Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom - Informashon tokante Gobièrnu di Kòrsou

Wet- en Regelgeving

Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom

Publicatienummer: P.B. 2021, no. 65
Categorie: Landsverordening
Ministerie: Bestuur, Planning & Dienstverlening
Datum ondertekening: 28-05-2021
Datum inwerktreding: 02-06-2021
Geregistreerd in:
Klapper Publicatieblad ( HOOFDSTUK XIX Personeel)
File: Memorie van toelichting behorende bij P.B. 2021, no. 65


LANDSVERORDENING van de 28ste mei 2021, houdende regels voor vervroegd vrijwillige uitstroom

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. ambtsperiode: de volbrachte tijd in dienst van het bevoegd gezag, met dien verstande dat:
1º. non-activiteit wegens het bekleden van een openbaar ambt van minister of Statenlid of tijd doorgebracht in militaire dienst meetelt;
2º. de volbrachte tijd, al dan niet met onderbrekingen, in dienst van het bevoegd gezag, met dien verstande dat de tijd welke met vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden is doorgebracht, krachtens artikel 30 van de vakantieregeling die op de ambtenaar van toepassing is , in totaal niet meer dan één jaar als ambtsperiode telt;
3º. de tijd doorgebracht met wachtgeld, conform de Wachtgeldregeling overheidsdienaren , voor de helft als ambtsperiode telt.
b. bevoegd gezag:
1º. de regering van het land Curaçao voor wat betreft de werknemer bedoeld in onderdeel i, onder 1º en 2º;
2º. het bestuur van een onderwijsinstelling voor wat betreft het personeel werkzaam in het bijzonder onderwijs;
3º.en voor het overige de rechtspersoon met wie de werknemer een dienstverband heeft.
c. commissie: de adviescommissie vervroegd vrijwillige uitstroom, genoemd in artikel 7, eerste lid.
d. gerechtigde: de werknemer wiens verzoek tot vervroegd vrijwillige uitstroom is ingewilligd.
e. groep 1: de werknemer genoemd in onderdeel i van dit artikel, die is geboren in het jaar 1957, 1958, 1959 of 1960. Het betreft hierbij werknemers die voldoen aan artikel 110c, eerste lid, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
f. groep 2: de werknemer genoemd in onderdeel i van dit artikel, die is geboren na 31 december 1960 en die per 31 december 2015 een diensttijd heeft van 30 jaren of meer. Het betreft hierbij werknemers die voldoen aan artikel 110c, tweede lid, van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren.
g. ontslag: beëindiging van het dienstverband krachtens artikel 98 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) dan wel beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, op verzoek van de werknemer op grond van artikel 9.
h. staatsorgaan: de Raad van Advies, de Ombudsman en de Sociaal Economische Raad.
i. werknemer:
1º. ambtenaar in de zin van de LMA wiens inkomen rechtstreeks ten laste komt van de begroting van een ministerie;
2º. persoon met wie een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar burgerlijk recht is gesloten en wiens inkomen rechtstreeks ten laste komt van de begroting van een ministerie;
3º. personen in dienst van een van de bestaande bijzondere schoolbesturen;
4º. personen in dienst van de Raad van Advies, de Ombudsman en de Sociaal Economische Raad.
j. uitkering: een persoonsgebonden uitkering wegens vervroegd vrijwillige uitstroom op grond van artikel 4.

Artikel 2

Deze landsverordening is van toepassing op de werknemers die onder groep 1 en groep 2 vallen.

Artikel 3

Deze landsverordening is niet van toepassing op de werknemer:
a. die reeds in het genot is van een pensioen of enige voorziening, op basis van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, de Landsverordening verhoging leeftijdsgrens 1996 of Artikel IV van de Landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943;
b. waartegen ter zake van een misdrijf de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake een disciplinaire straf op grond van artikel 89, eerste lid, onderdeel i van de LMA, onherroepelijk is geworden;
c. aan wie op andere grond ontslag wordt verleend dan het ontslag ingevolge artikel 1, onderdeel g.

§ 2. Uitkering en eenmalige geldsom bij vervroegd vrijwillige uitstroom

Artikel 4

  1. De gerechtigde heeft, met ingang van de dag waarop diens ontslag ingaat tot aan de dag waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, naast zijn pensioen conform artikel 12 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, maandelijks recht op een uitkering die wordt berekend als de som van:
    a. een bedrag gelijk aan het ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering;
    b. de premie, bedoeld in artikel 26 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, die de gerechtigde verschuldigd is over:
    1°. diens pensioen, vermeerderd met de uitkering bedoeld in onderdeel a; en
    2°. de reeds opgebouwde duurtetoeslag zoals bedoeld in artikel III, tweede lid, van de Landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening Leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943, indien de werknemer recht hierop heeft;
    c. de premie, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezen verzekering die de gerechtigde verschuldigd is over:
    1°. diens pensioen, vermeerderd met de uitkering bedoeld in onderdeel a; en
    2°. de reeds opgebouwde duurtetoeslag zoals bedoeld in artikel III, tweede lid, van de Landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening Leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943, indien de werknemer recht hierop heeft; en
    d. een percentage van het pensioen vermeerderd met de uitkering, bedoeld in onderdeel a, van de gerechtigde.
  2. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt berekend als het verschil tussen enerzijds het percentage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Landsbesluit vaststelling premie, premie-inkomensgrenzen, eigen bijdrage en toeslag basisverzekering ziektekosten en premie ziekteverzekering en anderzijds het percentage in artikel 2, tweede lid, van dat landsbesluit.
  3. Indien het ouderdomspensioen, bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, wordt toegekend met ingang van een moment dat ligt voorafgaande aan de dag waarop de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, blijft het eerste lid buiten toepassing onderscheidenlijk vervalt het recht op de in dat lid bedoelde uitkering met ingang van het moment waarop het betreffende ouderdomspensioen wordt toegekend.
  4. Voor zover de gerechtigde op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, inkomsten uit onderneming of arbeid heeft als bedoeld in artikel 6 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 , wordt het bedrag van de uitkering verminderd met die inkomsten.
  5. De betaling van de uitkering geschiedt in maandelijkse termijnen. De invorderbare termijnen van een toegekende uitkering die gedurende twee achtereenvolgende jaren niet zijn geïnd, worden niet meer betaald.
  6. Met de uitvoering van dit artikel is belast het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao. Aangaande de uitvoering door het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao, gaan het bevoegd gezag en het bestuur van het fonds een uitvoeringsovereenkomst aan betreffende in ieder geval:
    a. de uitvoering;
    b. de periodieke afdracht door het bevoegd gezag aan het fonds van de geldmiddelen voor de uitbetaling door het fonds van de uitkeringen bedoeld in de voorgaande leden van dit artikel;
    c. de gevolgen van de niet tijdige afdracht door het bevoegd gezag van de geldmiddelen voor de uitbetaling van de uitkeringen aan het fonds;
    d. de door het bevoegd gezag aan het fonds uit te betalen vergoeding voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5

  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4, derde lid, eindigt het recht op de maandelijkse uitkering met ingang van:
    a. de dag, waarop de gerechtigde de leeftijd van 65 jaar bereikt, of
    b. de maand, volgende op die waarop de gerechtigde is overleden.
  2. Indien langer uitkering is betaald dan overeenstemt met het eerste lid, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.
  3. De betaling van teruggevorderde bedragen geschiedt binnen de termijnen die het bevoegd gezag, de commissie gehoord, vaststelt.
  4. De gerechtigde, wiens ontslag is ingegaan, wordt niet meer als ambtenaar benoemd of aangesteld, noch in dienst genomen van het bevoegd gezag of van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, noch wordt met hem een overeenkomst aangegaan tot het verrichten van diensten met een instelling die geheel of gedeeltelijk uit ’s Landskas wordt bekostigd.

Artikel 6

  1. De gerechtigde heeft met ingang van de dag waarop diens ontslag ingaat recht op een eenmalige geldsom.
  2. De eenmalige geldsom wordt op basis van de leeftijd van de gerechtigde per datum van het ontslag, op de volgende brutobedragen bepaald:
    – 60 jaar NAf 60.000;
    – 61 jaar NAf 55.000;
    – 62 jaar NAf 50.000;
    – 63 jaar NAf 45.000;
    – 64 jaar NAf 40.000;
    op basis van een ambtsperiode van ten minste 30 jaren.
  3. Bij toepassing van artikel 11, eerste lid, van deze landsverordening behoudt de gerechtigde het recht op het bedrag van de eenmalige geldsom die hij uitgekeerd zou krijgen indien zijn ontslag wordt verleend conform zijn verzoek.
  4. Bij een ambtsperiode van minder dan 30 jaar wordt het bedrag vermeld in het tweede lid vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de noemer 30 is en de teller de volle ambtsperiode vóór de ontslagdatum.
  5. De eenmalige geldsom wordt uitbetaald door het bevoegd gezag in de laatste week van de eerstvolgende maand na die van het ontslag van de gerechtigde en wordt in Nederlands-Antilliaanse guldens gestort op een door de gerechtigde aan te geven rekening bij een hier te lande gevestigde financiële instelling.

§ 3. De commissie vervroegd vrijwillige uitstroom

Artikel 7

  1. Er is een commissie vervroegd vrijwillige uitstroom.
  2. De commissie heeft tot taak:
    a. het coördineren van het traject voor vervroegd vrijwillige uitstroom;
    b. het bevoegd gezag te adviseren omtrent het ingekomen verzoek van degenen die te kennen hebben gegeven het dienstverband vrijwillig te willen beëindigen onder toekenning van de uitkering en eenmalige geldsom voor vervroegd vrijwillige uitstroom.

Artikel 8

  1. De commissie telt drie leden:
    a. de directeur Beleidsorganisatie Human Resources en Organisatie of diens vertegenwoordiger, tevens voorzitter;
    b. de Sector Directeur Financieel beleid en Begrotingsbeheer of diens vertegenwoordiger bij belet of als het hem zelf aangaat;
    c. de Secretaris-generaal van het desbetreffende ministerie, degene die belast is met de leiding bij het Staatsorgaan, of een bestuurslid van het schoolbestuur, waar de werknemer werkzaam is of diens vertegenwoordiger bij belet of als het hem zelf aangaat.
  2. De direct leidinggevende van de werknemer verschaft de relevante informatie en treedt op als adviseur gedurende de behandeling van het verzoek van de werknemer.
  3. Indien de direct leidinggevende van de werknemer lid is van de commissie, treedt zijn vervanger op als adviseur, bedoeld in het tweede lid.
  4. Het advies van de commissie komt tot stand bij meerderheid van stemmen.

§ 4. Verzoek vervroegd vrijwillige uitstroom

Artikel 9

  1. De werknemer dient een verzoek tot ontslag in, door het invullen en ondertekenen van het aanvraagformulier, opgenomen als bijlage bij deze landsverordening, en dient dit in bij de voorzitter van de commissie gedurende een bij landsbesluit vastgesteld termijn.
  2. Na ontvangst van het verzoek stelt de voorzitter van de commissie daarvan onmiddellijk in kennis:
    a. de Secretaris-generaal van het betreffende ministerie; of
    b. degene die belast is met de leiding bij het Staatsorgaan waar de werknemer werkzaam is; of
    c. het bestuur van het schoolbestuur waar de werknemer werkzaam is.
  3. De commissie biedt haar advies binnen zes weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, aan het bevoegd gezag.
  4. Het bevoegd gezag gaat niet over tot een gemotiveerde beslissing van het verzoek tot ontslag onder toekenning van de uitkering en eenmalige geldsom, dan nadat het advies van de commissie is verkregen. Deze beslissing wordt binnen twee weken aan de werknemer bekendgemaakt door tussenkomst van diens direct leidinggevende.
  5. Het ontslag wordt binnen drie weken na de beslissing van het bevoegd gezag bij landsbesluit, verleend. Deze termijn kan met ten hoogste twee weken worden verlengd.
  6. (vervallen).

Artikel 10

  1. De commissie zendt binnen zeven werkdagen na de datum van haar advies, door tussenkomst van diens direct leidinggevende een kennisgeving naar de werknemer. Deze kennisgeving bevat een verwijzing naar artikel 9, eerste lid, en vermeldt voorts:
    a. de datum van het advies van de commissie;
    b. de naam en geboortedatum van de werknemer en;
    c. indien een positief advies de datum van ingang van het ontslag van de gerechtigde.
  2. De commissie zal zoveel mogelijk rekening houden met de voorgestelde datum van ontslag van de gerechtigde. De commissie zal, indien de datum van het ontslag naar haar oordeel de continuïteit van een behoorlijke dienstverlening door de organisatorische eenheid waar de gerechtigde werkzaam is, onevenredig zou schaden, en dit nadelige kwalitatieve of kwantitatieve gevolgen voor de bezetting van de dienst zou hebben in overeenstemming met de gerechtigde, de ingangsdatum van het ontslag op een later tijdstip bepalen dan in het verzoek is gedaan.

§ 5. Ontslag

Artikel 11

  1. In overleg met de gerechtigde onder groep 1 wordt ontslag om dringende redenen van openbaar belang niet verleend met ingang van een dag, vroeger dan één maand of later dan drie maanden na die dag waarop het verzoek om ontslag is ingekomen. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 98, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht, wordt het ontslag, niet later dan 1 augustus 2022 dan wel aan het einde van het lopend schooljaar voor de werknemer werkzaam in het onderwijs, verleend.
  2. Voor wat betreft de gerechtigde onder groep 2 wordt ontslag verleend bij het bereiken van de 60 jarige leeftijd of een datum in dat jaar dan wel aan het einde van het lopend schooljaar.
  3. Is een strafvervolging tegen de werknemer aanhangig of wordt overwogen hem in aanmerking te laten komen voor een disciplinaire straf, dan wordt het nemen van een beslissing op het verzoek om ontslag aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.

§ 6. Bezwaar

Artikel 12

  1. Tegen het besluit van het bevoegd gezag, kan de werknemer, bedoeld in artikel 1 onderdeel i, binnen 30 dagen na ontvangst daarvan in bezwaar gaan bij het Gerecht in Ambtenarenzaken conform artikel 35 Regeling ambtenarenrechtspraak.
  2. Artikel 35 en verder van de Regeling ambtenarenrechtspraak is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die geen ambtenaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, sub 1º, is.

§ 7. Slot- en strafbepalingen

Artikel 13

Bij landsbesluit kunnen andere organen en instanties, wiens personeel overheidsdienaar is of als zodanig is aangewezen conform de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, op diens verzoek worden aangewezen, waarop deze landsverordening van overeenkomstige toepassing wordt verklaard en tevens de wijze van bekostiging.

Artikel 14

  1.  Deze landsverordening is van toepassing op het personeel in dienst van de griffie van de Staten, met dien verstande dat:
    a. het bevoegd gezag hierbij de Commissie voor huishoudelijke aangelegenheden van de Staten is;
    b. de Commissie voor huishoudelijke aangelegenheden van de Staten stelt een commissie vervroegd vrijwillige uitstroom in;
    c. de commissie vervroegd vrijwillige uitstroom, het personeel genoemd in het eerste lid, in kennis stelt van diens advies door tussenkomst van de Commissie voor huishoudelijke aangelegenheden van de Staten;
    d. het ontslag op grond van Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht Staten wordt verleend.
  2. De uitkering en eenmalige geldsom, aan het personeel in dienst van de griffie van de Staten, worden ten laste van de begroting van de Staten bekostigd.

Artikel 15

Aan artikel IV van de Landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1943, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

7. Dit artikel is niet van toepassing op degene aan wie ontslag is verleend onder toekenning van de uitkering en eenmalige geldsom krachtens de Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom.

Artikel 16

  1. De gerechtigde is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk mededeling te doen van alle hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op de uitkering of de eenmalige geldsom dan wel op de hoogte daarvan.
  2. Het bevoegd gezag is bevoegd van de gerechtigde die aan de bij of op grond van deze landsverordening gegeven regels rechten ontleent of aan wie door die regels verplichtingen worden opgelegd, van de Inspecteur der Belastingen en van de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank de inlichtingen te vorderen die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van de betreffende rechten en verplichtingen. Een vordering geschiedt schriftelijk.
  3. Van de gerechtigde en de instellingen, bedoeld in het tweede lid, is het bevoegd gezag tevens bevoegd de inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover de kennisneming van de inhoud daarvan redelijkerwijs nodig is voor een beoordeling van de rechten en verplichtingen, bedoeld in die leden.
  4. Het bevoegd gezag is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden waar de gegevens en bescheiden zich bevinden, is het bevoegd gezag bevoegd deze voor dat doel voor korte tijd mee te nemen, tegen een door het bevoegd gezag af te geven schriftelijk bewijs van ontvangst.
  5. Het bevoegd gezag kan één of meer leden van de commissie machtigen om de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, uit te oefenen.
  6. De leden, bedoeld in het vijfde lid, dragen bij de uitoefening van hun bevoegdheid een legitimatiebewijs, alsmede de machtiging of een kopie daarvan bij zich. Zij tonen deze desgevraagd aanstonds.

Artikel 17

  1. De gerechtigde is verplicht aan het bevoegd gezag alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen ter uitoefening van haar bevoegdheden.
  2. De gerechtigde die uit hoofde van een wettelijk voorschrift verplicht is tot geheimhouding, kan het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit diens geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 18

  1. De gerechtigde die niet voldoet aan het bepaalde in de artikelen 16 en 17, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand, een geldboete van de tweede categorie of beide straffen.
  2. De gerechtigde die ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 een inlichting verstrekt waarvan de onjuistheid hem bekend is, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand, een geldboete van de tweede categorie of beide straffen.
  3. De gerechtigde die ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 een onjuiste inlichting verstrekt met het oogmerk het bevoegd gezag, dan wel het personeel dat namens deze met de uitvoering van deze landsverordening is belast, te bewegen tot een handeling die door de genoemden zonder die inlichting niet zou zijn verricht, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, een geldboete van de derde categorie, of met beide straffen.
  4. De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen, het in het derde lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

Artikel 19

Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom”.

Artikel 20

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking.

Bijlage behorende bij artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom

Naar boven