste lid voorziene schriftelijke weg, worden de opmerkingen van de leden ingebracht in een vergadering van de Centrale Commissie.

Artikel 45

De Staten kunnen voor ieder ministerie een vaste commissie instellen. Tevens kennen de Staten de vaste commissie Rijksaangelegenheden en Interparlementaire Relaties.

 

Artikel 46

  1. De Staten kunnen tijdelijke commissies instellen voor specifieke onderwerpen.
  2. Het instellingsbesluit van een tijdelijke commissie bevat in ieder geval:
    a. een nauwkeurige omschrijving van het onderwerp waarover de commissie de Staten dient te rapporteren;
    b. de termijn waarvoor de commissie wordt ingesteld.
  3. De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde termijn kan op verzoek van de commissie door de Staten worden verlengd.

Artikel 47

  1. Er is een Huishoudelijke Commissie. Deze wordt bij de aanvang van elk zittingsjaar samengesteld.
  2. De Huishoudelijke Commissie wordt gevormd door de voorzitter van de Staten, die als voorzitter van de commissie fungeert en vier leden, die door de Staten worden beno

Artikel 48

De Huishoudelijke Commissie oefent toezicht uit op de werkzaamheden van de griffie en al wat verder het huishouden van de Staten betreft.

Artikel 49

Er is een Commissie voor de Werkwijze die desgevraagd of uit eigen beweging de Staten adviseert over de werkwijze van de Staten en dit Reglement.

 

Artikel 50

  1. De voorzitter van de Staten bepaalt uit hoeveel leden een commissie zal bestaan. De Staten kunnen anders besluiten.
  2. De voorzitter van de Staten benoemt de leden.
  3. Ontheffing van het lidmaatschap kan op verzoek door de voorzitter van de Staten worden verleend. In de hierdoor ontstane en in alle andere vacatures voorziet de voorzitter van de Staten.
  4. De leden van commissies worden bij de aanvang van elk zittingsjaar opnieuw benoemd. Totdat deze benoemingen zijn geschied blijven de in het vorige zittingsjaar bestaande commissies voortbestaan in de oude samenstelling.

Artikel 51

  1. De eerste vergadering van een nieuw ingestelde commissie heeft op uitnodiging en onder leiding van de voorzitter van de Staten plaats. In deze vergadering benoemt de commissie uit haar midden een voorzitter, die met de leiding van de verdere werkzaamheden is belast, en een ondervoorzitter.
  2. Na de in artikel 50, vierde lid, bedoelde nieuwe samenstelling van een commissie en bij het tussentijds openvallen van het voorzitterschap of het ondervoorzitterschap van een commissie wordt opnieuw in het voorzitterschap of het ondervoorzitterschap voorzien in een daartoe bijeengeroepen vergadering.
  3. De keuze van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt aan de Staten meegedeeld.
  4. Bij ontstentenis of verhindering van de voorzitter wordt deze vervangen door de ondervoorzitter of anders door het lid dat het langst in de Staten zitting heeft. Bij gelijke zittingsduur gaat het oudste lid in leeftijd voor.

Artikel 52

Voor een goede vervulling van haar taken is een commissie in ieder geval bevoegd:
1. zich, door tussenkomst van de voorzitter van de Staten, tot een minister te wenden ter verkrijging van stukken waarvan zij de kennisneming nodig acht;
2. mondeling in overleg te treden met een minister;
3 .tot het houden van hoorzittingen;
5. tot het afleggen van werkbezoeken.

Artikel 53

  1. Van het houden van een hoorzitting wordt mededeling gedaan aan de leden van de Staten.
  2. Wil een commissie ambtenaren horen, dan worden dezen door tussenkomst van de desbetreffende minister uitgenodigd.

Artikel 54

  1. Een commissie brengt aan de Centrale Commissie verslag uit omtrent de in haar handen gestelde stukken. Deze verslagen bevatten zo beknopt mogelijk hetgeen op het stuk betrekking heeft. De commissie is bevoegd datgene weg te laten, wat zij niet ter zake acht.
  2. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter van de betrokken commissie.
  3. Een dergelijk verslag moet altijd een bepaald voorstel bevatten. Het wordt zo spoedig mogelijk aan de leden gezonden.
  4. Alle door een commissie uit te brengen verslagen worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier.

 

Artikel 55

  1. De commissie komt op door de voorzitter van de Staten, na overleg met de voorzitter van de desbetreffende commissie, te bepalen tijdstippen bijeen.
  2. De voorzitter van de Staten roept na overleg met de voorzitter van de betreffende commissie haar binnen een redelijke tijd bijeen zo dikwijls een van haar leden onder opgave van redenen de wens daartoe te kennen geeft.

Artikel 56

  1. De voorzitter van een commissievergadering heeft voor wat betreft het naleven van het Reglement van Orde dezelfde bevoegdheden als aan de voorzitter van een openbare vergadering van de Staten toekomen.
  2. Een gezamenlijke vergadering van twee of meer commissies wordt voorgezeten door de commissievoorzitter, die het langst in de Staten zitting heeft. Bij gelijke zittingsduur gaat het oudste lid in leeftijd voor.

 

Artikel 57

Besluiten in een gezamenlijke vergadering van twee of meer commissies worden gezamenlijk genomen.

 

Artikel 58

 De vergaderingen van de vaste en tijdelijke commissies zijn besloten.

 

Artikel 59

Ten aanzien van de inhoud van vertrouwelijke stukken en de gedachtewisseling in een besloten commissievergadering wordt geheimhouding in acht genomen, met uitzondering van wat de commissie in haar verslag vermeldt.

Artikel 60

Indien het Parlementair Overleg Koninkrijksrelatie plaatsvindt onder voorzitterschap van een lid van de Staten van de Nederlandse Antillen dan wel zijn plaatsvervanger, is dit reglement van toepassing, tenzij een van de deelnemende commissies daar tevoren bezwaar tegen heeft gemaakt.

Artikel 61

Indien een ander politiek overleg plaatsvindt met de volksvertegenwoordigers van de eilanden van de Nederlandse Antillen en/of enig land onder voorzitterschap van een lid van de Staten dan wel zijn plaatsvervanger, is dit reglement van toepassing, tenzij een van de deelnemende commissies daar tevoren bezwaar tegen heeft gemaakt.

Artikel 62

  1.  De commissies regelen het vooronderzoek op de wijze, die zij het meest geschikt achten.
  2. Met betrekking tot ontwerpen van eenvormige landsverordeningen stelt de Centrale Commissie zich door de zorg van de griffier in verbinding met de voorzitter van de Staten van Aruba, ten einde in
    gemeenschappelijk overleg te bereiken dat het vooronderzoek van de onderwerpen in de beide landen zoveel mogelijk gelijktijdig verloopt.

Artikel 63

  1. Een voorstel, stuk, verzoekschrift, ontwerplandsverordening of ontwerprijkswet dat bij de Staten binnengekomen is, kan bij besluit van de openbare vergadering waarin het voorstel gedaan of het stuk, verzoekschrift, ontwerplandsverordening of ontwerprijkswet binnengekomen is, worden gesteld in handen van een van de commissies, bedoeld in Hoofdstuk IV.
  2. Ingeval de voorzitter van de Staten van oordeel is, dat een bepaald onderwerp van zodanig spoedeisend karakter is, dat een besluit van de openbare vergadering niet kan worden afgewacht, is hij bevoegd het voorstel, stuk, verzoekschrift, ontwerplandsverordening of ontwerprijkswet zelf naar een commissie te verwijzen.

Artikel 64

  1. De voorzitter belegt de vergaderingen zo dikwijls hij dit nodig oordeelt of dit door drie leden schriftelijk met opgave van redenen is verzocht.
  2. Hij bepaalt, met inachtneming van hetgeen omtrent de openbare vergaderingen in de Staatsrege­ling en in dit Reglement van Orde is voorzien, dag en uur van de vergadering.
  3. Indien de vergadering op de ingevolge het eerste lid voorgeschreven wijze is aangevraagd, wordt zij binnen 14 dagen gehouden.
  4. De leden worden schriftelijk tot de vergadering opgeroepen. De oproepingsbriefjes worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste 4 x 24 uur voor het houden van de vergadering aan de leden verstuurd. Ze vermelden zoveel mogelijk de zaken waarover de vergadering belegd is. Tegelijk met deze oproeping worden dag, uur en agenda ter openbare kennis gebracht.
  5. Met betrekking tot ontwerpen van eenvormige landsverordeningen stelt de voorzitter zich in verbinding met de voorzitter van de Staten van Aruba, ten einde in gemeenschappelijk overleg te bereiken dat de behandeling van deze ontwerpen in de openbare vergaderingen van de Staten van de beide landen zoveel mogelijk gelijktijdig verloopt.

Artikel 65

  1. Ieder lid tekent bij het binnenkomen ter vergadering zijn naam op een lijst, die bij de griffier berust.
  2. Zodra deze lijst getekend is door tenminste elf leden, opent de voorzitter, indien het uur van bijeenroeping aangebroken is, de vergadering. De bedoelde lijst blijft ter tafel van de griffier liggen ter ondertekening door de later komende leden.

Artikel 66

Indien een half uur na het tijdstip, waarvoor de vergadering uitgeschreven is, het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, opent de voorzitter de bijeenkomst. Hij doet de namen van de leden oplezen en constateert, dat het vereiste aantal aanwezige leden om te beraadslagen en te besluiten ontbreekt. De voorzitter doet melding van de eventueel binnengekomen berichten van verhindering van de afwezige leden. Hiervan wordt proces-verbaal opgemaakt. De vergadering wordt dan weer binnen 4 x 24 uur opgeroepen.

 

Artikel 67

Wanneer er geen elf leden meer ter vergadering aanwezig zijn, verdaagt de voorzitter, na zich door hoofdelijke oproeping van het aantal aanwezige leden te hebben verzekerd, de vergadering tot een nader tijdstip.

 

Artikel 68

  1. Van elke openbare vergadering worden notulen opgemaakt. Deze behelzen behalve de namen van de aanwezige leden, van de Ministers en de door hen ingevolge artikel 58, derde lid, van de Staatsregeling aangewezen personen, tevens de namen van de afwezige leden, de korte inhoud van alle ingekomen stukken, een weergave van het gesprokene, een opgave van de uitslag van de stemmingen met vermelding van de namen van de leden, die zich voor en tegen verklaarden, een omschrijving van alle gedane mededelingen, kennisgevingen en voorstellen en van alle door de voorzitter of de vergadering genomen besluiten.
  2. Het staat ieder lid vrij ten aanzien van een genomen besluit, zonder opgave van de redenen, te doen aantekenen, dat hij zich daarmee niet verenigt.

Artikel 69

  1. De door de griffier ontworpen notulen worden gedrukt en zo spoedig mogelijk aan de leden en de Regering toegezonden, en in de vergadering volgende op die van de toezending goedgekeurd. Goedgekeurd zijnde, worden zij door de voorzitter en de griffier ondertekend.
  2. Wordt tot wijziging of aanvulling besloten, dan wordt daarvan melding gemaakt in de notulen van de vergadering, waarin tot deze wijziging of aanvulling besloten is en in een nota, welke gehecht dient te worden aan de notulen, waarop zij betrekking heeft.
  3. Het gedeelte van de notulen dat de behandeling van een ontwerp-eenvormige landsverordening behelst, alsmede een nota als bedoeld in het tweede lid, die op dit gedeelte van de notulen betrekking heeft, wordt tevens aan de voorzitter van de Staten van Aruba gezonden.

Artikel 70

  1. Na de opening van de vergadering doet de voorzitter een korte opgave van de sedert de laatste vergadering ingekomen stukken en stelt zodanige processuele beslissing aan de Staten voor als de aard van de stukken medebrengt. Beraadslaging omtrent deze stukken betreft uitsluitend de te volgen procedure van behandeling.
  2. Indien een ingekomen stuk betreft een verzoekschrift, dat niet ondertekend dan wel niet voorzien is van het vereiste zegel, wordt het door de voorzitter ter zijde gelegd. De voorzitter geeft van die terzijdelegging telkens kennis aan de vergadering en aan de belanghebbende.

 

Artikel 71

  1. Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben.
  2. De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd. Die volgorde zal blijken uit de inschrijving op een lijst, welke voor elk te behandelen onderwerp ter tekening bij de griffier ligt.
  3. Nadat de ingeschreven leden het woord gevoerd hebben, geeft de voorzitter gelegenheid tot het maken van opmerkingen over het gesprokene.
  4. Geen lid voert meer dan tweemaal en evenmin na afloop van de tweede termijn het woord over hetzelfde onderwerp, ook niet om de ministers of voorstellers te beantwoorden, tenzij de Staten hem hiertoe verlof geven.
  5. Bij de bepaling, hoeveel maal een lid over hetzelfde onderwerp gesproken heeft, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit, over een voorstel van orde of stellen van een vraagpunt en evenmin het spreken tot toelichting van een amendement of een motie.
  6. Bij het voeren van het woord in de eerste termijn is het niet toegestaan dat een lid verwijst naar hetgeen een ander lid in de eerste termijn naar voren heeft gebracht.

Artikel 72

  1. De volgorde van de sprekers kan verbroken worden, wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, om een voorstel van orde te doen betreffende het in behandeling zijnde onderwerp of voor het stellen van een vraagpunt.
  2. De voorzitter verleent het woord voor een persoonlijk feit niet, dan na een voorlopige aanduiding van het feit. De beslissing of iets een persoonlijk feit vormt, berust bij de voorzitter.
  3. Een voorstel van orde kan gedaan worden hetzij door de voorzitter, hetzij door een lid. Een voorstel van orde afkomstig van een lid, komt alleen in behandeling wanneer het door tenminste twee andere leden wordt ondersteund.

Artikel 73

  1. Een lid dat het woord voert, kan daarbij moties over het in behandeling zijnde onderwerp indienen. Zulk een motie moet op schrift gebracht en door de voorsteller ondertekend zijn. Zij kan alleen in behandeling komen, indien zij door tenminste twee andere leden mede-ondertekend of ondersteund wordt.
  2. De behandeling van moties vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp, tenzij de Staten besluiten haar aan het einde van de beraadslaging over het aan de orde zijnde onderwerp te doen geschieden.

Artikel 74

 Een voorstel tot schorsing van de beraadslaging moet door ten minste drie leden worden onder­steund.

Artikel 75

Ieder lid spreekt staande en van zijn of haar zitplaats of van de spreekstoel en richt zich tot de voorzitter.

Artikel 76

  1. Geen spreker mag in zijn of haar rede gestoord worden, tenzij hij of zij aan het naleven van het reglement herinnerd moet worden danwel sprake is van een interruptie.
  2. De voorzitter kan interrupties toelaten. Deze dienen te bestaan uit korte opmerkingen of vragen zonder inleiding.
  3. Voor elk agendapunt kan de voorzitter maximaal drie interrupties per lid toelaten.

Artikel 77

  1.  Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, wordt hem of haar dit door de voorzitter onder de aandacht gebracht en wordt hij of zij tot de behandeling van het onderwerp
    teruggeroepen.
  2. Wanneer een lid of een genodigde beledigende uitdrukkingen gebruikt, de orde verstoort, zijn of haar plicht tot geheimhouding schendt, of, zij het slechts tot het betuigen van instemming,
    aanspoort tot onwettige handelingen, wordt hij of zij door de voorzitter vermaand. In de gevallen van belediging, ordeverstoring en aansporen tot onwettige handelingen, wordt hij of zij in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de waarschuwing aanleiding hebben gegeven, terug te nemen. Maakt hij of zij van die gelegenheid gebruik, dan worden die woorden in de notulen van de vergadering niet opgenomen.
  3. Wanneer een spreker geen gehoor geeft aan de vermaningen van de voorzitter, of van de gelegenheid in het vorig lid bedoeld geen gebruik maakt, dan wel voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren, zijn of haar plicht tot geheimhouding te schenden, of, zij het slechts door het betuigen van instemming, aan te sporen tot onwettige handelingen, kan de voorzitter hem of haar het woord ontnemen en gelasten dat de betreffende passages niet in de notulen van de vergadering worden opgenomen.

 

Artikel 78

  1.  Het lid aan wie het woord is ontnomen mag in de vergadering waarin dit plaats heeft niet meer aan de beraadslagingen over het in behandeling zijnde onderwerp deelnemen.
  2. De voorzitter kan een spreker op wie het vorige artikel is toegepast en ieder lid, dat zich schuldig maakt aan gedragingen als in dat artikel bedoeld, uitsluiten van de vergadering of van de vergaderingen, welke aanvangen op de dag, waarop de uitsluiting plaats heeft. Het uitgesloten lid is verplicht het gebouw, waarin de vergadering wordt gehouden, onmiddellijk te verlaten.
  3. De voorzitter zorgt dat het uitgesloten lid zo nodig tot het verlaten van het gebouw met sterke arm gedwongen wordt, en dat hij of zij, indien hij of zij het gebouw gedurende uitsluiting weer betreedt, daaruit verwijderd wordt.
  4. De voorzitter kan op verzoek van de meerderheid van de Staten onder opgave van gewichtige redenen de toegang aan een of meer personen tot het gebouw van de Staten ontzeggen. Zo nodig kan hij de toegang tot het gebouw ontzeggen met behulp van de sterke arm.

Artikel 79

De Staten kunnen vóór de aanvang van de beraadslaging over een onderwerp op voorstel van de voorzitter of drie in de vergaderzaal aanwezige leden regels stellen ten aanzien van de duur van de redevoeringen van de leden.

Artikel 80

Bij ieder in beraadslaging gebracht onderwerp of voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt eerst beraadslaagd over het onderwerp of voorstel in het algemeen, vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk.

 

Artikel 81

  1. Wanneer de voorzitter van oordeel is, dat het onderwerp voldoende is toegelicht, stelt hij de vergadering voor de beraadslaging te sluiten.
  2. De sluiting van de beraadslaging kan eveneens, om dezelfde reden, door drie leden worden voorgesteld.
  3. Alvorens een voorstel tot sluiting van de beraadslaging in stemming te brengen, vraagt de voorzitter aan de aanwezige Ministers of zij nog het woord over het onderwerp wensen te voeren.
  4. Van de sluiting van de beraadslaging aangaande een ontwerp-eenvormige landsverordening wordt door de griffier aan de voorzitter van de Staten van Aruba mededeling gedaan, tenzij reeds een bericht als bedoeld in artikel 82, eerste lid,, ontvangen is.

 

Artikel 82

  1. Indien de beraadslaging het ontwerp van een eenvormige landsverordening betroffen heeft, wordt tot de stemming niet overgegaan vooraleer de voorzitter door de griffier van de Staten van Aruba verwittigd is, dat ook in dat college de beraadslaging over het ontwerp gesloten is.
  2. Door de voorzitter of door drie leden kan worden voorgesteld in afwachting van het bericht van de griffier van de Staten van Aruba, een voorlopige stemming over de onderdelen of artikelen van het ontwerp en desgewenst tevens over het ontwerp als geheel te houden. Op deze voorlopige stemming zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing. Het resultaat van de voorlopige stemming heeft slechts informatieve werking.
  3. Indien een voorlopige stemming als in het voorgaande lid bedoeld heeft plaats gevonden, geeft de griffier van het resultaat daarvan met de meeste spoed kennis aan de voorzitter van de Staten van Aruba en aan de voorzitter van de Ministeriële Samenwerkingsraad.

Artikel 83

  1. Een ontwerp-eenvormige landsverordening wordt niet aan een stemming als bedoeld in artikel onderworpen, indien:
    1°.   de voorzitter door de griffier van de Staten van Aruba verwittigd is dat in  die  Staten voorstellen tot wijziging van het ontwerp zijn aanvaard;
    2°.   het geval, bedoeld in artikel , zich voordoet;
    3°.   de voorzitter door de griffier van de Staten van Aruba verwittigd is dat het ontwerp door die Staten verworpen is.
  2. In de gevallen bedoeld onder 1° en 2° van het voorgaande lid wordt de behandeling van het ontwerp geschorst; in het geval bedoeld onder 3° wordt zij gesloten en het ontwerp ook als door de  staten verworpen beschouwd.
  3. Indien een ontwerp-eenvormige landsverordening ingevolge artikel 20, tweede lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba voor de tweede maal aan de Staten toegezonden is, wordt de openbare behandeling ervan niet heropend vooraleer het ontwerp opnieuw onderworpen is aan een vooronderzoek als bedoeld in hoofdstuk V van dit reglement. De openbare behandeling vangt wederom aan met een beraadslaging over het ontwerp.

Artikel 84

  1. Nadat de beraadslaging gesloten is, gaat de vergadering tot stemming over.
  2. Wenst geen van de leden hoofdelijke stemming, dan wordt het in behandeling zijnde artikel, voorstel of onderwerp geacht met algemene stemmen te zijn aangenomen. Evenwel kunnen in de vergaderzaal aanwezige leden aantekening vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd; in dat geval wordt het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn aangenomen.
  3. Wenst een van de leden hoofdelijke stemming, dan beslist het lot bij welk nummer van de presentielijst zij een aanvang zal nemen. De leden worden in de gelegenheid gesteld hun stem te motiveren. De duur van zulk een motivering mag de tijd van twee minuten niet overschrijden. De voorzitter brengt zijn stem het laatste uit.
  4. Bij hoofdelijke stemming brengt ieder lid mondeling zijn stem uit door voor of tegen te stemmen.
  5. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt hij zijn vergissing eerst later, dan kan hij na afloop van de stemming aantekening vragen, dat hij zich vergist heeft. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

 

Artikel 85

  1. Van het ogenblik af, waarop de Staten besloten hebben over enig onderwerp of voorstel in openbare vergadering te beraadslagen, staat het aan ieder lid vrij ondertekende voorstellen tot wijziging aan de voorzitter in te zenden. Deze voorstellen worden vermenigvuldigd en met de meeste spoed onder de leden rondgedeeld. Een of meer exemplaren worden door de zorg van de griffier aan de Regering gezonden, indien de voorstellen een ontwerp-landsverordening betreffen.
  2. Van voorstellen tot wijziging van een ontwerp-eenvormige landsverordening worden tevens een of meer exemplaren aan de voorzitter van de Staten van Aruba toegezonden.
  3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de openbare beraadslaging betreft een ontwerp-eenvormige landsverordening als bedoeld in artikel 83, lid 3.

 

Artikel 86

  1. Elk voorstel tot wijziging kan door de voorsteller worden toegelicht.
  2. Het kan geen onderwerp van beraadslaging uitmaken, tenzij het door ten minste twee andere leden wordt ondersteund.
  3. De voorsteller is bevoegd in zijn amendement veranderingen aan te brengen. Deze behoeven geen nieuwe ondersteuning, tenzij de vergadering anders beslist.

 

Artikel 87

  1. De behandeling van voorstellen tot wijziging, gedurende de loop van de beraadslaging ingediend, vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp, tenzij de Staten ingevolge het volgende lid besluiten haar aan het eind van de beraadslaging te doen geschieden.
  2. Het voorstel tot uitstel van de behandeling van voorstellen tot wijziging kan door de voorzitter of door drie leden worden ingediend.
  3. In dat geval wordt het voorstel eveneens rondgedeeld.
  4. De bepalingen gelden ook voor veranderingen door de Regering gedurende de beraadslaging in enig voorstel gebracht.

Artikel 88

  1. Wanneer niemand meer wijzigingen in het aan de orde zijnde artikel of in de beweegredenen wenst voor te stellen noch daarover het woord te voeren, wordt de beraadslaging over dat deel van het voorstel gesloten.
  2. Daarna wordt tot stemming overgegaan en wel zodanig, dat eerst de ondergeschikte wijzigingen aan de orde worden gesteld, daarna de wijziging zelf, waarop zij betrekking hebben. Vervolgens worden de artikelen of de beweegredenen zelf, al dan niet gewijzigd, in omvraag gebracht. De wijziging die de verste strekking heeft, heeft de voorrang.

Artikel 89

  1. Indien door een lid of leden van de Staten een of meer voorstellen tot wijziging van een ontwerp-eenvormige landsverordening zijn ingediend, wordt tenminste over de onderdelen of artikelen van het ontwerp die door de voorstellen tot wijziging getroffen worden, een voorlopige stemming als bedoeld in artikel 82, lid 2, gehouden. Het derde lid van dat artikel en artikel 88, lid 2, zijn ten deze van toepassing.
  2. Indien en voor zover de meerderheid van de leden van de Staten zich voor de bedoelde voorstellen heeft uitgesproken, gelden deze als aanvaard in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba.

 

Artikel 90

Behoudens het bepaalde in artikel 91 wordt na de beraadslaging over de onderdelen of artikelen het onderwerp of voorstel in zijn geheel, zoals het na die beraadslaging is vastgesteld, aan een eindstemming onderworpen. Artikel 84, lid 2, is ten deze van toepassing.

 

Artikel 91

Indien een ontwerp-landsverordening in de loop van de beraadslaging wijzigingen heeft ondergaan, kunnen de Staten besluiten de eindstemming over het ontwerp tot een volgende vergadering uit te stellen. In die tussentijd kunnen door de leden wijzigingen, mits schriftelijk, worden voorgesteld. Over die wijzigingen, over veranderingen door de Regering voorgesteld en over de daarmede in verband staande artikelen kan, tenzij de Staten anders besluiten, vóór de eindstemming worden beraadslaagd. Alleen die voorstellen van nieuwe wijzigingen, welke door de aangenomen wijzigingen of de verwerping van artikelen noodzakelijk zijn geworden, zijn hierbij toegelaten.

 

Artikel 92

Van het resultaat van de eindstemming aangaande een ontwerp-eenvormige landsverordening geeft de griffier met de meeste spoed kennis aan de voorzitter van de Staten van Aruba.

 

Artikel 93

  1. Alle voorstellen van leden overeenkomstig artikel 77 van de Staatsregeling worden schriftelijk en ondertekend bij de griffier ingediend.
  2. Het voorstel wordt vermenigvuldigd en aan de leden en de Regering gezonden.

 

Artikel 94

  1. Op ontwerpen door leden voorgesteld overeenkomstig artikel 26 van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba is artikel 93 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat zij tevens aan de voorzitter van de Staten van Aruba worden gezonden.
  2. Een dergelijk ontwerp wordt, nadat het vooronderzoek en de openbare beraadslaging overeenkomstig de in hoofdstukken V en VI van dit reglement gestelde regels hebben plaatsgevonden, aan een voorlopige stemming als bedoeld in artikel 82 over de onderdelen of artikelen alsmede over het ontwerp als geheel onderworpen.
  3. Indien zich bij de voorlopige stemming een meerderheid van de leden van de Staten voor het ontwerp heeft uitgesproken, zendt de voorzitter het ontwerp aan de voorzitter van de Ministeriële SamenwerkingsRaad met het verzoek een ontwerp van dezelfde inhoud aan de Staten en aan de Staten van Aruba aan te bieden. De voorzitter van de Staten van Aruba wordt door de griffier van dit verzoek alsmede van het ontwerp waarop het betrekking heeft verwittigd.

 

Artikel 95

  1. Indien een lid verlangt dat de Staten een of meer ministers zullen uitnodigen tot het geven van inlichtingen als bedoeld in artikel 57 van de Staatsregeling, zal hij daartoe een schriftelijk gemotiveerd voorstel indienen dat in behandeling zal worden gebracht.
  2. Wanneer de vergadering het gevraagde verlof verleent, bepaalt zij een dag, waarop de interpellatie gehouden zal worden. De daarbij betrokken minister wordt uitgenodigd op de bepaalde dag in de vergadering tegenwoordig te zijn.
  3. De interpellant doet de voorzitter zo spoedig mogelijk schriftelijk weten, welke vragen hij bij de interpellatie zal stellen. Deze zendt ze aan de daarbij betrokken minister door, tenzij bij hem, wegens vorm of inhoud van de vragen, daartegen overwegend bezwaar bestaat. Doorgezonden vragen brengt de voorzitter ter kennis van de leden.
  4. Bij een interpellatie voert de interpellant niet meer dan tweemaal en een ander lid niet meer dan eenmaal het woord, tenzij de vergadering hiertoe verlof geeft.

Artikel 96

  1. Ieder lid kan, ook zonder verlof van de Staten, naar de bepalingen van het volgende lid, aan één of meer ministers vragen stellen.
  2. Zodanige vragen moeten kort en duidelijk worden geformuleerd, mogen voorzien zijn van een korte toelichting en moeten bij de voorzitter worden ingediend. Deze deelt die mede aan de betrokken minister(s), tenzij bij hem, wegens vorm of inhoud van de vragen, tegen toepassing van dit artikel overwegend bezwaar bestaat, in welk geval hij de steller terstond daarvan in kennis stelt. De vragen worden in de eerstvolgende openbare vergadering door de voorzitter ter kennis van de leden gebracht.
  3. Indien het antwoord door de minister(s) schriftelijk is ingezonden heeft geen mondelinge behandeling plaats.

 

 

Artikel 96A

  1. De Staten kennen een vragenuur dat gehouden wordt in een openbare bijeenkomst.Het vragenuur wordt tweewekelijks gehouden op donderdag.Het jaarlijkse schema van vragenuren van de Staten wordt gedeeld met de ministers. De Staten kunnen in een bijzonder geval een andere dag voor het vragenuur vaststellen.
  2. Heeft de steller verzocht dat zijn vragen mondeling worden beantwoord, dan worden zij tijdens het eerstvolgende vragenuur mondeling beantwoord.
  3. Een lid kan ten hoogste één actueel onderwerp aanmelden waarover hij tijdens het vragenuur vragen wil stellen. Op het tijdstip van aanmelding dient het onderwerp niet reeds te zijn verzocht als onderwerp voor een Centrale Commissie dan wel Openbare Vergadering.
  4. De vragen moeten kort en duidelijk zijn geformuleerd en schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend. De aanmeldtermijn sluit op maandag voorafgaand aan het vragenuur.
  5. Indien het verzoek is afgewezen wordt dit schriftelijk bekend gemaakt aan de vragensteller. Tegen deze afwijzing staat geen bezwaar open.
  6. Indien er meerdere onderwerpen zijn aangemeld, beslist de voorzitter over welke van de aangemelde onderwerpen binnen het vragenuur vragen worden gesteld.
  7. De voorzitter nodigt de desbetreffende ministers uit voor het vragenuur waarbij mededeling wordt gedaan van het onderwerp van de vragen.
  8. De vragen worden door de voorzitter aan de minister doorgezonden en worden daarna openbaar gemaakt.
  9. De mondelinge vragenuur duurt maximaal één uur. De voorzitter kan zo nodig het vragenuur met hooguit 15 minuten verlengen.
  10. De bijeenkomst vangt aan op het moment dat de minister en de vragensteller(s) aanwezig zijn.

Artikel 96 B

  1. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.
  2. De vragen worden zo mogelijk in dezelfde bijeenkomst behandeld en beantwoord, in de volgorde waarin zij bij de voorzitter zijn ingediend.
  3. Bij het aan de orde komen van een onderwerp wordt het lid dat het onderwerp heeft aangemeld, de vragensteller, in de gelegenheid gesteld om de vragen en de toelichting voor te lezen. Na de beantwoording kan de vragensteller voor ten hoogste twee minuten het woord voeren over hetzelfde onderwerp en kan daarbij aanvullende vragen stellen.
  4. De minister wordt in de gelegenheid gesteld om aanvullende vragen te beantwoorden.
  5. Na opheldering door de minister kunnen andere leden ieder één vraag stellen over hetzelfde onderwerp. Deze mag niet worden toegelicht. Hij kan daartoe niet langer dan twee minuten het woord voeren.
  6. Tijdens het vragenuur kan de voorzitter in overleg met de betrokken minister beslissen, dat vragen, welke op zo een tijdstip zijn ingezonden dat de minister niet behoorlijk gelegenheid heeft gehad zijn antwoord voor te bereiden, schriftelijk zullen worden beantwoord vóór de eerstvolgende vragenuur.

Artikel 96C

  1. Tijdens het vragenuur kan geen verlof gevraagd worden tot het houden van een interpellatie, noch kunnen moties worden ingediend.
  2. Tijdens het vragenuur zijn interrupties niet toegestaan.
  3. Op het vragenuur is artikel 61 van de Staatsregeling van Curaçao, van overeenkomstige toepassing. Tevens zijn de artikelen 71 lid 1, 76, 77, 117 en 118 van dit Reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 97

  1. Bij iedere stemming over personen voor benoemingen of voordrachten, in de Staatsregeling of het Statuut vermeld, benoemt de voorzitter drie leden tot stemopnemers. Nadat de voorzitter het getal van de aanwezige leden en de eerstbenoemde stemopnemer het getal van de in de bus gevonden stembriefjes hebben opgegeven, wordt ieder stembriefje door de eerstbenoemde stemopnemer opgelezen en door de beide andere stemopnemers gecontroleerd en opgetekend. Ook de griffier tekent de stemmen op. De eerstbenoemde stemopnemer maakt vervolgens de uitslag van de stemming bekend.
  2. Bijvoegingen op het stembriefje, welke niet tot het doel van de stemming strekken, worden niet opgelezen.

Artikel 98

Voor iedere kandidaat afzonderlijk wordt een stembriefje ingevuld, dat een duidelijke aanwijzing van de persoon moet bevatten. In geval van twijfel beslissen de Staten.

 

Artikel 99

Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes worden ter bepaling van de meerderheid niet meege­rekend onder het getal van de geldig uitgebrachte stemmen.

 

Artikel 100

Een verkregen meerderheid van stemmen geldt niet, wanneer het getal van de in de bus gevonden stembriefjes groter is dan dat van de leden, die stemden, en dit bestaand verschil van invloed heeft kunnen zijn.

Artikel 101

 De stemming is nietig, indien het aantal geldig uitgebrachte stemmen niet groter is dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 102

Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen heeft verkregen, heeft er een herstemming plaats tussen de twee personen, die de meeste stemmen op zich verenigd hebben.

Artikel 103

  1. Mocht een gelijk getal stemmen ten deel zijn gevallen aan twee of meer personen, die voor de herstemming in aanmerking komen, dan beslist het lot wie van hen met het lid, dat de meeste stemmen verkregen heeft, in herstemming komt.
  2. Indien meer dan twee personen een gelijk aantal stemmen verkregen hebben, dan vindt een herstemming tussen hen plaats. Het lot beslist eveneens wanneer geen beslissing verkregen wordt.
  3. Om een beslissing bij het lot te verkrijgen worden de geldige stembriefjes behoorlijk toegevouwen door een van de stemopnemers in de bus geworpen, waarna een andere stemopnemer er een uitneemt. De persoon op het uitgetrokken stembriefje vermeld is de gekozene.

Artikel 104

De Staten, die ingevolge het bepaalde in artikel 55, tweede lid, van de Staatsregeling met gesloten deuren vergaderen, kunnen omtrent het aldaar behandelde geheimhouding opleggen.

 

Artikel 105

De geheimhouding wordt door alle leden en ook door hen, die later van het verhandelde kennis hebben genomen, bewaard. Zij kan door de Staten, met gesloten deuren vergaderend, opgeheven worden.

Artikel 106

  1. Van de vergaderingen met gesloten deuren waarvan geheimhouding is opgelegd, worden door de griffier notulen gehouden. Zij worden dadelijk of in een volgende vergadering met gesloten deuren voorgelezen en aan goedkeuring onderworpen.
  2. Ten aanzien van deze notulen wordt overeenkomstig gehandeld als bedoeld in artikel 69, eerste lid.

Artikel 107

Een voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête), ingevolge artikel 59 van de Staatsregeling , moet schriftelijk worden ingediend, hetzij door een commissie uit de Staten naar aanleiding van een bij haar in overweging zijnde onderwerp, hetzij door een of meer leden.

Artikel 108

Het voorstel omvat een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek en, zo mogelijk, de namen van getuigen en deskundigen. Tenzij het uitgaat van een commissie die het reeds in haar verslag omtrent het bij haar in overweging zijnde onderwerp voldoende heeft toegelicht, is het vergezeld van een memorie van toelichting. Voorstel en memorie van toelichting worden gedrukt en rondgedeeld aan de leden en de Regering.

 

Artikel 109

  1. Wanneer de Staten, na het voorstel in een vergadering van de Centrale Commissie te hebben onderzocht, tot het instellen van het onderzoek besluiten, bepalen zij het aantal leden, waaruit de Commissie van Onderzoek zal bestaan en het aantal leden, dat ten minste tot de afneming van de verhoren wordt vereist. De leden van de commissie worden door de voorzitter aangewezen, tenzij de Staten anders besluiten.
  2. De voorzitter zorgt voor de plaatsing van het besluit van de Staten in het blad, waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst.

Artikel 110

  1. De Staten bepalen bij elk besluit tot het instellen van een onderzoek de termijn, binnen welke het onderzoek zal zijn afgelopen.
  2. Die termijn kan op voorstel van de commissie door de Staten worden verlengd.

 

Artikel 111

  1. De getuigen en deskundigen worden door de voorzitter van de commissie ondervraagd. Ook de leden van de commissie kunnen, na van de voorzitter het woord te hebben verkregen, vragen stellen.
  2. De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten geschiedt door de zorg van de griffier.

Artikel 112

  1. Wanneer de commissie een getuige ervan verdenkt, opzettelijk een valse verklaring onder ede of onder daarvoor in de plaats tredende belofte te hebben afgelegd, wordt daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, bevattende de afgelegde verklaring van de getuige en de aanduiding van de gronden, waarop het vermoeden van valsheid berust.
  2. De commissie stelt een door de griffier ondertekend afschrift van het proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie bij het gerecht in eerste aanleg.

Artikel 113

De processen-verbaal van verhoor van getuigen of deskundigen, alsmede het afzonderlijke proces-verbaal bedoeld in het vorige artikel, worden door de aanwezige leden  van de commissie en door de griffier ondertekend. Alle andere van de commissie uitgaande stukken, behalve die waaromtrent de Enquêteregeling  (P.B. 1948, nr. 158), de ondertekening van de aanwezige leden van de commissie vordert, worden door haar voorzitter en de griffier ondertekend.

 

Artikel 114

  1. Na afloop van het onderzoek of zo dikwijls als de commissie dit gedurende het onderzoek nodig oordeelt, of de Staten daartoe besluiten, doet de commissie van haar verrichtingen verslag aan de Staten.
  2. De processen-verbaal van de gehouden verhoren en de overige bescheiden van het ingestelde onderzoek worden ter griffie van de Staten overgebracht.
  3. De processen-verbaal van de verhoren worden openbaar gemaakt, tenzij de Staten daaromtrent anders beslissen. De Staten kunnen ook de openbaarmaking van andere stukken van het onderzoek bevelen.
  4. De wijze van openbaarmaking wordt voor elk geval door de Staten beslist.

Artikel 115

  1. Van de ontbinding van de commissie wordt kennis gegeven in het blad, waarin van overheidswege de officiële berichten worden geplaatst.
  2. In dat geval, alsmede in het geval, dat de bevoegdheid van de commissie eindigt wegens ontbinding van de Staten, worden de stukken van het onderzoek ter griffie van de Staten overgebracht.

Artikel 116

Alle werkzaamheden van de Staten of van de krachtens dit reglement gevormde of benoemde commissies -de behandeling van voorstellen van de Regering daaronder begrepen- die bij de sluiting van een zitting onafgedaan zijn gebleven, worden in het volgend zittingsjaar hervat, tenzij de Staten anders beslissen.

Artikel 117

  1. Alle tekenen van goed- of afkeuring zijn aan de toehoorders verboden. De voorzitter zorgt voor de handhaving van dit verbod en voor de bewaring van behoorlijke stilte.
  2. Hij kan bij overtreding de toehoorders of degene die de orde stoort of gestoord heeft, gelasten de vergaderzaal te verlaten.

Artikel 118

  1. De voorzitter kan kledingeisen stellen voor de leden, de uitgenodigden en de toehoorders.
  2. De voorzitter kan regelen stellen voor de toelating van uitgenodigden en toehoorders tot het gebouw van de Staten en in het bijzonder van uitgenodigden en toehoorders tot de tribunes

Artikel 119

Op voorstellen tot herziening van dit Reglement van Orde zijn de bepalingen van Hoofdstuk V van toepassing.

Artikel 120

In de gevallen waarin het reglement of enige andere wettelijke regeling niet voorziet, beslist de meerderheid van de leden.

Artikel 120a

  1. In de gevallen waarin een gebeurtenis zich voordoet waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan en waarbij tevens het leven, de gezondheid en het welzijn van vele personen op Curaçao in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, kunnen de Staten overgaan tot virtuele vergaderingen.
  2. Wanneer de Staten besluiten tot het houden van virtuele vergaderingen als bedoeld in het vorige lid, treffen de Staten een tijdelijke voorziening welke bepaalt wanneer een lid ter vergadering aanwezig is.
  3. De tijdelijke voorziening bedoeld in het vorige lid treedt in de plaats van de artikelen 27 en 65.
  4. Tijdens een virtuele vergadering voert geen lid het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is verzocht. Die volgorde zal blijken uit de inschrijving op een lijst, welke voor elk te behandelen onderwerp bij de griffier ligt. Over de wijze waarop het verzoek binnenkomt kunnen de Staten nadere regels stellen.
  5. Tijdens een virtuele vergadering worden de bepalingen met betrekking tot de zitplaatsen van de leden buiten werking gesteld.
  6. De toepassing van dit artikel blijft van kracht zolang de gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid voortduurt. De Staten kunnen besluiten toepassing van dit artikel eerder te beëindigen.

Artikel 120b

Bij toepassing van artikel 120a zendt de Commissie voor de Werkwijze binnen drie maanden na beëindiging van de tijdelijke voorziening aan de Centrale Commissie van de Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten daarvan in de praktijk.

Artikel 121

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 10 oktober 2010.

Naar boven